Menu

Premium

Preekschets 1 Petrus 3:8 – zondag van de zomer

… heb elkaar lief als broeders en zusters

1 Petrus 3:8

  • Schriftlezingen: Psalm 133 en 1 Petrus 3:8-12

  • Thema: vreemdelingschap

Zie ook

Preekschets bij 1 Petrus 1:22

Thema

Voor Postille 2009-2010 heb ik schetsen over 1 Petrus 1:1 en 1 Petrus 2:11 geschreven, voor de vijfentwintigste en de zesentwintigste zondag na Pinksteren, de laatste twee zondagen van het kerkelijk jaar. In beide bijdragen gaat het over vreemdelingschap, een thema dat past bij het karakter van die zondagen, waarop eschatologische stof voor de prediking voor de hand ligt.
Vreemdelingschap heeft echter niet alleen betrekking op het toekomstgerichte karakter van de christelijke levenshouding. Het begrip heeft ook een andere connotatie, zeker in de eerste brief van Petrus: vreemdelingschap is aanduiding voor de bedreigde positie van de christenen in de toenmalige samenleving. In die context moeten ze zich van ‘de wereld’ onderscheiden. In deze schets wil ik daar nader bij stilstaan.

Uitleg

In de vorige schets kwam het begrip philadelphia (‘broederliefde’) in 1 Petrus (1:22, 3:8, vgl. 2:17) ter sprake. Hier moeten drie opmerkingen bij gemaakt worden.

1.In de eerste plaats heeft het begrip ‘broeder’ zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament (respectievelijk ach en adelphos) niet alleen betrekking op verwantschap in biologische, lichamelijke maar ook in overdrachtelijke, geestelijke zin. In het Oude Testament kan het ook voor volksgenoot, naaste gebruikt worden. In het Nieuwe Testament komt bij de overdrachtelijke, geestelijke betekenis naar voren dat de broederschap verankerd is in de gemeenschap met Jezus Christus (Matteüs 23:8, Marcus 3:33-35, vgl. Lucas 22:32, Johannes 20:17).

2 .In de tweede plaats iets over het unieke karakter van het begrip broederliefde. G.W. Marchal: ‘Hoewel deze ‘broederlijke aanduiding’ ook buiten de kring van Israël, het jodendom en de gemeente van Christus gebruikt werd, is het opvallend dat verwante termen als broederliefde (philadelphia; zie Romeinen 12:10; 1 Tessalonicenzen 4:9; Hebreeën 13:1; 1 Petrus 1: 22; 2 Petrus 1:7) en het adjectief philadelphos (1 Petrus 3:8) tot dusver niet gevonden zijn in buitenbijbelse teksten uit die tijd, althans niet in overdrachtelijke zin.’

3. In de derde plaats: de schrijver van 1 Petrus roept in 1:22 op tot ongeveinsde broederliefde (NV). Hij benoemt dus het gevaar van huichelarij. Hij is niet de enige nieuwtestamentische auteur die dat doet, zo blijkt uit Romeinen 12:9, 2 Korintiërs 6:6, 1 Timoteüs 1:5, 2 Timoteüs 1:5 en Jacobus 3:17. Norbert Brox concludeert: ‘Die frühe Kirche muss es schon oft genug mit lauen oder raffinierten Simulanten zu tun gehabt haben.’

4. In de vierde plaats: de oudste christelijke gemeente werd dikwijls een philadelphia genoemd, aldus J. van Oort. Hij benadrukt dat deze broederschap vaak door de zusters belichaamd werd. Voor zowel de periode van het Nieuwe Testament als de tijd daarna staat vast dat een belangrijk deel van de christelijke gemeente, wellicht zelfs het hoogste percentage, uit vrouwen bestond. Zeker heeft het weten dat in Christus noch man noch vrouw is (Galaten 3:28), daarbij een bevrijdende rol gespeeld. Ook de Romeinse advocaat en staatsman Plinius (62–circa 113) legt de nadruk op de praktijk van het utriusque sexus (‘beiderlei sekse’) in de christelijke gemeente. Het duidelijkst wordt de positie van de vrouwen uit de overheidsmaatregelen uit de perioden van de vervolgingen. Niet alleen werden vrouwen zelfstandig ter verantwoording geroepen, ook is het aantal vrouwennamen in de berichten dienaangaande opvallend. In dit verband nog: de NBV vertaalt ‘broeders’ op veel plaatsen inclusief, met ‘broeders en zusters’. Daar is in het licht van Galaten 3:28 veel voor te zeggen.

De schrijver van 1 Petrus sluit zijn epistel af met de oproep om elkaar met een kus te groeten, als teken van onderlinge liefde (5:14). In vier van zijn brieven doet zijn collega Paulus de oproep om elkaar als christenen te groeten met de heilige kus. Rianne Voogd, die er een proefschrift aan wijdde, laat weten: ‘Paulus maakt gebruik van ‘familiemetaforiek’. Gemeenteleden noemt hij broeders en zusters, en woorden die gewoonlijk alleen in familiale sfeer gebruikt worden, zet Paulus in voor de vroegchristelijke gemeenschap. (…) Zeker uit de eerste Korinthebrief zou je kunnen opmaken dat mensen met verschillende maatschappelijke status binnen die vroegchristelijke gemeenschap als gelijken in Christus konden participeren.’

Aanwijzingen voor de prediking

De prediker zou kunnen aansluiten bij de wijze waarop ‘broederschap’ vanuit de idealen van de Franse Revolutie met de motto’s van vrijheid, gelijkheid en broederschap is ingekleurd.
‘Alle Menschen werden Brüder’, schreef Friedrich von Schiller in Ode an die Freude (1785 / 1803). Het lied werd bekend als onderdeel van de koorfinale van de Negende Symfonie van Ludwig von Beethoven (1823). In 1985 werd het tot volkslied van de Europese Unie verklaard.
De prediker kan ook een aanknopingspunt vinden in het boekje Broederschap (2015) van de sociaaldemocratische politicus Frans Timmermans. De vicevoorzitter van de Europese Commissie voert daarin een ‘pleidooi voor verbondenheid’, zoals de ondertitel luidt.

In dat licht moet gesteld worden dat broederschap in 1 Petrus een andere, diepere klank heeft. Die wordt niet bepaald door seculiere idealen, hoe waardevol die ook mogen zijn. Zij wordt gekenmerkt door gemeenschap met Jezus Christus. Door Hem zijn gelovigen ‘kinderen van één Vader’ en daarmee broeders en zusters van elkaar. De prediker kan wijzen op het vooral in gereformeerde kring nog voorkomende gebruik om elkaar ‘zuster’ en ‘broeder’ te noemen. Het verdient aanbeveling om in dit verband een opmerking te maken over inclusief taalgebruik. Dat zou kunnen aan de hand van de zinsnede ‘dat wij Gods zonen zijn’ (LB Gezang 477:2), die veranderd is in ‘dat wij Gods kinderen zijn’ (NLB Lied 675:2).

Zoals in elk gezin het geval is, zo gaat het ook in de familia Dei wel eens anders dan men zou wensen. De prediker doet er goed aan dat te benoemen. Hij of zij zou dat kunnen doen naar aanleiding van het adjectief ‘ongeveinsde’ bij broederliefde.

Een journalist die Voogd interviewde, vroeg haar: ‘Zouden we het groeten met de heilige kus opnieuw moeten invoeren in de christelijke gemeenten?’ Hij laat weten: ‘Hoewel ze gehoord heeft dat het in evangelische kringen in de Verenigde Staten wel gebeurt, is Voogd hierin resoluut. “Dat hoeft absoluut niet. Ik heb historisch onderzoek gedaan, waaruit blijkt hoe het er toen aan toeging. Daar kun je van leren, maar je mag de resultaten niet een-op-een naar onze tijd overzetten. We leven in een heel andere tijd, in een heel andere context en bovendien in een heel andere cultuur.” ‘

Liturgisch kader

Liederen:
Psalm 133;
NLB 969; NLB 838; NLB 970; NLB 973; NLB 974; NLB 975; NLB 976.

LB 307; LB 308, LB 481.

Bij 1 Petrus 2:18-25, te lezen als genadeverkondiging en gebod van God:
LB Gezang 105 / NLB Lied 651; LB Gezang 182 /NLB Lied 575; LB Gezang 181, 188, 179:5 of 191.

Geraadpleegd

  • Norbert Brox, Der erste Petrusbrief, Zürich, Einsiedeln, Köln – Neukirchen-Vluyn 1979.

  • Noordegraaf e.a. (red.), Woordenboek voor bijbellezers, Zoetermeer 2005.

  • Rianne Voogd, De heilige kus. Paulus’ oproep tot de groet met de heilige kus, Vught 2016.

  • J.D.Th. Wassenaar, Vreemdelingschap. Historische en hedendaagse stemmen uit kerk en theologie, Zoetermeer 2014, 18-53.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken