Menu

Premium

Preekschets Joël 2:1

De negende zondag van de zomer

‘Blaas de ramshoorn op de Sion, blaas alarm op mijn heilige berg!’

Schriftlezing: Joël 1,2-2,2b

Bij deze zondag

Wij mensen uit de schaduwen van de gematigde zone beleven de zomer heel anders dan de bewoners van het Midden-Oosten. Daar is de zomer een tijd van hitte en droogte, de zon een potentiële vijand. Als de verdorring uit de hand loopt en onomkeerbaar lijkt, zie je Gods zegen verdampen en ga je twijfelen aan zijn goede zorgen.

Introductie

Joël kreeg een boodschap van God voor Juda en Jeruzalem in een bepaalde situatie. Hij vond wat hij door moest geven aan Juda en Jeruzalem ook belangrijk voor volgende generaties van Gods volk. Daarom zorgde hij voor vastlegging in een boek. Joël is een ‘schriftprofeet’: hij is ervoor gaan zitten om de boodschap die hij doorgekregen had zorgvuldig op te schrijven. De samenstellers van het twaalfprofetenboek hebben dit belang onderkend, en via hen is het boekje in de canon van het Oude Testament opgenomen. Nu reist het sprekend met ons mee tot het eind van de tijd.

Petrus’ gezegende greep naar Joël 3 voor de duiding en profetische verankering van wat er gebeurde op de pinksterdag (Hand. 2), kan ons in de dubbele verzoeking brengen èn het boekje Joël achteraf puur binnen dat raam te lezen, èn te vergeten dat Joël meer is dan hoofdstuk 3. Het lijkt me zinnig de profeet juist aan het woord te laten in zijn eigen context, met zijn eigen verhaal, op zijn eigen plaats in de geschiedenis en in de canon, en met zijn eigen blikrichting vanuit het Jeruzalem in de Assyrische periode naar de tijd die hij zag aankomen.

In drie preekschetsen (zie ook: deel 2, deel 3) wil ik een doorsnee bieden van de boodschap van het boekje Joël. Voor een serie van drie preken.

Uitleg

Joël maakt in 1,2-2,2b duidelijk hoe het woord dat Jhwh via hem tot Juda sprak, in een rampzalige situatie landt. De akkers, de boomgaarden en de weiden in Juda, maar ook het niet in cultuur gebrachte land, liggen er uitgeput bij door herhaalde kaalslag en daarmee gepaard gaande uitdroging.

Ik denk dat deze situatie vooral veroorzaakt is door de continue behoefte aan voedsel bij de Assyrische troepen die Samaria na een beleg van wel vier jaar konden innemen (725-722 v.Chr.). Maar dat speelt hier nog geen rol (pas in 2,20 onthult Joël de veroorzaker van de ramp). Alle nadruk ligt op de dodelijke droogte. Met als dieptepunt dat zelfs de offers voor Jhwh, toch het absolute einde van de ‘voedselketen’, niet meer compleet zijn, niet meer gebracht kunnen worden volgens de regels van de tora. Vandaar dat Joël ook de priesters aanspreekt en hun zelfs aanmoedigt het initiatief te nemen om deze nood bij God te leggen.

In deze inleiding kiest Joël de hartstochtelijke toon van de klacht. Hij is zelf een zwaar getroffen dienaar van Jhwh (1,6.7.13: ‘mijn land’, ‘mijn wijnstok’, ‘mijn vijgenboom’; ‘mijn God’). Hij spreekt de oudsten (1,2-4), de wijnliefhebbers (1,5), zijn collega-boeren (1,8-12) en de priesters (1,13-14) aan. In 1,15-20 komt de hartstocht van Joël persoonlijk tot uiting in zijn smeekgebed van 19-20.

Het eerste citaat van Jhwh in de tekst komt als Gods reactie op Joëls smeekgebed: ‘Blaas de ramshoorn op de Sion, blaas alarm op mijn heilige berg!’ Jhwh wil zijn mensen zien. De ramshoorn roept de mensen naar zijn huis, ‘mijn heilige berg’. God dringt aan. Laat ze zich maar melden voor een officiële ontmoeting. God positioneert zichzelf en zijn woning met nadruk tussen zijn volk. ‘Hier ben ik! – weten jullie nog?’

Joël suggereert in 1,2-2,2b dat Jhwh door de uitputting van het land en de hortende voedselvoorziening de mensen van Juda zijn ongenoegen wil laten blijken. Drie aanwijzingen:

  • De formulering van 1,2-4 roept de sfeer op van de sprinkhanenplaag die Egypte trof bij de uittocht (vgl. Ex.10,3-6.12-15). Waarom krijgt Juda zo’n behandeling?

  • Het wegvallen van de plengoffers met wijn en de spijsoffers met graan (1,9.13) bij de dagelijkse offers (zie Ex.29,38-46) wakkert subtiel de suggestie aan dat Jhwh niet zo gelukkig is met zijn volk.

  • 1,8 schetst een meisje dat al wel bestemd is voor een man maar hem al kwijt raakt voordat het tot een huwelijk kon komen (Van Leeuwen). Met deze verbondstaal brengt Joël in beeld hoe volgens hem de verbintenis tussen Jhwh en zijn volk onder druk staat.

In deze schets laat ik Joëls verwijzing naar de ‘Dag van Jhwh’ (1,15) liggen. Ook daarmee roept hij de dreigende gedachte op dat God afstand neemt van Juda. In de tweede schets daarover meer.

Aanwijzingen voor de prediking

De ingang voor een preek zou ik kiezen bij de vraag: kan mijn vertrouwen op Gods goede zorgen tegen een ramp die mijn leven compleet onderuit haalt? Blijf ik hopen op God als mijn geliefden sterven, mijn huis instort, mijn lijf mijn vijand wordt? Wat doet dat met mijn geloof? Hoeveel duisternis kan mijn geloof hebben?

De suggestiviteit van Joëls tekst maakt ook ruimte voor de vraag: heeft mijn geloof ook oor voor een eventueel protest van God tegen een foute praktijk in mijn leven? Acht ik het mogelijk dat God geen prijs stelt op mijn offer en mijn gebed voor kennisgeving aanneemt omdat hij iets mist?

De verrassing van de tekst is dat Joël zijn getroffen tijdgenoten toch naar God stuurt. Namens God zelf! Laat alle getroffenen zich melden op de stoep van Gods huis, bij zijn voordeur, met de priesters voorop. Want in Jeruzalem staat de tempel, en in de tempel is God dichtbij. Hij woont bij zijn mensen, en je kunt gewoon naar hem toe met je vragen. Zie 1Koningen 8,33-39.

Daar zit voor ons gelovigen van na Christus de ingang: Jhwh is met zijn genade en met zijn vrede dichterbij dan de grootste ellende. Hij heeft ons door Jezus Christus aan zijn rechterhand heel dichtbij gehaald. Hij is door zijn Geest in ons zo dichtbij ons gekomen dat hij zelfs onze gedachten en onze gevoelens kan verstaan. Vluchten hoeft niet, zoeken hoeft niet. In alle urgentie samen of alleen bij God aankloppen – daar begint de genezing.

Liturgische aanwijzingen

  • Voor een extra oudtestamentische schriftlezing: Psalm 48 (waarin God en zijn tempel uiteindelijk vrijwel samenvallen). Een passage uit het gebed van Salomo bij de inwijding van de tempel, 1Koningen 8,22-53 (bijv. 35-41) // 2 Kronieken 6,12-42 (bijv. 26-31).

  • Voor een nieuwtestamentische schriftlezing een selectie uit Romeinen 8.

  • Hoeveel duisternis kan mijn geloof hebben? Psalm 42; Psalm 43.

  • Als God protesteert tegen scheefgroei in je leven, of in je geloof: Psalm 50; Psalm 51

  • In alle urgentie aankloppen bij God-dichtbij-ons. Psalm 16; Psalm 130; het lied ‘Ontsluit, o Heer, voor U ons hart’.

  • God-altijd-dichtbij: het lied ‘Op bergen en in dalen’.

Geraadpleegde literatuur

  • Het Joël-commentaar van C. van Leeuwen uit de serie ‘De Prediking van het Oude Testament’ (Nijkerk: Callenbach, 1993).

  • Mijn artikel ‘Joël stuurt Gods woord door. De vastlegging van zijn profetie voor latere generaties’, in: Pieter Niemeijer & Hans de Wolf (red.), Oog voor eigenheid. Genre als blikrichting voor bijbellezers (TU-bezinningsreeks, 17), Barneveld: Vuurbaak, 2015, 167-181.

  • De pastoraal-exegetische notities bij Joël van J. Westerink, Joël & Amos. Profeten van het recht van God (Telos, 242), Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1990, 9-39.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken