Menu

Premium

Preekschets Johannes 11:40

Jezus zei tegen haar: Heb Ik u niet gezegd dat u, als u gelooft, de heerlijkheid van God zult zien?

Johannes 11:40 (HSV)

Lezen: Johannes 11:1-46
Thema: De heerlijkheid van God zien
Verdeling in punten: 1. bij het graf van Lazarus, 2. op dit tijdstip, 3. door het geloof.

Het eigene van deze zondag

Na Pasen kan aandacht worden besteed aan het heil dat Christus uitdeelt vanuit Zijn heerlijkheid als de Opgestane

Uitleg

We hebben geen gebrek aan commentaren over het evangelie naar Johannes. Heilzaam is wel woordstudie te verrichten naar ‘de heerlijkheid van God’ in het OT en in het NT.

Inleidend

Waarom moet je soms zo lang wachten, voordat God laat weten wie Hij is en wat Hij doet? In kritieke situaties denk je eerder geholpen te moeten worden. Martha en anderen moeten leren (geloven) dat er belangrijker, heilzamer dingen zijn. Wie spreekt bij een graf over de heerlijkheid van God?

Op weg naar de verkondiging

In Johannes 11 staan twee alleenstaande zussen bij het graf van hun broer, die ook rond de dertig jaar was, evenals hun vriend Jezus. Zij hebben Hem laten weten dat Lazarus ernstig ziek is, met het verzoek spoedig te komen. Jezus houdt zich dagen aaneen op in het buitenland, en onderwijst Zijn discipelen dat het niet gaat om een ziek of overleden mens, maar in die situatie juist om de verheerlijking van God. Niet de dood van een mens staat centraal, maar wie God is en wat Hij beoogt. Tenslotte zegt Jezus tegen Zijn leerlingen dat zij naar Judea gaan, waarop zij menen: ‘dat wordt Zijn dood en ook de onze, vanwege de haat daar tegen Hem.’ Pasen is inmiddels in zicht! Jezus komt uiteindelijk bij de twee zusters, die in diepe rouw zijn. Beiden zijn ervan overtuigd dat als Jezus hier geweest was, alles anders was geweest. Hij verdedigt zich niet tegen dit verwijt, maar spreekt alleen over God en over de verheerlijking van Hem.

Velen vinden dat men bij een graf vooral moet spreken over de overleden mens. Wie denkt dan aan de verheerlijking van God? Jezus laat weten: ere zij God! Martha, zo spreekt de Levende haar toe: ‘heb Ik het u niet gezegd, dat als u gelooft, u de heerlijkheid van God zult zien? Kijk niet naar een gestorven en begraven broer, zie omhoog. Ik ben toch de Opstanding en het Leven. Geloof je dit?’ Martha belijdt: ‘ja, Here’. Jezus vraagt haar dan Martha: ‘waar is je oog op gericht?’

Nog wel op dit tijdstip spreekt Jezus dit heilzaam woord uit. ‘Als Ik vier dagen geleden hier was, zou dan de heerlijkheid van God zichtbaar worden?’ Het dochtertje van Jaïrus heeft Hij opgewekt, de Levende komt al dichterbij de dode tegemoet en geeft zo de weduwe te Naïn haar zoon, op weg naar het graf, terug. Zo verwoordt ds. Troost dit treffend in een lied. Maar hier is de ontbinding al ingetreden. Uitgerekend dan spreekt Jezus over God en over Zijn heerlijkheid. Te midden van de ontreddering (een jonge man in een graf) en zo velen die meehuilen met zijn zusters. Is er dan niet iets anders te zeggen? Jezus huilt wel mee, zo merken allen. Hij is verbolgen over wat de zonde teweegbrengt, zodat ook kinderen van God moeten sterven en begraven worden. In één woord verschrikkelijk! Jezus is zelf op weg naar het graf. Ikabood, de eer is weg, moet ook hier doorklinken.

Maar juist dan horen we de troostrijke woorden van de Borg en Middelaar: ‘heb Ik u niet gezegd…?’ Maria krijgt een seintje en komt met die haar omringen naar de plaats waar Jezus is. Met eenzelfde ‘verwijt’ als haar zus komt ze snel naar Hem toe. Jezus blijft bij zijn woord aan haar zus: u zult de heerlijkheid van God zien. In Johannes 5 en 17 wordt de heerlijkheid van de Vader en de Zoon met elkaar verbonden. Om dit aan het licht te brengen, roept Jezus, terwijl mensen Hem van het graf weg willen houden vanwege de doodslucht: ‘Lazarus, kom naar buiten’. Wat in Johannes 5 staat, wordt werkelijkheid: doden zullen horen de stem van de Zoon van God en zullen leven.

En Lazarus staat op, nog omwonden met doeken (banden van de dood, Psalm 116 en 118) moeten worden afgenomen, opdat voor iedereen duidelijk wordt wie de Zoon van God is en wat God doet. Hier blijkt reeds dat Jezus alle macht heeft! Zo zal straks het machtswoord klinken, als Jezus wederkomt. Nu al horen doden de stem van de Zoon van God en léven, door te luisteren naar Hem.

Indien u gelooft, want zonder geloof is het onmogelijk God te behagen en zonder geloof vaart niemand wel. Zonder geloof zie je de heerlijkheid van God niet. In het slot van Johannes 11 ontdekken we dat de omstanders stekeblind zijn. Hoewel ze met eigen ogen zien dat Lazarus opstaat en metterdaad van zijn doodskleed ontdaan wordt, geloven ze niet.

Zo wordt vervuld de profetie van Jesaja dat ze als blinden niet zien, niet geloven. Vlak voor Pasen horen we in principe het: ‘weg met Hem’. Van het graf van Lazarus loopt zo een lijn naar het graf van Jezus. Vanwege het verzet tegen God en Zijn Gezalfde geeft men God niet de eer die Hem toekomt. Je kunt niet zeggen dat Jezus hier Zijn eigen graf graaft, wel dat ongeloof brengt in de dood. Zo doodernstig is het. Aan het kruis hangend vraagt men Jezus om een wonder. Hier verricht Hij het grote wonder van de verrijzenis. En toch: ‘wie heeft onze prediking geloofd?’, vraagt Jesaja. Daarom is hier de klemmende boodschap: ‘heb Ik u niet gezegd dat u de heerlijkheid van God zult zien?’ ‘Martha, er is voor jou geen andere weg dan geloof? Zie je het niet, zie je Mij niet, zie je God niet, zie je Zijn heerlijkheid nu niet?’

En wij? ’Indien u gelooft’, zegt Jezus. Geloven doet zien, ongeloof is blind en maakt blind. Elk zicht op de heerlijkheid ontgaat ons dan. Alleen door het geloof ga je zien.

Jezus heeft gewacht om eerder naar Bethanië te gaan, opdat ze daar en dan en zo zijn heerlijkheid zouden zien. Jezus ziet omhoog en dankt de Vader, die Hem altijd hoort.

Martha dacht en komt tot de belijdenis voor haar broer: ’hij zal later opstaan’. En zo komt de heerlijkheid later. ‘Na de dood is het leven mij bereid, God neemt mij op in zijne heerlijkheid’, kunnen we zingen. Maar Jezus zegt: ‘nu, midden in het leven kun je Gods heerlijkheid zien en daarvan getuigen en nu al met Psalm 145 zingen van deze heerlijkheid’. Zo laat Hij zien, kort voordat Hij in Jeruzalem gekruisigd wordt en binnenkort opstaat uit de doden, wat op Pasen, op die werkelijk nieuwe morgen nog heerlijker openbaar komt: ‘Hij rees uit ’t graf door eigen kracht, want Hij is God, bekleed met macht.’

Bij de liturgie

In de liturgie passen psalmen 111, 145 en 68 (in Oude of Nieuwe Berijming) en LB 182.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken