Menu

Premium

Preekschets Openbaring 9:20

Openbaring 9:20

Palmarum

Maar de andere mensen, die deze plagen overleefden, keerden zich niet af van hun zelfgemaakte goden. Ze bleven die goden aanbidden en de beelden van goud, zilver, brons, steen en hout, die niet kunnen horen of zien en zich niet kunnen verroeren.

Schriftlezing: Openbaring 9:13-21

Het eigene van de zondag

Op deze zondag staat de intocht van Jezus in Jeruzalem dikwijls centraal. Traditioneel deden velen openbare belijdenis van het geloof op deze zondag. De lezing uit Openbaring kleurt het eigene van deze zondag met de vraag naar het geloof, dat ook een strovuur kan blijken te zijn. In het oordeel zal dit blijken. Deze zondag bepaalt een ieder bij de ernst van keuzes en beslissingen in het (geloofs)leven.

Uitleg

Het tweede wee toont een overweldigend beeld dat verschilt van het eerste wee. Het eerste wee bracht kwelling, het tweede dood. Voordat gekeken wordt naar de aspecten van het wee is het aan te bevelen het geheel op zich te laten inwerken. Het is beter om het visioen als geheel te laten inwerken dan trachten het hanteerbaar te maken door verregaande uitleg van details. Daardoor loopt het beeld de kans zijn overweldigend effect te verliezen. Tevens voorkomt dit dat snelle schakelingen in het beeld onoverkomelijk problematisch worden voor de uitlegger, bijvoorbeeld de verhouding tussen de vier engelen en de cavalerie. Enkele exegetische kwesties verdienen afzonderlijk aandacht.

Wiens stem klinkt uit de vier horens van het altaar wordt niet gezegd. Omdat de stem klinkt vanuit het altaar is te denken aan God zelf, die antwoordt op de gebeden van de heiligen (zie 8:3,4). Het zevende zegel en de zeven bazuinen zijn Gods reactie op deze gebeden: de grote dag van de toorn is aangebroken (6:16,17).

De vier engelen zijn boosaardige wezens, vandaar dat zij gebonden zijn: doodsengelen die een duivelse horde aanvoeren. Hun ontketening is afhankelijk van een decreet van God, hetgeen het passivum divinum aangeeft. Ook het exacte moment (vs. 15) is bepaald, waarmee Gods regie van het verloop der laatste dingen onderstreept wordt.

Het overweldigende karakter van dit tweede wee vertaalt zich in de omvang van de cavalerie. Johannes kan het aantal alleen maar horen en niet tellen. De dubbeltienduizendtallen van tienduizendtallen zijn in de praktijk ontelbaar. De aporie als gevolg van het aantal doet ieder antropocentrisch voortgangsoptimisme ineen vallen.

Het karakter van de dieren is wederom hybride, waarbij hun uitstraling geïntensiveerd wordt door de primaire kleuren – (vuur)rood, (hyacinth)blauw en (zwavelgeel – die zij dragen. Deze horde zal een derde deel van de mensen doden. Zonder dat het uitgesproken wordt, mogen we aannemen dat het mensen betreft die het zegel van God niet op hun voorhoofd hebben. De verzen 20 en 21 bevestigen deze zienswijze: het derde deel van de mensen had een overeenkomstige levensstijl als zij die de plagen overleefden.

Dit tweede wee maakt deel uit van Gods antwoord op de gebeden van de heiligen en is niet gericht op bekering. Wanneer de mens zich oriënteert op werken van eigen hand – dat wil zeggen: zichzelf tot maatstaf maakt – dan kan hij slechts uitkomen bij zelfvergoddelijking en afgoderij. De verzen 20 en 21 leggen het diepste wezen van de mens en zijn situatie zonder Christus bloot: de misleiding van de zonde.

Aanwijzingen voor de prediking

Zoals voor vele passages uit Openbaring geldt, laat zich het gedeelte vergelijken met bepaalde filmepossen: The Lord of the Rings, Harry Potter, Narnia. Deze kenmerken zich door de strijd tussen goed en kwaad en machten van duisternis die hun schaduw over het bestaan werpen. Met name de Tolkientrilogie kent de mythische proporties van Openbaring.

Dit gedeelte is als het ware een scène uit een filmscript. De hoorders kan geschetst worden hoe een en ander er zou uitzien en hoe het zou klinken. Het totaalbeeld staat voorop en daarbinnen zijn enkele details te benadrukken, bijvoorbeeld de primaire kleuren. De paarden verdienen eigen ruimte omdat zij uitgebreid beschreven worden: ze zijn hybride, waardoor ze krachtig, snel en dodelijk zijn. Als een tsunami rolt deze horde paarden met ruiters over de aarde: nietsontziend en vernietigend. Deze helse cavalerie is een vernietigingsmachine.

Na een schildering van het beeld kan de vraag gesteld worden of iemand de teugels in handen heeft. Blijkbaar wel, want hoe ontketend ze ook mogen zijn, ze doden een derde deel van de mensen, terwijl hun vermogen allesvernietigend is. Onder de andere mensen richten zij slechts onheil aan.

Op dit punt kan de onveranderlijkheid van de mens aan de orde worden gesteld met de wrange constatering van de tekst voor de preek. Hier zien we hoe de zonde mensen misleidt. Zelfs wanneer de hel in hun midden losbreekt om hun zonde, houden zij vast aan de gebruiken van de zonde. De macht van het duister werpt zijn schaduw alsmaar verder over het bestaan.

Hier kan een verbinding gelegd worden met onze tijd en wereld. Dood en verderf breiden zich uit over de aarde. En op een dusdanige schaal dat ons dit te boven gaat. Zoiets kan alleen in een film. Het is niet bedoeld om de verwachting te wekken dat dit letterlijk op het wereldtoneel te zien zou zijn. Het filmische en mythische karakter mag benadrukt worden. En juist zo wil het serieus genomen worden. De totaliteit van het beeld wil overrompelend zijn. Het is de bedoeling dat de hoorders er ondersteboven van zijn. De rol van de duisternis is nog niet uitgespeeld in de wereld.

Tegen de schijn van de onbeperkte macht van de duisternis in ziet een oplettende toeschouwer ook andere zaken. Deze zaken zijn het die gelovigen tot troost en bemoediging willen zijn. Want de strijd tussen goed en kwaad, tussen licht en duisternis is gestreden. De intocht van Jezus in Jeruzalem met als bestemming zijn verzoenend lijden en sterven kan aan de orde gesteld worden. Aan het begin van de goede en stille week mag helder zijn dat de machten van de duisternis een grens is gesteld.

Op dit punt kunnen de toehoorders appelerend aangesproken worden. Stimuleren zij in gedrag en houding het woeden van die machten? De (goede) vrijdag aan het eind van de goede en stille week wil in ieders leven plaatshebben. Al het verwerpelijke uit de tekst voor de preek schetst het beeld van hoe een mens van nature is. Elk aspect verdient aandacht zonder dat alles uitgewerkt hoeft te worden. Bij elk ervan hoort de vraag: geldt dit van mij? En dan gaat het erom dit te vertalen naar deze tijd. Voor de hand liggend zijn afgodsbeelden van allerlei soort, maar ook een van de immorele handelingen kan uitgewerkt worden. Een ethische toespitsing verbindt dit gedeelte uit Openbaring met de uiteindelijke bestemming van de intocht van Jezus in Jeruzalem. Een appel om van het kwade te wijken en het goede te doen, ligt in de navolging van de weg van Jezus Christus, die van de intocht naar Golgota leidde. Wie zich inlaat met de machten van de duisternis zal steeds minder licht in zijn bestaan hebben. Dan komen mensen terecht in een film die maar al te werkelijk is.

Liturgische aanwijzingen

Uit het Oude Testament zijn verschillende lezingen mogelijk waarin de onmacht van zelfgemaakte goden verwoord is: Deuteronomium 29:16; Jesaja 2; Habakuk 2:18-19; Zacharia 13; Daniël 5. Met het oog op het eigene van deze zondag kan uit het evangelie de intocht in Jeruzalem gekozen worden: Matteüs 21:1-11(17) (en parallellen).

Psalm 24 is een klassiek lied voor deze zondag, met name het tweede couplet kan in combinatie met de lezing uit Openbaring gezongen worden. Psalm 16:2 en 135:8, 9 refereren aan de afgoden van menselijke makelij. Gezang 86:6 en 396:3 passen ook bij dit thema.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken