Menu

Premium

Schaduw

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Wanneer wij iemand het goede gunnen, kan dat met de woorden: ‘Ik wens je veel zon in je leven toe.’ Een zonnig leven is een voorspoedig leven. Nooit zullen wij zeggen: ‘Ik hoop voor je, dat er veel schaduw over je zal komen.’ Bij ons, behalve op een snikhete zomerdag, heeft het begrip schaduw meestal een negatieve betekenis. Schaduw staat in die gevallen voor de donkere kant van het leven.

Bij de bijbelse mensen lag het ruwweg gezegd net andersom. Wanneer hij zijn medemens geluk toewenste, kon hij dat doen met het beeld van de schaduw. In die tijd, in dat klimaat kon de zonnehitte levensgevaarlijk zijn en gold de schaduw in het algemeen als een weldaad.

Grondtekst

Het Hebreeuwse woord tsel betekent eenduidig ‘schaduw’. Sommige vertalers kiezen bij een enkel vers voor de vertaling ‘bescherming’, dat wil zeggen, voor de metaforische betekenis van schaduw. Het woord komt 52x voor, met name in teksten uit de tijd van na de ballingschap. Het merendeel van de teksten met schaduw vinden we in dichterlijke taal en daar heeft het bijna steeds een overdrachtelijke betekenis. Dat beeld zien we bevestigd in de apocriefen.

In het Nieuwe Testament verschijnt skia, ‘schaduw’ (7x). De uitdrukkingskia thanatou, ‘schaduw van de dood’, in Matteüs 4:16 en Lucas 1:79, treffen we in de Septuaginta meervoudig aan als weergave van tsalmawèt (bijvoorbeeld in Ps. 23:4). Dit Hebreeuwse woord betekent zoiets als ‘grote duisternis’, maar de volksetymologie, door de Septuaginta overgenomen, leest er een samenstelling van ‘schaduw’ (tsel) en ‘dood’ (mawèt) in.

Letterlijk en concreet

a.Bij de bespreking van het woord hitte kwam de verzengende kracht van de zon al naar voren. Gedurende de zomer kunnen mens en dier het overdag, vooral tussen 11.00 en 14.00 uur, in de zon nauwelijks uithouden. De zon brandt, mat af en verschroeit. In dat klimaat is schaduw letterlijk van levensbelang. Schaduw beschermt en brengt verkwikking. Zonder schaduw valt het ‘s zomers zeker in de middag niet uit te houden. Vandaar dat de aanwezigheid van schaduw de bijbelse mens blij maakt en haar afwezigheid hem verontrust. Scherp komen beide kanten naar voren in het met ironie vervulde verhaal van Jona 4:5-8, waar de snelle groei en plotse verdorring van een bijzondere boom de tegenovergestelde gemoedsuitingen oproepen. De inde zon zwoegende knecht hunkert naar schaduw, waaronder hij op adem kan komen (Job 7:2).

b.De schaduw kan afkomstig zijn van verschillende voorwerpen: berg (Richt. 9:36); soekkah, hut (Jes. 4:6); dak of huis (Gen. 19:8); wolk (Jes. 25:5); rots (Jes. 32:2). Maar het meest voor de hand ligt natuurlijk de boom als brenger van schaduw. Zijn schaduw is aangenaam (tov, Hos. 4:13). De relatie tussen boom en schaduw legt de dichter van Job 40:17[22] door voor beide woorden dezelfde klinkers in het Hebreeuws te gebruiken. Het is niet toevallig dat in het oude Oosten de boom zo’n grote rol speelde, zoals ook uit tal van zogenaamde boom-verhalen in de bijbel naar voren komt. De boom geeft schaduw, dat is: hij bewaart het leven.

c.Meer dan eens spreekt de bijbel van avondschaduwen. Dat zijn langgerekte schaduwen die aan het einde van de dag verschijnen, als de zon laag aan de hemelboog staat. Zij duiden de tijd aan: spoedig is de dag ten einde (Jer. 6:4). Of ook Hooglied 4:6 – ‘de schaduwen vlieden’ – het einde van de dag bedoelt, is onzeker; evengoed kan het wijzen op het einde van de donkerte, de nacht.

Beeldspraak en symboliek

a.We zagen dat schaduw beschut tegen zon en hitte en dat zij in die zin het leven beschut. Uit die concrete inhoud ontwikkelen zich metaforische betekenissen. Schaduw groeit uit tot meer dan een donkere streep te midden van de fel schijnende zon.

b.Allereerst en het allermeest hanteren de bijbelschrijvers de schaduw om bescherming tot uitdrukking te brengen.

Mensen kunnen elkaar tot een schaduw zijn. Lot biedt zijn gasten bescherming, ‘de schaduw van zijn dak’, tegen de dreigende stedelingen (Gen. 19:8). Lot neemt het gastrecht ongekend serieus op, gezien het gegeven dat hij zijn dochters in plaats van de vreemdelingen prijsgeeft. In Hooglied 2:3 horen we het meisje zeggen, dat zij verlangt om te zitten in de schaduw van de appelboom met zijn zoete vrucht. De metafoor appelboom verwijst naar de jongen en de schaduw van de boom duidt de geborgenheid van haar geliefde.

Volkeren kunnen eveneens elkaars schaduw zijn. De heersers van Juda worden in een godsspraak opgeroepen de opgejaagde Moabieten als gasten toe te laten. Prachtig en krachtig brengt de spreker dit onder woorden: ‘Maak als de nacht uw schaduw op het midden van de middag’ (Jes. 16:3). Het midden van de middag is het heetste moment van de dag, niet om uit te houden. Zo is de situatie van de Moabieten. Die ‘hitte’ kan enkel bestreden worden door een zeer sterke schaduw, zo donker als de nacht; Juda zal als zodanig optreden. Dezelfde profeet haalt in 30:2-3 kritisch uit naar Israël, omdat het vanwege de Assyrische druk een schuilplaats zoekt in de schaduw van Egypte. Met woorden die eigen zijn aan de taal rond de cultus – toevlucht, bescherming, schuilen – laat hij weten dat men op de Heer moet vertrouwen in plaats van op Egypte. Hoe betrekkelijk de schaduw van volkeren is, laat de bloei en het verval van Assyrië zien (Ez. 6:17). De macht van dit volk wordt vergeleken met een hoge cederboom. In de schaduw van deze boom huisden alle volken, dat wil zeggen, zij zochten daar hun schuilplaats, zij vertrouwden op die boom. Maar dan komt er een houthakker die de boom omhakt. De hakker is symbool voor de tegenstander Babylonië, die de macht van Assyrië overneemt.

De beeldspraak van wonen in konings schaduw, treffen we meer dan eens aan in teksten uit het oude Oosten, inclusief de bijbel. Het beeld is politiek en maatschappelijk geladen. Het volk verlangt te schuilen in zijn schaduw, wat inhoudt dat het zich veilig en geborgen weet. Een koning die geen schaduw geeft, heeft zijn volk niets te bieden. Schitterend en onthutsend tegelijk laat de parabel van koning doornstruik dit zien (Richt. 9:15). Koning doornstruik belooft zijn onderdanen een schaduwrijke schuilplaats, maar dat zijn loze woorden, aangezien de doornstruik hoegenaamd geen schaduw afwerpt. Hoe teleurstellend moet het geweest zijn voorhet geteisterde volk Israël, toen bleek dat zijn koning (Sedekia of Jojachin), levensadem genoemd, geen schaduw meer bood te midden van de volken (Klaagl. 4:20; vgl. Bar. 1:12). De zanger zegt daarmee: onze koning is machteloos. Daarentegen is het kenmerk van het toekomstige messiaanse rijk, dat de koning als een schaduw regeert (Jes. 32:2). Schaduw tegen hitte beeldt de droom van vrede en rust uit, waaraan Jeruzalem deel zal hebben (Jes. 4:6). In de parabel van de mosterdboom groeit het aanvankelijk onbeduidende Koninkrijk van God uit tot een ongekende schuilplaats voor vogels van diverse pluimage (Mar. 4:32).

De overgang van de koning als schaduw voor zijn volk naar de godheid als schaduw voor mensen is klein. Immers is de koning naar oud-oosters besef de vertegenwoordiger van de godheid op aarde. Wanneer de godheid van Kanaän geen bescherming meer biedt, kan voor Israël de intocht beginnen (Num. 14:9).

c.Bijzonder geliefd is het spreken over schaduw als metafoor voor Israëls God. Jesaja bezingt de Heer als de beschermer van de verdrukten: een schuilplaats tegen de stortbui, een schaduw tegen de hitte (25:4-5). Stortbui en hitte, die beide levensbedreigend zijn, staan voor onderdrukkende machten; God heeft hen ter wille van zijn volk gekleineerd. Die beschuttende zijde van de Heer komt, eveneens bij Jesaja, sterk naar voren in de uitdrukking ‘de schaduw van Gods hand’, wat de geborgenheid accentueert. In 49:2 en 51:16 geldt die beschutting de door God geroepen profeet: hij kan op goddelijke bijstand rekenen, hoe moeilijk zijn taak ook zal zijn. Een andere zegswijze die krachtig Gods beschermende aanwezigheid onder woorden brengt, is ‘de schaduw van uw/mijn vleugelen’ (Ps. 17:8; 36:8; 57:2; 63:8). Mogelijk dat de aandachtige zorg van de moeder-vogel voor haar jongen aan deze uitdrukking ten grondslag ligt: zó is God! Evengoed kan zij verwijzen naar de vleugels van de cherub, een wezen dat in de tempel was uitgebeeld. Hoe het ook zij, de inhoud is duidelijk: God beschermt zijn volk en het individu tegen onheil. In alle genoemde psalmteksten zijn mensen in gevaar en zoeken zij een veilig onderkomen. Wellicht dat de twee genoemde uitdrukkingen teruggaan op de asielfuncties van het heiligdom. Däär kan men rekenen op bescherming (vgl. Ps. 91:1). En de pelgrims weten dat Gods schaduw onderweg mee zal gaan, opdat zij veilig aankomen (Ps. 121:5). Na de uitstorting van de heilige Geest manifesteert de helende kracht van de levende Heer zich zelfs in de schaduw van Petrus (Hand. 5:15; vgl. Mar. 6:56).

d.Ook vinden we in de bijbelse poëzie schaduw als beeld van vergankelijkheid. Zo vluchtig schaduw is, zo vluchtig is het leven. De langgerekte schaduw, die optreedt aan het eind van de dag als de zon wegglijdt, doelt op einde van het leven (Ps. 102:12; 109:23). Als de schaduw van een vogel in de lucht, zo vliedt het leven heen. Ook de wijsheidsleraren gebruiken dit beeld en wel om de betrekkelijkheid en kortstondigheid van het bestaan aan te geven (Job 8:9; 14:2; Pred. 6:12; Wijsh. 5:9; 2:5; Sir. 34:2). Verwant hiermee is schaduw als symbool voor tijd dat tegelijkertijd een teken blijkt te zijn (2 Kon. 20:9-11).

e.De vergelijking van Israël met een weelderig groeiende wijnstok vindt in de allegorie van Psalm 80, een klaaglied, haar hoogtepunt in de zinsnede ‘de bergen waren met zijn schaduw bedekt’. De dichter brengt er expliciet mee onder woorden, dat Israël indertijd het beloofde land in zijn gehéél mocht bewonen. Aan die ervaring appelleert de psalm in de hoop dat zij ook in zijn dagen, vol misère, door Gods hulp werkelijkheid wordt.

f.De wijsheidsliteratuur spreekt wel over de wijsheid als een schaduw (Sir. 14:20-27). Anders gezegd: zij geeft beschutting en geborgenheid. Prediker 7:12 zet haar naast geld, wat de Statenvertaling goed weergeeft: ‘Want de wijsheid is tot een schaduw, en het geld is tot een schaduw.’

g.Degenen die zitten in ‘de schaduw van de dood’ zijn de mensen die van het heil zijn verstoken en in diepe duisternis vertoeven. Matteüs 4:16 en Lucas 1:79 halen met deze zegswijze Jesaja 9:1 aan, waarmee zij qua betekenis aansluiten bij de Septuaginta. In Christus is in dit doodsland het licht opgegaan.

h.De auteur van Hebreeën gebruikt het woord schaduw op een speciale manier. Wat de priesters in het aardse heiligdom doen is een schaduw van het andere, hemelse heiligdom (8:5). Hier komt een oeroude gedachte naar voren, dat de aardse tempel een afschaduwing is van de hemelse ruimte waar God verblijft. En de schrijver ziet de wet als een schaduw van het goede van God dat de gelovigen te wachten staat (10:10). Cultus en Tora zijn schaduw van wat in

Christus is verschenen en nog zal verschijnen (Kol. 2:17).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 17; 27; 30; 36; 57; 69; 94; 102; 109; 121; 144; Gezang: 5; 11; 17; 25; 26; 55; 67; 72; 89; 124; 161; 261; 325; 379; 392; 397; 431; 439; 472; Gezangen: 384; Gezegend: 36; 134; Liturgie: 609; 651; MAW: 24; 30; Zingend I-II: 197; V: 73:3; VI: 65; Zolang: 65 (= Liturgie: 600).

b.Poëzie:

J.C. Bloem, Verzamelde gedichten, Amsterdam 199110, blz. 56: ‘De schaduw’. Van der Graft, Mythologisch, Baarn 1997, blz. 117: ‘De schaduw’. Gerrit Komrij, Alle gedichten tot gisteren, Amsterdam-Antwerpen 1994, blz. 334: ‘Schaduw’. Lucebert, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1974, blz. 117: ‘de slaap zijn schaduw’. Wim Ramaker, Dichterbij kan ik niet komen, Kampen 1993, blz. 74-75: ‘Wanhoop’.

c.Verwerking:

Het verschijnsel schaduw biedt de mogelijkheid om meerdere thema’s aan de orde te stellen: allereerst bescherming of beschutting. Kern daarvan is de bescherming door God van zijn mensenkinderen. Bij de verwerking kunnen we de vraag stellen, wat deze beschuttende kant van God voor ons vandaag betekent. In het verlengde hiervan zien we gastvrijheid en asielrecht, waarmee veiligheid en geborgenheid samenhangen, maar ook de vluchtigheid en vergankelijkheid van het leven. We moeten wel bedacht zijn op het verschil in concrete beleving van schaduw tussen het oude Nabije Oosten en Nederland (zie inleiding)

Verwijzing

Schaduw veronderstelt ‘zon‘. Zij heeft dus ook raakvlakken met wat de zon teweegbrengt: ‘hitte‘. Betrek hierbij eveneens de bespreking van ‘vleugel‘ en ‘boom‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken