Menu

Premium

Verkiezing

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

Verkiezen is uitkiezen met het oog op een bepaald doel. Normaal gesproken zullen daarbij de kwaliteiten van wie of wat verkozen wordt, een grote rol spelen. De keuze wordt bepaald door de kwaliteit die nodig is voor het doel waartoe de verkiezing plaats vindt.

In het maatschappelijke en politieke leven zijn verkiezingen van groot belang, om mensen met de juiste kwaliteiten op de juiste positie te brengen. Om verkozen te worden, proberen kandidaten in een verkiezingscampagne hun kwaliteiten zo goed mogelijk aan te tonen. Het belang van eerlijke verkiezingen is in onze maatschappij algemeen erkend. Juist hierom kan het woord verkiezing zoals het bekend is uit de geloofstaal, tegen de borst stuiten. Bij uitverkiezing door God lijkt er geen sprake van een eerlijke keuze te zijn, waarbij een mens de kans krijgt zijn kwaliteiten te laten zien om op grond daarvan verkozen te worden. Dit kan onzeker maken of leiden tot spot met een God die willekeurig lijkt te handelen.

Toch kunnen gelovigen er juist troost uit putten, dat hun leven veilig is in de handen van God die verkiest. Daarin zien zij geen liefdeloze willekeur, maar de diepste zekerheid.

Woorden

Het voornaamste woord dat in het Hebreeuws gebruikt wordt voor verkiezen is bachar, dat ongeveer dezelfde connotaties heeft als de Nederlandse parallel en vele tientallen malen voorkomt in het Oude Testament, zowel in profane als in geestelijke zin. Verder worden voor de zaak van de verkiezing ook andere woorden gebruikt, zoals hivdiel, ‘afzonderen’,ahav, ‘liefhebben’, qara, ‘roepen’ ofjada, ‘kennen’.

In het Grieks is het hoofdwerkwoordeklegest-hai, dat met de afgeleide vormen ervan enkele tientallen keren voorkomt in algemene zin en een enkele keer voor de verkiezing van God gebruikt wordt. Voor de zaak van de verkiezing worden ook in het Nieuwe Testament andere, vergelijkbare woorden gebruikt zoals exaireomai, ‘verkiezen’, verder klèsis, ‘roeping’, prothesis, ‘voornemen’ en pro-oridzein, ‘bestemmen’.

Betekenis in context

Oude Testament

Reden en doel van de verkiezing

Zoals in het Nederlands kan ook in het Hebreeuws de woordgroep bachar een heel algemene betekenis hebben. David kiest bijvoorbeeld steentjes uit bij de beek voordat hij op Goliath toeloopt (1 Sam. 17:40). Een vrijgelaten slaaf mag kiezen waar hij naar toe gaat (Deut. 23:7).

Dit verkiezen zal ongetwijfeld gebeuren op grond van de kwaliteiten van de steentjes of de plaats waar het over gaat.

Des te opmerkelijker is de uitspraak die laat zien op grond waarvan God zijn keuze maakt. In Deuteronomium 7 herinnert God zijn volk er aan, dat Hij zijn volk Israël uit alle volken op de aardbodem heeft uitverkoren om Hem tot een eigen volk te zijn. Direct daarop volgt de reden. Deze ligt niet in enige kwaliteit van het volk, maar uitsluitend in de liefde en de trouw van God (Niet, omdat gij talrijker waart (…) heeft de Here Zich aan u verbonden; (…) Maar, omdat de Here u liefhad, Deut.7:6-8).

Deze liefdesverklaring van Gods kant vraagt om een antwoord van de kant van Israël, om nauwgezet met de Here te leven in wederliefde. De herinnering aan de verkiezing zal het volk niet mogen brengen tot een gevoel van superioriteit, maar tot een besef van verantwoordelijkheid.

Helaas is in de geschiedenis regelmatig wel een dergelijk gevoel ontstaan. Een profeet als Jeremia moet daar scherp tegen optreden, omdat op die wijze de dienst aan God een zaak kan worden van de buitenkant van het leven, terwijl echte verbondenheid met God vanuit het hart ontbreekt (bijv. Jer. 7; vgl. Am. 9:7, waar de profeet Amos een zelfde superioriteitsgevoel bestrijdt). Jeremia moet het volk herinneren aan het doel van de verkiezing en doet dit door een beeld: ‘zoals de gordel kleeft aan het middel van een man, zo had Ik het gehele huis Israëls aan Mij doen kleven, om Mij te zijn tot een volk, tot een roem, tot een lof en een sieraad; maar zij hebben Mij geen gehoor gegeven’ (Jer. 13:11).

De verkiezing van God heeft in het Oude Testament dus vooral te maken met de manier waarop God zijn verbond met zijn volk sluit. Het doel van deze verkiezing is, dat Gods volk daar antwoord op zal geven door dicht bij God te blijven en Hem te eren.

Daarnaast is in het Oude Testament een aantal malen te lezen dat God in het bijzonder een plaats verkiest, met name Jeruzalem, om daar te wonen te midden van zijn volk. Ook is sprake van de verkiezing van het geslacht van David, waaruit de beloofde Koning zal komen (vgl. voor een combinatie van deze motieven: 1 Kon. 11:13, 32, 34, 36).

Nieuwe Testament

Uitverkoren in Christus

In het Nieuwe Testament kan op dezelfde manier als in het Oude Testament de gehele gemeente een uitverkoren geslacht genoemd worden. Zij bestaat uit uitverkoren heiligen, die worden opgeroepen om dienovereenkomstig te leven en zo het doel van Gods uitverkiezing voor ogen te houden (bijv. Kol. 3:12; 1 Petr. 1:1; 2:9; 2 Petr. 1:10).

Hetzelfde begrip kan ook op een meer specifieke manier worden gebruikt, toegespitst op het persoonlijk ontvangen van het eeuwige leven. Uiteindelijk is dat een zaak van Gods uitverkiezend handelen. Het besef dat zij die bestemd zijn tot het eeuwige leven metterdaad tot het geloof komen, is in Handelingen te vinden (13:48). In 2 Timoteüs 1:9 spreekt Paulus Timoteüs er persoonlijk op aan, dat hij troost en houvast mag vinden in de roeping die hij van God ontvangen heeft ‘niet naar onze werken, maar naar zijn heilig voornemen en de genade, die ons in Christus Jezus gegeven is vóór eeuwige tijden’.

Dat ‘vóór-tijdige’ van Gods verkiezend handelen krijgt veel nadruk in Efeziërs 1, waar Paulus God prijst voor zijn geestelijke zegen in Christus Jezus. ‘Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht’ (Ef. 1:4). Dat is voor de gemeente van Efeze bedoeld als een troost en een houvast die ook hen zal brengen tot dezelfde lofzegging. Het is goed de kern van dit gedeelte voor ogen te houden. Tot tien keer toe staat in deze openingszinnen van de brief de uitdrukking ‘in Hem’ of ‘in Christus’. De Efeziërs weten kennelijk wat die woorden betekenen. Zij zijn tot geloof gekomen in Hem en weten dat God hen nu wil aanzien in Christus. Ze zijn deel geworden van het lichaam van Christus. Nu mogen ze weten, dat de liefde die in Christus naar hen toekwam een liefde was die Hij al van tevoren bereid heeft: ‘in liefde heeft Hij ons tevoren bestemd om als kinderen van Hem aangenomen te worden door Jezus Christus’ (Ef. 1:5). Daar ligt de reden dat de verkiezing tot een troost en een houvast kan zijn, in plaats van iets dat tegen de borst stuit en onzeker maakt. Door de verbondenheid met Christus kan er zekerheid komen over de wil en het voornemen van God, dat al van eeuwigheid in Gods hart was.

Wanneer het denken over de verkiezing wordt losgemaakt van de betrokkenheid op Christus verwordt deze tot een onzekere speculatie of een superioriteitsgevoel dat alleen schijnzekerheid geeft. Wanneer de verbondenheid met Christus beseft wordt, komt direct het doel van de verkiezing in zicht, die net als in het Oude Testament gericht is op een leven tot Gods eer (Ef. 1:4b, 12-14).

Spanning

In het Nieuwe Testament wordt de spanning voelbaar die er is tussen de belijdenis van Gods verkiezend handelen ten aanzien van zijn volk Israël en Gods verkiezend voornemen waardoor gelovigen metterdaad het heil van God ontvangen. Deze spanning wordt door Paulus scherp onder woorden gebracht in Romeinen 9-11. Hij geeft aan dat hij een voortdurende pijn heeft, omdat velen uit het volk Israël Jezus als Messias verwerpen. Paulus kan dat niet rijmen met zijn verstand, maar ook niet met zijn geloof. Wat heeft de belofte van God voor waarde als mensen zoveel voorrechten, waaronder de verbonden, terzijde kunnen zetten en voor zichzelf krachteloos kunnen maken? Is dat woord dat spreekt van Gods verkiezing dan nog wel betrouwbaar?

Het is opmerkelijk dat Paulus op deze vragen ingaat door voortdurend terug te grijpen op het Oude Testament. Nu het gaat om de betrouwbaarheid van Gods woord, zal alleen de sprekende God Zelf antwoord kunnen geven. Hij vindt het antwoord daarin, dat ook in het Oude Testament Gods beloften niet voor allen die die beloften ontvangen, metterdaad vervuld worden. Dat heeft God ook in het Oude Testament al van te voren aangegeven. Ook in het Oude Testament is er een onderscheid tussen hen die behoren tot Gods verbond en dus in ruimere zin ‘uitverkoren’ genoemd kunnen worden, en anderen die binnen dat verbond op een meer bijzondere manier uitverkoren worden (Rom. 9:6).

Eén voorbeeld dat Paulus hiervoor gebruikt is de verkiezing van Jakob en het voorbijgaan aan Esau. Nog voor deze jongens geboren werden heeft God gezegd dat de lijn van Gods belofte zou lopen via Jakob en niet via Esau. De reden? ‘Opdat het verkiezend voornemen Gods zou blijven, niet op grond van werken, maar op grond daarvan dat Hij riep’ (Rom. 9:11). Dat geeft dus vastheid en zekerheid. God schept Zichzelf een volk op dezelfde manier als Hij de wereld schiep: door hen bij de naam te roepen en niet door aan te sluiten bij iets dat zij zelf gedaan hebben.

Tegelijk roept juist dit verkiezend voornemen vragen op. Is een mens dan nog wel verantwoordelijk te houden? Paulus stelt diezelfde vraag (Rom. 9:19). Maar voordat hij die vraag stelt, heeft hij door zijn verwijzing naar de geschiedenis van het Oude Testament al een antwoord gegeven. Ging Gods voornemen inderdaad over de rug van Esau heen, op zo’n manier dat hij als een soort marionet in de val werd gelokt? Het is niet toevallig dat Paulus een citaat geeft uit Genesis 25 waar staat dat de oudste aan de jongste dienstbaar zal zijn (Gen. 25:23). Uit het vervolg blijkt daar, hoe dat gegaan is. Esau maakt zelf de keuze voor een schotel linzenmoes boven de beloften van God. De geschiedenis maakt duidelijk dat Esau zelf verantwoordelijk te houden is voor deze keuze.

Hetzelfde is te zeggen van de tekst die Paulus aansluitend citeert: ‘Jakob heb Ik liefgehad, Esau heb ik gehaat’ (Mal. 1:2, 3). Achter deze woorden ligt een lange geschiedenis waarin Esau en het volk dat uit hem voortkwam, Edom, voortdurend heeft laten zien dat het niet de weg van God wilde gaan. Ze hadden een eeuwigdurende vijandschap gekoesterd tegen Gods volk, zegt Ezechiël (35:5). Daar zijn ze zelf verantwoordelijk voor. Maar denk niet, laat Paulus nu zien, dat dit buiten God omgegaan is. Uiteindelijk heeft Hij Esau gelaten in die keuze. En uiteindelijk blijkt dat zelfs daarin het verkiezend voornemen van God doorgaat.

Zekerheid

Op deze manier wordt duidelijk dat de verantwoordelijkheid van mensen blijft staan, zonder dat de verhouding met Gods verkiezend handelen voor ons compleet in kaart gebracht kan worden. God realiseert zijn voornemen. Tegelijk wordt helder dat Hij dat doet door middel van zijn roepende stem, die om een persoonlijk antwoord vraagt (Rom. 9:11). Daarmee wordt opnieuw verwezen naar de plaats waar echte zekerheid ten aanzien van het verkiezend welbehagen van God te vinden is.

Die roepende stem komt uiteindelijk tot ons door zijn Zoon, Jezus Christus. Op dezelfde wijze als in Efeziërs 1 ligt daar de zekerheid van de verkiezing.

Kern

Op verschillende manieren spreekt de Bijbel over verkiezen. Wanneer het om Gods verkiezen gaat, wordt duidelijk dat er maar één reden is waarom God mensen verkiest. Die is te vinden in zijn liefde en niet in kwaliteiten aan de kant van mensen.

Het Nieuwe Testament laat zien dat die liefde tot ons komt in Jezus Christus. Daarom is alleen bij Hem zekerheid te verkrijgen ten aanzien van de verkiezing.

Elke verkiezing heeft ook een doel. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament is Gods verkiezing bedoeld om te brengen tot een leven dat beantwoordt aan Gods liefdedoor Hem daarvoor te eren.

Er blijft een spanning bestaan tussen de beloften die God gegeven heeft in de verkiezing van zijn volk Israël en het feit dat velen uit Israël de vervulling van die beloften in Jezus Christus niet aanvaarden. Die spanning kan in elk geval niet worden opgelost door ervan uit te gaan dat Gods woord niet betrouwbaar zou zijn.

Uiteindelijk komt Paulus aan het eind van het gedeelte waarin hij over deze spanning spreekt tot een lofzegging op de betrouwbaarheid van Gods voornemen (Rom. 11:33-36). Ieder bijbels spreken over de verkiezing zal – als het goed is – in de toon van de lofprijzing eindigen.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: verwerping, verbond, heil, roem.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken