Menu

Premium

Voetbank

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Op een afbeelding uit het oude Egypte zien we een kind dat op de schoot van de verzorgster zit. Het is de toekomstige koning, wiens voeten rusten op een voetenbankje. Op het bankje staan de traditionele vijanden van Egypte afgebeeld. De tekening verwijst naar de heerschappij van de toekomstige koning over volkeren die Egypte bedreigen.

Deze symboliek is de bijbel niet vreemd. In de relatie tussen God en Israël, tussen God en de volken en tussen God en de aarde treffen we haar eveneens aan.

Grondtekst

Het Hebreeuwse hadom, ‘(voeten)bankje’, verschijnt steeds in combinatie met raglajim, ‘twee voeten’. Deze combinatie kunnen we vertalen met ‘voetbank’, letterlijk ‘bankje voor beide voeten’. Meestal is God subject (Jes. 66:1; Ps. 99:5; 132:7; Klaagl. 2:1; 1 Kron. 28:2); in Psalm 110:1 is dat de koning.

Het Nieuwe Testament noemt eveneens de voetbank. Tweemaal wordt Jesaja 66:1 verwerkt (Mat. 5:35; Hand. 7:49; vgl. Barnabas 16:2). Psalm 110:1 is een geliefd woord: Jezus neemt het in de mond (Mat. 22:44, en de parallellen Mar. 12:36; Luc. 20:43); Petrus citeert het in zijn beroemde toespraak (Hand. 2:35); de auteur van Hebreeën verwerkt het (1:13; 10:13; vgl. 1 Clemens 33:9 en Barnabas 12:10).

Letterlijk en concreet

De voetbank is in het oude Nabije Oosten voornamelijk het meubelstuk waarop de op de troon zittende koning zijn voeten laat rusten. De brief van Jakobus suggereert dat in de samenkomst gebruik wordt gemaakt van voetenbankjes (2:3).

Beeldspraak en symboliek

a.Aan de gewoonte van de koning die vanaf de troon zijn voeten laat rusten op een bankje èn aan het gebruik dat de overwinnaar zijn voeten op de nek van de verslagen vijand zet, is het metaforische gebruik van de voetbank ontleend.

b.Hoofdzakelijk spreekt de bijbel over de voetbank in relatie tot God. Deze voetbank symboliseert steeds situaties waarin Gods grootheid wordt benadrukt. Tegelijkertijd geeft het aan dat Hij in die hoedanigheid verbonden is met mens en aarde. Troon en voetbank veronderstellen elkaar. God is ver boven ieder en alles verheven èn Hij is de levende schepping nabij. Zonder deze paradox kunnen we niet over God spreken. Zó is Hij!

c.De voetbank van God kan metafoor zijn voor zowel de ark met de Tien Woorden als voor de tempel of de tempelberg (Sion). In Psalm 99:5 en 132:7 zijn beide betekenissen mogelijk. in beide liederen gaat het om het eerbetoon van de mens aan de Eeuwige. Duidelijk laat Psalm 99 dat zien, waar de vierende gemeenschap wordt opgeroepen God te ‘verhogen’ en te ‘buigen’ voor zijn voetbank. De latere klaagzanger zingt dat de Heer op de dag van zijn toorn niet dacht aan zijn voetbank (Klaagl. 2:1). De meningen zijn verdeeld of voetbank hier de tempel dan wel de ark symboliseert. Ook hier geldt dat beide mogelijk zijn. Tempel en ark zijn niet te scheiden. We zien dat bijvoorbeeld in Davids afscheidswoorden. Hij staat ‘op zijn voeten’, wat het gewicht van dat moment schildert. Staande draagt hij de bouw van de tempel voor de ark van het verbond over aan zijn opvolger, Salomo; deze ark noemt David de voetbank van God (1 Kron. 28:2). Terug naar Klaagliederen. Jeruzalem is verwoest door de Babyloniërs en daarbij is ook de tempel met de heilige voorwerpen, teken van Gods aanwezigheid, verloren gegaan. De Midrasj legt bij deze tekst – associatief – een verbinding tussen de Hebreeuwse woorden voor ‘voetbank’ en ‘het bloed’ (hadom en haddam), wat inhoudt dat God in zijn woede niet dacht aan het bloed van Abrahams besnijdenis en het bloed dat in Egypte op de deurposten werd aangebracht. Gods boosheid is zo groot, dat zij het verbond en de uittocht als het ware verduistert.

d.In een late tekst, Jesaja 66:1, typeert de Heer de aarde als zijn voetbank, terwijl Hij de hemel zijn troon noemt. Hij geeft aan waar Hij te vinden is, namelijk in de hemel en op de aarde, maar Hij valt daar niet mee samen en Hij laat zich niet exact lokaliseren. Het is goed dat mensenkinderen, in al hun pogingen Hem in hun nabijheid te halen (tempel, gebed), zich daarvan bewust zijn. Sterker nog dan waar God zich bevindt, duidt deze tekst met troon en voetbank Gods gezag over hemel en aarde. Deze tekst hebben nieuwtestamentische schrijvers verwerkt in het verhaal van de levende Heer (Mat. 5:35; Hand. 7:49).

e.Een andere kant van de voetbank treffen we in Psalm 110:1 aan. De vijand wordt als een voetbank voor de voeten van de koning gelegd. Hier fungeert de voetbank als metafoor voor overheersing. De vijand is de voetbank waarop de voeten, de heerschappij, van de overwinnaar rusten. Hoewel de voetbank in Psalm 8:7 en 18:39 niet wordt genoemd, doelen deze teksten wel op onderworpenheid. Het Nieuwe Testament heeft zich laten inspireren door Psalm 110. De daar genoemde voetbank als beeld van onderworpenheid van de vijand en van overheersing door de overwinnaar komt herhaaldelijk voor (Mat. 22:44; Hand. 2:35). De tweeheid onderworpenheid en overheersing worden geactualiseerd in het werk van Christus, die de vijand overwint en zal overwinnen (Hebr. 1:13; 10:13).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 18; 25; 44; 93; 99; 110; 132; Gezang 50; 136; 153; 355; 450; 452; 482; Evangelie II: 45; III: 26; 43; Hoop: 83; Liefde: 47; Zingend V: 33.

b.Poëzie:

Hans Bouma, Mijn God, Kampen 1997, blz. 71: ‘De Heer die een knecht werd’. Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 15: ‘David sterft’; 205: ‘Het gericht’. Jan Willen Schulte Nordholt,Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 50: ‘Laat God begaan’.

c.Verwerking:

Uit de beschrijving van voetbank kunnen we de volgende thema’s halen: de majesteit en grootheid van God èn dat in combinatie met zijn nabijheid, heersen en dienen, de hoop dat vijandschap en onderdrukking worden overwonnen.

Verwijzing

Allereerst verwijzen we naar het sterke verband met ‘voet‘ en ‘troon‘. Daarnaast noemen we ‘schoen‘, met name het ritueel van de schoen op de nek van de verslagen vijand.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken