Menu

Basis

Besmettingsgevaar

Afstand houden, voorschriften om te voorkomen dat men besmet wordt, zijn in de Bijbel niet vreemd. In Leviticus en sommige andere boeken in het Oude Testament staan voorschriften over isolatie in verband met het besmettingsgevaar van onreinheid. In dit artikel gaat het om de manier waarop onreinheid overgedragen werd: hoe zit het met besmettingsgevaar? Hoe voorkwam men besmetting? En hoe kon men zich beschermen tegen opgedane besmetting?

Net zoals wij vandaag de dag over virussen en infecties praten, deeltjes die we niet kunnen zien maar die voor ons heel reëel zijn, zo sprak men in Bijbelse tijden over besmetting met iets dat men weliswaar niet kon zien, maar dat wel aanwezig was en een reëel gevaar vormde voor mensen. Van het hoogste belang was het weer rein te worden, want wat begint bij één persoon heeft de potentie om de hele gemeenschap te besmetten. Voordat ik de teksten over besmettingsgevaar bespreek, ga ik kort in op het begrip onreinheid.

Eén persoon heeft de potentie gemeenschap te om de hele besmetten

In onze tijd is het bijna onmogelijk onreinheid te verstaan los van een morele connotatie: onrein als intrinsiek slecht of minder goed dan rein. Maar in de oorsprong was het in oudtestamentische teksten niet een ethisch geladen term. Onreinheid heeft in het Oude Testament en in de joodse traditie een fysieke basis. Het is evenmin terecht om het oudtestamentische reinheidssysteem als een vorm van hygiëne te betitelen. De voorschriften hadden als doel het volk Israël rein te houden voor de ontmoeting met hun God:

Waarschuw de Israëlieten voor de gevolgen van hun onreinheid. Deze zou hun dood worden, als zij in die toestand mijn verblijfplaats in hun midden betreden. (Leviticus 15:31)

Onreinheid was een gevaar voor het omgaan met het heilige/de Heilige, en daarom moest het volk Israël rein blijven. Een fysiek rein lichaam is een sterk lichaam, een fysiek onrein lichaam is kwetsbaar en loopt gevaar. Voor dit artikel benadruk ik de fysieke betekenis van onreinheid, zonder voorbij te willen gaan aan de relatie tussen onreinheid en zonde. Hoe onreinheid zich verhoudt tot zonde is complex. Deze morele betekenis is voor ons dominant geworden. Het speelt op de achtergrond bij uitdrukkingen als ‘een zuiver geweten’.

Primaire onreinheid

De antropoloog Mary Douglas benoemt onreinheid als ‘matter out of place’. In principe kan iedere materie aangewezen worden als onrein in een bepaalde cultuur of context, volgens Douglas. Zij beschouwt vooral het systeem op zich van reinheid en onreinheid als een sociaal en sociologisch concept om individuele leden binnen of buiten een groep te kunnen plaatsen. Een reinheidssysteem is daarmee bij uitstek een systeem om grenzen van een gemeenschap te markeren en sociale isolatie te rechtvaardigen. Dit verklaart waarom sociale isolatie onderdeel is van een reinheidssysteem. Maar hoe werkte dit in de Bijbelse cultuur?

De reinheidsregels in de Pentateuch bestrijken vier velden van onreinheid, namelijk voedsel, ziekte, vruchtbaarheid en de dood. Wat deze vier met elkaar gemeen hebben is dat ze te maken hebben met het voortbestaan van de mens, en dat ze het grensgebied tussen leven en dood bestrijken. Voedsel, met name vlees, was onderverdeeld in rein en onrein voedsel. Bepaalde dieren mocht men niet eten (Leviticus 11). Maar ook bij dieren die wel rein waren, moest men op een bepaalde manier te werk gaan bij het bereiden van het vlees om te voorkomen dat er alsnog onreinheid optrad. Door dieren te slachten, doet men het bloed en daarmee de levensstroom stoppen in het dier.

Onreinheid, en daarmee het gevaar van besmetting, is inherent aan het lichamelijk bestaan

De onreinheid van ziekte is voorgeschreven in Leviticus 13 en 14. Het gaat hier om ziekte die aan de buitenkant zichtbaar is (de moderne lezer vraagt zich af of in Bijbelse tijden geen ziekten bestonden die van binnenuit ontstonden, zoals kanker of harten vaatziekten). Traditioneel wordt dit vertaald met melaatsheid; de vertalers van de Nieuwe Bijbelvertaling kozen het onwennige woord ‘huidvraat’. Bij deze huidziekte komt de dood als het ware aan de oppervlakte. Wie ziek is, is onrein. Degene die onrein is door ziekte leeft afgezonderd van de gemeenschap totdat hij weer rein is (Leviticus 13:45-46).

De vloeiingen die beschreven staan in Leviticus 12 en 15 zijn verbonden met seksualiteit, maar vooral met menselijke vruchtbaarheid. Daarom verkies ik de term procreatieve onreinheid boven seksuele onreinheid. In deze laatste benaming klinken te veel na-Bijbelse betekenissen van seksualiteit mee die in de tekst van Leviticus van helemaal niet bedoeld zijn. Het gaat bij procreatieve onreinheid om fysieke vloeiingen: menstruatieof kraambloed, zaadlozingen, of andere vloeiingen die uit de geslachtsorganen afkomstig zijn. Wanneer iemand vloeit uit de geslachtsorganen, vloeit er vruchtbaarheid, en daarmee levenskracht weg uit hem of haar. Door een kind te verwekken of te baren, schept men leven, maar bovenal overschrijdt de mens de grens tussen leven en dood.

Let wel: niet iedere vorm van bloedverlies is onrein. Men kan bloeden uit een wond zonder onrein te zijn. Wordt dit bloedverlies de oorzaak van iemands dood, dan is de dode onrein. Of het nu gaat om gestorven mensen of gestorven dieren: hier moet men zorgvuldig mee handelen om niet zelf besmet te raken met de onreinheid van de dood. Evengoed is het onvermijdelijk dat mensen, sterfelijke en sociale wezens als ze zijn, van tijd tot tijd in de naaste omgeving in contact komen met de dood. Onreinheid van de dood is misschien wel het beste voorbeeld dat onreinheid onvermijdelijk onderdeel van het leven is. Het is dan ook op zichzelf niet verboden of verkeerd om onrein te worden door contact met een dode. Het is wel de bedoeling dat men zich daarvan laat reinigen. Daarom staan er in Numeri 19 voorschriften over hoe men onrein wordt door een sterfgeval en hoe men zich moet laten reinigen.

In al deze gevallen is het lichaam zelf de bron van de onreinheid: menselijke lichamen of dieren. Een verschil met hoe wij tegenwoordig besmetting met een virus zien is dat de oudtestamentische vormen van onreinheid niet van buiten komen (virus), maar van binnenuit. Onreinheid, en daarmee het gevaar van besmetting, is inherent aan het lichamelijk bestaan.

Secundaire onreinheid

Het is een gegeven dat iedere mens van tijd tot tijd onrein wordt. Voor verschillende vormen van onreinheid geldt dat iedereen deze van tijd tot tijd zal oplopen. Zoals seksualiteit en vruchtbaarheid bij een mensenleven horen, zo hoort de onreinheid die daarvan uitgaat bij het leven. Hetzelfde geldt voor de dood: wanneer iemand sterft, zijn er altijd mensen er omheen die voor de gestorvene zullen zorgen en daardoor onrein zullen worden. Onreinheid is niet te vermijden en hoeft ook niet vermeden te worden, als mensen er maar op een gepaste wijze mee omgaan.

En het zou ook geen probleem zijn, ware het niet dat deze primaire onreinheid besmettelijk is: onreinheid kan worden overgedragen op mensen die niet rein zijn, en vormt als zodanig een bedreiging voor de hele gemeenschap. Deze secundair onreine personen hebben hun eigen periode van onreinheid en reinigingsvoorschriften om na te volgen:

Wie een kadaver van een onrein dier aanraakt, is tot de avond onrein, en wie iets van zo’n kadaver meeneemt, moet zijn kleren wassen en is tot de avond onrein. (Leviticus 11:24-25)

Besmettingsgevaar in de Bijbel

Hoe voltrekt zich dit overdragen van onreinheid? Hoe is onreinheid besmettelijk? De belangrijkste manier van overdracht gebeurt via direct contact of aanraking. De tweede manier van overdracht is door onder hetzelfde dak aanwezig te zijn; dit is te beschouwen als besmetting via de lucht.

Door aanraking

De eerste en grootste bron van besmetting is directe aanraking. Besmetting door aanraking kan gebeuren op twee manieren: door aanraking van de persoon die onrein is, of door aanraking van de voorwerpen waarmee de onreine in aanraking is gekomen.

Wie het lichaam van zo’n man aanraakt, […] blijft tot de avond onrein. […] Ieder die door zo’n man wordt aangeraakt […] blijft tot de avond onrein. (Leviticus 15:7-11)

Let wel: een man met een genitale vloeiing, draagt onreinheid over zowel bij actief aanraken als bij passief aangeraakt worden. Bij de menstruerende vrouw ligt dat anders: zij draagt alleen onreinheid over wanneer zij aangeraakt wordt, maar haar actieve aanraking veroorzaakt volgens Leviticus geen onreinheid (Leviticus 15,19-24). In de loop der eeuwen zijn deze voorschriften geharmoniseerd, want in de Misjna is dit verschil opgeheven. Maar wanneer, dat is moeilijk te zeggen.

Voorwerpen worden onrein wanneer de onreine persoon ze aanraakt. Vooral zetels en bedden en alles wat daarop ligt, zijn besmettelijk:

Elk zadel waarop zo’n man rijdt, wordt onrein. Wie iets aanraakt waarop hij [d.w.z. de onreine] gezeten heeft, is tot de avond onrein; wie een dergelijk voorwerp optilt, […] blijft tot de avond onrein. (Leviticus 15:9-10)

Voorwerpen zoals aardewerk (serviesgoed) of hout kunnen besmettelijk worden en moeten daarom met zorg behandeld worden door degene die onrein is. Terwijl een voorwerp van aardewerk kapotgeslagen moet worden, hoeft een houten voorwerp alleen maar gereinigd. Het is aannemelijk dat men vooral houten voorwerpen gebruikte in periodes dat men onrein was, om te voorkomen dat men een complete nieuwe huisraad moet aanschaffen na iedere menstruatie.

Niet alleen mensen en voorwerpen kunnen aangestoken worden door onreinheid. Ook voedsel wordt besmet wanneer het in contact komt met dode dieren:

Voedsel in een vat waarop zo’n kadaver is aangetroffen, is onrein wanneer het met water in aanraking is geweest. (Leviticus 11:34)

Door de lucht

De andere vorm van besmetting gebeurt door onder hetzelfde dak te verblijven als de primaire bron van onreinheid. Dit is het geval bij onreinheid als gevolg van huidziekte en onreinheid veroorzaakt door de dood. In beide gevallen is het huis zelf onrein en besmettelijk voor anderen.

Wanneer iemand gestorven is in een tent geldt deze regel: iedereen die de tent binnengaat en alles wat zich in de tent bevindt, is zeven dagen onrein. (Numeri 19:14)

Aanraking is in deze situatie niet nodig om besmet te worden met onreinheid. Ziekte en dood zijn zulke ernstige vormen van onreinheid dat de ruimte erdoor aangetast is. De primair onreine persoon hoeft in het huis niet meer aanwezig te zijn om toch de onreinheid over te dragen (Leviticus 14,46). Ieder die in deze ruimte komt, wordt besmet. In de buitenlucht is de nabijheid van een gestorven persoon of dier niet besmettelijk. Men zou kunnen zeggen dat ziekte en dood het binnenhuisklimaat aantast.

Sociale isolatie?

Besmetting ontstaat dus door aanraken of door onder hetzelfde dak te verblijven. De diverse vormen van onreinheid leveren ook gradaties in besmettelijkheid op. Sommige vormen van onreinheid vragen meer afstand dan andere. Maar gebruikte men ook sociale isolatie om besmetting te voorkomen? Dit verschilt per vorm van onreinheid.

Doden en zieken worden zo snel mogelijk uit de gemeenschap geplaatst. De zieke leeft buiten de gemeenschap in isolatie, totdat hij geneest. Wie onrein was geworden door een vloeiing die te maken had met vruchtbaarheid, zij het menstruatie of zaadlozing of seksuele gemeenschap, die was onrein tot de avond, of onrein totdat de vloeiing gestopt was met daarna nog een aantal wachtdagen. Of hier ook afzondering aan gekoppeld werd, is soms onderwerp van discussie. Ik houd het niet voor waarschijnlijk. Het Hebreeuwse woord niddah wordt gebruikt zowel voor de menstruatie als voor de vrouw die menstrueert. Letterlijk betekent het ‘afzondering’, of ‘afscheiding’. Dit kan evengoed betrekking hebben op de bloedvloeiing zelf, die door het lichaam afgescheiden wordt, als op een vorm van sociale afzondering.

In het verhaal van Genesis 31 over Rachel die de huisgoden verbergt onder haar zetel, pretendeert zij dat zij menstrueert zodat haar vader niet onder haar rokken gaat zoeken. Rachel verblijft niet in een aparte tent omdat zij menstrueert. Ook is het voor Laban geen probleem om in dezelfde tent te zijn als Rachel. Het is wel een probleem om haar zitplaats aan te raken, zoals in Leviticus 15 voorgeschreven staat. Daarom vraagt Laban niet aan Rachel op te staan, zodat hij haar zadel toch kan doorzoeken. Hieruit volgt dat de besmettelijkheid van de menstruatie beperkt is: het betekent niet dat zij totaal geïsoleerd wordt van de gemeenschap.

Samenvattend is er dus in slechts enkele gevallen sprake van sociale isolatie of quarantaine. Het zijn dan de onreine of zieke personen zelf die in isolatie worden geplaatst, zodat de gemeenschap geen gevaar loopt. Het doel van de isolatie is ervoor te zorgen dat de gemeenschap kan doorgaan met het leven zonder beperkingen.

Voorwerpen worden onrein wanneer de onreine persoon ze aanraakt

De rol van water

Water heeft een reinigende kracht, namen de mensen in oudtestamentische tijden al aan. Wassen wordt bijna altijd genoemd als voorwaarde om rein te worden, voor zowel de primair onreine personen als de mensen die besmet zijn met secundaire onreinheid. Wanneer iemand onrein is, wordt deze onreinheid vrijwel altijd beëindigd met wassen met water, meestal ook de kleding.

Ieder die door zo’n man wordt aangeraakt zonder dat deze zijn handen met water heeft afgespoeld, moet zijn kleren en zichzelf wassen en blijft tot de avond onrein. (Leviticus 15:11)

In deze tekst zien we zowel het voorschrift aan de secundair onreine om zijn hele lichaam te wassen, maar ook de uitweg om niet onrein te worden. Wanneer namelijk de primair onreine zijn handen heeft gewassen voordat hij de ander aanraakte, wordt de tweede persoon niet onrein. Opvallend genoeg bestaat er in Leviticus geen voorschrift voor vrouwen om zich te wassen na de menstruatie of na genitaal bloedverlies. Ook dit moet op grond van harmonisatie later zijn toegevoegd aan de reinheidsvoorschriften. Het enig overgebleven joodse reinheidsritueel, dat van de mikwe voor vrouwen na de menstruatie, is dus in letterlijke zin niet gebaseerd op de Bijbel.

Water heeft ook een andere rol: stilstaand water kan ook juist een geleider zijn voor onreinheid. Wanneer een kadaver op een berg zaaigoed valt dat in water ligt, is het hele zaaigoed verontreinigd, of mogelijk besmet (Leviticus 11:37-38, zie ook Leviticus 11:34). Alleen in het geval een onrein lijk in stromend water valt (een bron, een rivier), dan wordt het water niet onrein. Vooral stromend water heeft dus reinigende kracht. Vandaar dat een mikwe altijd gevuld moet zijn met stromend, of levend water.

Nogmaals: aanraking

Voor een andere vorm van genezen van onreinheid keer ik terug naar de aanraking. Jezus genas juist door mensen aan te raken. Hij raakte de melaatse aan (Markus 1:40-43) en in het verhaal van de genezing van de bloedvloeiende vrouw lezen we dat aanraking een genezende kracht heeft:

Op hetzelfde ogenblik werd Jezus zich ervan bewust dat er kracht uit hem was weggestroomd. Midden in de menigte draaide hij zich om en vroeg: ‘Wie heeft mijn kleren aangeraakt?’ (Markus 5:30)

In dit verhaal is de aanraking heilzaam. Dit is ook een ervaring die we vandaag de dag gemakkelijk kunnen navoelen: gebrek aan aanraking, gebrek aan fysiek contact wreekt zich. Geen mens wordt heilzaam genezen zonder zorgzame aanraking. En dit brengt ons in een dilemma, want aanraking is gevaarlijk voor degene die rein is, zo hebben we al gezien. Wie heeft de kracht om aan te raken en niet besmet te worden? Wanneer is de reinigende aanraking sterker dan de verontreinigende aanraking? Wanneer heeft de helende aanraking macht die groter is dan de ziekmakende aanraking?

Marian Geurtsen is theoloog en heeft zich gespecialiseerd in liturgie en rituelen.

Literatuur

Marian Geurtsen, Rein van ziel en lichaam: Vroegchristelijke discussies over procreatieve onreinheid van vrouwen en mannen en hun participatie in de liturgie is te bestellen via de website van het Instituut voor Rituele en Liturgische Studies.

Jonathan Klawans, Impurity and Sin in Ancient Judaism (Oxford: Oxford University Press, 2000).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken