Menu

Premium

Bidden als ‘The Young Pope’

6e zondag van de zomer (Genesis 18,20-33 en Lucas 11,1-13)

Bijbelwetenschappen

Onbeschaamd aandringen. Soms heeft zelfs God, die al onze gedachten en gebeden reeds kent, blijkbaar aansporing nodig om ook van onze motivatie overtuigd te raken.

De perikopen uit Genesis en Lucas worden verbonden door zowel vorm als inhoud. De vorm betreft die van een ‘als-dan-redenatie’. In Genesis is het Abraham die de Heer vangt in een dergelijke strenge argumentatiestructuur. Het probleem van Abraham is dat God Sodom wil vernietigen omdat ‘de mannen daar slecht zijn en zwaar gezondigd hebben tegen God’ (Gen. 13,13 – eigen vertaling), maar dat er ook nog familie van hem woont: zijn neef Lot en zijn gezin. De kans is dus groot dat als God Sodom en Gomorra vernietigt, ook Lot en zijn aanverwanten zullen omkomen. De gewenste oplossing is dus dat Sodom niet vernietigd wordt.

De onschuldige net als de schuldige?

Om dit te bereiken moet Abraham God ervan overtuigen dat Sodom de moeite waard is om te sparen vanwege de onschuldige mensen die er wonen. Het zou immers onrechtvaardig zijn wanneer de ‘onschuldige’ (Hebr.: tsaddiq) vernietigd wordt samen met de ‘schuldige’ (Hebr.: rasja‘) – vanwege rasja‘ is het beter om tsaddiq met ‘onschuldige’ te vertalen dan met ‘rechtvaardige’. Maar ook in een ‘rechtvaardige oorlog’ vallen onschuldige slachtoffers. Wanneer is echter het punt bereikt dat het doel de middelen niet meer heiligt? Hoeveel onschuldige levens is het waard om de schuldigen te doden? Is het misschien zelfs principieel onjuist om ook maar één onschuldige te doden vanwege de schuld van de rest? Het zijn afwegingen waarvoor ieder mens in een oorlogssituatie zal komen te staan. Maar hier gaat het om God. Mag van God niet de allerhoogste wijsheid worden verwacht?

Stampvoetend als een kind

Abraham lijkt niet te worden gehinderd door het feit dat hij met de Heer in dialoog is. Integendeel: Abraham lijkt in dit gesprek steeds vrijer te worden en God steeds meer in het nauw te drijven. De overdreven beleefde en nederige formuleringen van Abraham, bijvoorbeeld in 18,27: ‘want ik ben stof en as’ (Hebr.: we’anokhi ‘afar wa’efèr), onderstrepen eigenlijk meer zijn vrijpostigheid. De climax hiervan vinden we in vers 32: ‘En hij zei: Wordt de Heer (Hebr.: l’adonai) niet boos als ik alleen nog deze ene keer spreek?’ (eigen vertaling). Het Hebreeuwse happa‘am dat hier doorgaans vertaald wordt met ‘deze ene keer’ zou ook kunnen worden vertaald met ‘stampvoetend’: als een kind staat Abraham te drammen.

De afloop van dit gesprek is ook kenmerkend: ‘En de Heer ging weg zodra Hij klaar was met spreken tot Abraham en Abraham keerde terug naar zijn plaats’ (18,33 – eigen vertaling) De tekst suggereert dat de Heer er eerder ‘mee klaar was’ en wegliep voordat Abraham het getal der onschuldigen tot één zou hebben gereduceerd. In Genesis 19 zal het slecht aflopen met Sodom, terwijl Lot en zijn gezin worden gespaard. Abraham krijgt dus zijn zin, maar op een andere manier dan hijzelf voor ogen had.

God is Sinterklaas niet!

De perikoop Lucas 11,1-13 eindigt met een soortgelijke als-dan-redenering van Jezus, maar dan omgekeerd: ‘Als u dus ‒ terwijl u slecht bent ‒ weet goede gaven te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal de Vader uit de hemel dan (de) heilige Geest geven aan hen die Hem erom vragen?’ (eigen vertaling), maar de problematiek is een heel andere. De zaak waar het hier om draait is het gebed ‒ specifiek het soort gebed dat een verzoek aan God is om iets te krijgen.

De aanleiding is de vraag van een niet bij name genoemde leerling om les te krijgen in gebed, zoals ook de leerlingen van Johannes de Doper kennelijk hadden gekregen. Jezus antwoordt vervolgens met een gebed dat sterk lijkt op het Onze Vader in Matteüs. Vervolgens loopt het uit op een gelijkenis die de achtergrond van de vraag van de leerling verraadt: Is het toegestaan om God om iets te vragen? Een probleem dat ik nog weleens tegenkom in de gemeente ‒ de aarzeling om God in gebed om iets te vragen voor jezelf: ‘God is Sinterklaas niet!’

Alleen de heilige Geest?

Met het voorbeeld van de gelijkenis van de man die zijn vriend ’s nachts om brood komt vragen, moedigt Jezus de leerlingen aan om dit wél te doen, zonder terughoudendheid. Of je God echter mag lastigvallen voor alle denkbare onderwerpen is nog maar de vraag. Want in het eerdergenoemde vers 13 spitst Jezus het gebed toe op een gebed om de heilige Geest. Je mag God dus alles vragen, zolang het maar de heilige Geest is.

Waarschijnlijk is de heilige Geest hier echter niet bedoeld als object van gebed, maar meer als subject. Enkele tekstvarianten hebben hier ook een alternatieve lezing: ‘Hoeveel te meer zal de Vader uit de hemel “goede gaven” (Gr.: agathon doma of domata agatha) geven aan hen die erom vragen?’ In het geheel klinkt dit logischer. ‘Uit de hemel’ is hier dan ook een genitivus van locatie: de plaats vanwaar de goede gaven van de Vader komen. Maar de lezing die het meest logisch klinkt, is daarmee natuurlijk nog niet de beste.

Het punt van overeenkomst tussen de gelijkenis in Lucas 11,5-8 en Genesis 18,20-33 is immers het bidden ‘zonder schaamte’ (Gr.: anaideia, Luc. 11,8). ‘Vraag en je zult krijgen’ (11,9). Je hoeft je niet in te houden omdat je als mens tegenover God staat. In gebed mag je God aanklampen en ter verantwoording roepen. Net als in de Netflix-serie The Young Pope, waarin Jude Law in zijn rol als paus Pius XIII God op dwingende toon, met open ogen toespreekt en eist dat zijn gebeden worden verhoord, en dit vervolgens – in de film – ook gebeurt.

Deze exegese is opgesteld door Matthijs de Vries.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken