‘Bijna iedere preek is ook een beetje een ego-document’
Vier vragen aan Pieter Terpstra, predikant in de Protestantse Gemeente Heemstede.
1 Een preek moet zijn als…
… een wandeling. Je bedenkt van tevoren waar je gaat lopen, je oriënteert je, kijkt op de kaart. En dan gá je. Onderweg ben je afhankelijk van allerlei factoren: het weer, of je de goede schoenen aan hebt. Als je niet uitkijkt, ben je zo met het doel bezig dat je vergeet om je heen te kijken.
In een preek wandel je wat rond in een bijbeltekst. Heb je gezien wat daar zit? Kijk, als je dit paadje inslaat, kom je daar uit. Wie daarnaartoe wil, moet dus hier afslaan. Wij gaan nog even verder op het hoofdpad.
Iemand heeft ooit gezegd dat er ten minste drie preken zijn: de bedachte preek, de uitgesproken preek en de gehoorde preek. Vooral het verschil tussen de tweede en de derde vind ik fascinerend. Mensen vertellen soms over iets wat ze trof, over de bedoeling die een preek volgens hen had. Dan denk ik: heb ik dat gezegd? Heb ik dat bedoeld? In het beeld van de wandeling: mensen blijven ergens staan, slaan af. Dat is niet erg; die ruimte mag er zijn.
2 Wat is voor jou het belangrijkste bij het voorbereiden van een preek?
Tijd. Ik noem het wel eens ‘lummeltijd’, maar dat is het niet. Het gaat om tijd waarin ik niet bewust met die bijbeltekst of preek bezig ben; ik heb een beetje afleiding nodig, door iets te doen waar ik mijn hoofd niet bij hoef te houden. Langs de lijn staan bij voetbal, hardlopen… Ik denk dan aan niets, maar achteraf merk ik dat ik verder gekomen ben, een idee gekregen heb.
Natuurlijk studeer ik ook: ik lees de grondteksten, doe exegese. Maar als ik een van de twee zou moeten inwisselen, dan zou het eerder dat studeren zijn.
Ik ben op dit moment bezig met kerkdiensten waar kunst een rol in speelt, en ik merk in contacten met kunstenaars dat er overeenstemming is in manier van werken. Preken maken is een creatief proces.
3 Hoe zet je je eigen beleving (biografie, momenten van geloof en twijfel) in bij het preken?
Ik zet alles in, want dat is voor mij preken. Bijna iedere preek is ook een beetje een ego-document. Ik zeg steeds meer ‘ik’. In toenemende mate vertel ik in een preek wat mij in gesprek met deze tekst heeft bezig gehouden. In ieder geval mijn geloofszoektocht zet ik in, mijn biografie veel minder, zeker niet expliciet.
Natuurlijk spelen ook ervaringen van anderen, gesprekken met anderen een rol. Maar ik probeer het dicht bij mezelf te houden. Vaak kunnen mensen zich daarbij aansluiten, soms ook niet.
‘Gemeente, wij herkennen toch allemaal…’ daar krijg ik de kriebels van. Zo’n ‘wij’ is er in onze gemeente niet, denk ik.
4 Heb je een tip voor een (beginnende) collega?
Gun jezelf de tijd om echt om je heen te kijken. Ga wandelen of naar een museum, lees de krant goed – een keer een andere dan je gewend bent −, luister naar verhalen van mensen die je tegenkomt. En gebruik dat. Want daar zit heel vaak die tekst al in verborgen. Volgens mij is de preek buiten al lang aan de gang. Als je de tijd hebt, ontdek je daar voortdurend dingen die met de tekst te maken hebben. En omgekeerd: de tekst zegt voortdurend dingen die op het hier en nu slaan.
(Foto: Jens Lelie op Unsplash)