Menu

Premium

Breng bevrijding waar je maar kunt

2e zondag na Trinitatis (Jesaja 12,1-6, Psalm 100, Romeinen 5,6-11 en Matteüs 9,35–10,15)

De schitterende visie van de Bergrede en de prachtige verhalen over demonenuitdrijvingen en genezingswonderen lopen in de Matteüslezing voor deze zondag uit op de weerbarstige realiteit van volgelingen die worden uitgezonden om nu zelf Jezus’ werk in de wereld gestalte te geven.

Twee aan twee, als de dieren uit de ark, worden ze uitgezonden om de aarde opnieuw te bevolken na de vloed. Twee aan twee, om betrouwbaar te kunnen getuigen van het goede nieuws over Gods liefde en genade, waar Jesaja 12 en Psalm 100 al over zingen en dat in Jezus nu onder hen gestalte heeft gekregen. Eerst naar het thuisfront en later, na de dood en opstanding van Jezus, naar alle volken en de hele aarde.

In Jezus’ dagen en voor de jonge kerk waarvoor Matteüs schrijft, veroorzaakte deze boodschap een spanning die diepe scheuren teweegbracht. Voor ons die het meer vanzelfsprekend vinden dat het evangelie de grenzen van volk, vriendschap en familie overstijgt, is dat anders. Hoewel ook in onze tijd de verhouding tussen binnen en buiten, en tussen woord en actie, nog steeds spanning oproept, evenals de vraag of missie dichtbij of juist ver weg prioriteit moet krijgen. Op welke manier delen we het evangelie en met wie? Het is een spanning die op deze zondag benoemd mag worden als deel van de weerbarstigheid die onze roeping als gezondenen in de wereld vanaf het begin heeft getekend.

Zoeken naar verheldering

De lezingen zijn vol contrasten. Gods grote goedheid, liefde en genade staan naast de weerbarstige werkelijkheid van ons bestaan. We horen over Gods oordeel en Gods genade, het loflied wordt aangeheven, maar ook de klaagzang. Het menselijk tekort wordt benoemd, maar ook de verbijsterende overmaat van Gods trouw.

De leerlingen zijn apostelen, ze zijn geroepen én gezonden. Ze zijn schapen zonder herder en zijn tegelijkertijd geroepen herder te zijn. Ze oogsten en ze worden geoogst, ze worden geroepen het evangelie te brengen, gemachtigd om duivels uit te drijven. Hun wordt de opdracht gegeven om wonderwerken te doen, machtig en krachtig. Tegelijk wordt hun gevraagd zo weerloos en arm te worden dat zelfs een paar sandalen om hun voetzolen te beschermen en een stok om wilde beesten van zich af te houden hun ontbreken. Zo rijk dat ze zonder zorgen de wereld in kunnen gaan, en tegelijkertijd volkomen afhankelijk van de goedheid van anderen voor onderdak en levensonderhoud.

Het evangelie is geschreven in een tijd waarin de jonge kerk nog zoekende is naar vorm, naar gestalte, en worstelt met de weerbarstigheid van mensen die het niet altijd met elkaar kunnen vinden. Waar de scheiding der wegen van synagoge en kerk nog niet uitgekristalliseerd is en waar gemeenschappelijkheid en scheiding, liefde en oordeel naast elkaar staan en nog naar verheldering zoeken. De spanning die dat oproept komt in de tekst voor deze zondag naar boven. En dat is spanning die we ook vandaag, in onze tijd en context, ontmoeten.

Pijnlijk begenadigd

Soms is er vrede te delen, een warm welkom en gedeelde vreugde over Gods liefde en trouw. Soms is er onbegrip, vijandigheid, en de noodzaak om verder te gaan en los te laten, het stof van de voeten te schudden, te oordelen en zelfs te veroordelen, voor of tegen, met of tegen ons.

We zijn geroepen om herder te zijn en te oogsten, om vrede te brengen, frank en vrij het evangelie te delen, en kansen aan te grijpen om breuklijnen te helen en genezing te brengen waar mensen beschadigd zijn geraakt, en waar we maar kunnen wat des duivels is uit te drijven. Geroepen om grenzeloos lief te hebben én grenzen te stellen aan wat strijdig is met het evangelie. Om de lofzang te zingen over Gods grenzeloze trouw en tegelijk te getuigen van Gods oordeel dat degenen die het Koninkrijk in de weg staan boven het hoofd hangt.

Tegelijk zijn we ook mensen die kapot lopen in de woestenij van onze wereld (en onze kerk!), als schapen zonder herder. We kennen ook het verdrietige gevoel dat er zoveel is dat beter zou kunnen zijn als we ons die liefde, vrede en genade waarover de Schriften spreken eigen zouden kunnen maken. We zien hoe anderen worstelen om het hoofd boven water te houden. En soms blijft ons niets anders over dan het stof van onze voeten te schudden in het vertrouwen dat God herscheppend bezig blijft, zelfs als wij het niet meer redden.

Een hart vol (com)passie

Jezus gaat ons voor, dat maakt het evangelie duidelijk. We doen Jezus’ werk, daartoe zijn we geroepen, met niets anders in handen dan de liefde, de vrede en de vreugde die we ontvangen hebben. Omringd door een grotere macht en een diepere liefde dan de onze. Het verhaal van de uitzending begint met een hart dat overloopt van medelijden, een hart vol (com)passie voor mensen die als schapen zonder herder ronddolen. Ga en zoek, verkondig en genees, wek doden op en reinig. Geef van wat je ontvangen hebt. Je hebt alles wat je nodig hebt. Deel het maar uit en voel je vrij om verder te trekken als het te moeilijk wordt. Laat de lofzang klinken en groeien, van hier naar het einde van de aarde. Deel het evangelie maar en breng bevrijding en genezing waar je kunt. En laat de rest aan God over.

Deze exegese is opgesteld door Anneke Oppewal.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken