'Dat is niets minder dan een programma.'


Van Kees van der Kooi, emeritus hoogleraar systematische theologische aan de Vrije Universiteit in Amsterdam ontvingen we deze blog naar aanleiding van Lezen en laten lezen, het nieuwe boek van Arnold Huijgen. Wij wijzen u ook op de studiedag op 30 oktober. De belangstelling is groot, maar inschrijven kan nog!
Sommige boeken kun je snel lezen, andere moet je zo nu en dan wegleggen en langzaam lezen. De snel te lezen boeken bieden informatie, of vaker nog uitwerking van één bepaald inzicht. De langzaam te lezen boeken vragen een andere houding, meer tijd en onderbreking. Van het tweede soort is het boek van Arnold Huijgen, Lezen en laten lezen. Gelovig omgaan met de bijbel. Het is een zorgvuldig geschreven boek, waarbij ik mij bij het lezen heb afgevraagd wat het nu precies was.
Sommige stukken laten zich lezen als een gesprek met een orthodox-gereformeerd lezerspubliek dat bijgepraat wordt over de vraag wat we eigenlijk bedoelen als we de bijbel Gods Woord noemen, de Schrift of de Schriften, of wanneer het gaat om dat de waarheid van de bijbel. Huijgen preciseert in dit boek de verhouding van historische waarheid tot de waarheid van Gods eigen spreken, een vraag die tientallen jaren geleden in het rapport ‘God met ons’ werd besproken. Dat rapport riep destijds grote kritiek op uit de rechterzijde van de gereformeerde gezindte en uit evangelische kring. Men vreesde dat de waarheid van Gods Woord werd opgeofferd op het altaar van een relationeel waarheidsbegrip.
Het boek van Huijgen geeft impliciet aandacht aan die vragen, maar de betekenis ervan is veel breder en bevat meerdere dimensies. Men vindt er theologische reflectie, cultuurkritiek, exegetische exercities, preekoefening en door dat alles heen het pleidooi voor geestelijk leven, waarbij geestelijk het volle materiële bestaan in de wereld omvat. Ik werd getroffen door zijn typering van onze cultuur als een veruiterlijkte cultuur. Aan de ene kant is onze samenleving gekenmerkt door rationalisering, streven naar efficiency, aan de andere kant vinden is er grote aandacht voor emotie, voor presentatie, image building. Beide kenmerken zich echter door een enorme veruiterlijking. Dit boek leest als een uitnodiging om opnieuw aandacht te vragen voor waarachtig geestelijk leven, voor een aandachtigheid voor God en zijn komen midden in het leven.
De omschrijving van dat geestelijk leven met de uitdrukking van ‘Gods komen’ heeft in dit boek een centrale plaats. Het beginpunt ligt aan de andere kant. Niet zozeer aan de kant van onze activiteit, in dat geestelijk leven is de ziel de resonantieruimte voor het komen van God. Heel mooi is wat Huijgen in navolging van Gerard Visser schrijft over gelatenheid en daarbij gebruik maakt van de drie regels van Luther voor de omgang met God: gebed, meditatie en aanvechting.
Laat ik mij hier beperken tot de laatste regel, die van aanvechting. Ik vond die in dit boek heel sterk uitgewerkt en wel op verschillende manieren. Aanvechting heeft volgens Huijgen niet zozeer te maken met persoonlijke twijfel aan God. De aanvechting, tentatio, is de spits van de omgang met de schrift. Niet de contemplatie is het hoogtepunt, nee, kennis van de God doet men op in het leven zelf, dat men ondergaat. Daar, in het leven zelf, waar men de krachten van het bestaan ondergaat, in lijden en stemmingswisselingen, daar is God verborgen en verschijnt Hij, maar niet op oproep. Niet het innerlijk leven van de enkele persoon is hier de horizon van de aanvechting, maar veeleer de grote wereld, de politiek, de wereld van werk en samenleving.
Staat de taal der feiten niet haaks op de beloften van God? (93) ‘Als God bestaat doet hij wel erg zijn best om niet ontdekt te worden’, schrijft Huijgen (94). Het is al met al geen afgerond godsbeeld, waar Gods tegenwoordigheid met middelen van denken kan worden verdedigd. Gods eigen komen en zijn vrijheid ligt ten grondslag aan de werkelijkheid van geloven. Dat impliceert rafelranden. Huijgen hangt een theologie aan met rafelranden omdat dat beantwoordt aan de manier waarop God omgaat met zijn volk. Dat is niet langer de god van de aristotelische metafysica, maar de levende God die geraakt kan worden. ‘De zuurdesem van de onbewogenheidstraditie moet uitgezuiverd worden uit het Godsbegrip en dus ook uit het bijbellezen’, schrijft Huijgen (152). Dat is niets minder dan een programma.
Kees van der Kooi
Lezen en laten lezen
Lezen en laten lezen van Arnold Huijgen is een verhelderend theologisch boek over gelovig omgaan met de Bijbel. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat je de Bijbel niet alleen leest, maar je ook laat lezen door God. De Bijbel is een ingewikkeld boek, en over de interpretatie ervan wordt veel gediscussieerd. Hoe kun je de Schrift dan zo lezen dat je hart geraakt wordt? En hoe voorkom je al te rationele Bijbellezing? Huijgen gaat te rade bij onder andere Luther. Zijn vuistregels voor het lezen van de Bijbel zijn nog altijd actueel. Daarnaast geeft hij voorbeelden van omgang met de Bijbel door Oepke Noordmans, Dietrich Bonhoeffer en door hemzelf. Arnold Huijgen is hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.