De beroepbare hond
Een advertentie inspireerde Udo Doedens tot een brief over honden, hun baasjes en de kerk.
Beste beroepingscommissie van Deil en Enspijk,
Jullie zoeken een predikant met hond, las ik op internet. Helaas, zo’n predikant ben ik niet, maar misschien kunnen jullie iets met onze hond beginnen. Bas (6 jaar, Duitse staander, zie foto) is altijd erg beroepbaar geweest en zal dat, als zijn gezondheid het toelaat, nog wel een tijdje blijven.
Met Bas erbij heb ik altijd gemakkelijk een praatje op straat. Vaak gaat dat over honden, over de angst van de andere hond voor harde geluiden, over die keer dat de hond blafte toen het gas was blijven branden en over wat er in Duitse staanders nog van een jachthond over is. Ook spreek ik dankzij Bas vaak over het weer. Hondenbezitters zijn niet zo kritisch op het weer. Of het nu stormt of vreselijk regent, ze zullen er toch met hun hond op uit moeten.
Veilige contacten …
Als ik eerlijk ben, denk ik dat de aanwezigheid van Bas voor het ontstaan van die gesprekken niet noodzakelijk is. Rodaan Al Galidi, de Nederlands-Iraakse schrijver, vertelt hoe moeilijk het is om met Nederlanders in contact te komen als je geen hond hebt.
Hij heeft echter experimenteel bewezen dat je zonder hond, maar met een hondenriem in je hand door de meeste hondenbezitters al voor vol wordt aangezien. Door af en toe zoekend in de verte te kijken en verwachtingsvol met de riem te zwaaien heeft hij het als kersverse statushouder en beginnende Nederlander klaargespeeld om hondloos met verschillende hondenbezitters betrekkingen aan te knopen.
Al Galidi is ook een van de weinige Nederlandse intellectuelen die zich heeft afgevraagd wat de hond voor Nederlanders betekent. Net als het weer en het voetbal is de hond voor mensen onder elkaar een veilig en tamelijk gevarieerd gespreksonderwerp. De hond is een aanleiding tot het leggen van contacten, maar tegelijk ook een begrenzing ervan. Hondenbezitters vragen elkaar zelden op de koffie. Een hond in je kielzog betekent: er is tijd voor een praatje maar ik moet ook weer verder om mijn rondje af te maken.
Honden zijn voor veel mensen een vorm van exposure. Een leuke hond moet haast wel een leuk baasje hebben. De manier waarop jij je met je hond vertoont, geeft een beeld van hoe jij in het leven staat. Met je handen in de zakken op modderige laarzen achter een dravende labrador aankuieren maakt een andere indruk dan met korte bevelen een aangelijnde dobermann in de pas houden.
De hond is aanleiding tot een praatje maar ook een begrenzing
Of hondenbezitters werkelijk naar communicatie verlangen, is nog maar de vraag. De meesten van hen halen hun schouders op als ze horen dat het voor sommige tegemoetkomende voetgangers weinig verschil maakt of ze iemand passeren met een om zich heen happende Bas aan de lijn of iemand met een geladen geweer. Hun plichtmatige reactie ‘hij doet niets’ heeft nog weinig hondenvrezers gerustgesteld.
Saamhorigheid met een prijs
Het klinkt als de ideale sprong naar maatschappelijke verbondenheid en menselijke saamhorigheid: dominees die een hond nemen, dagelijks koffie drinken bij de Hema, een beetje rondhangen bij de viskraam, ’s avonds aanschuiven aan de borreltafel of op zaterdag langs de lijn staan bij het voetbal. Maar ik verwacht er geen wonderen van.
De andere bezoekers van de viskraam zullen hoogstens denken: hij is een van ons, hij is net zo’n voetbalkijkende, bierdrinkende, door de wisselvalligheden van het leven getekende als ik. De dominee met hond past in de romantische droom dat de wereldvrede zal aanbreken als mensen maar eenmaal als gewone stervelingen onder elkaar zijn.
Uiteraard werkt het verbroederend als mensen bij een ontmoeting zorgen dat hun repertoire aan gespreksonderwerpen de top tien aller tijden niet te buiten gaat, als de taal die ze bezigen het niveau van Jip en Janneke aanhoudt en hun omgangsvormen niet ingewikkelder worden dan hard lachen en elkaar op schouders slaan.
Maar deze verbroedering heeft een hoge prijs. Alles wat afwijkt, onbekend is, meerduidig en vreemd, moet ervoor opzijgeschoven. Terwijl met de ene hand saamhorigheid wordt geoogst, oogst de andere hand angst en onwetendheid.
Op dezelfde manier mag je de verkiezingswinst duiden van een politieke partij die met een eenvoudige boodschap de lang verwaarloosde gewone man aan de macht heeft gebracht. Enerzijds is het verheugend dat een voorheen ‘afgehaakte’ groep weer ‘aanhaakt’, anderzijds baart het zorgen dat het aanhaken plaatsvond onder het gelijktijdig afzweren van politieke oplossingen die nuance zoeken en om offers vragen.
De zaak is dat de zorgvuldige beoordeling van een vraagstuk, ja zelfs de juiste verhouding tot een willekeurige vrouw of man op straat, een omweg vereist. Concrete situaties vragen om fijngevoeligheid, reflectie en geloof, dingen die de situatie zelf je niet bijbrengt, maar die je via een omweg verwerft, in je opvoeding, op school en in de kerk.
Deze drie instituties, en er zijn er nog meer, zorgen dat we bijzondere personen en problemen tegemoet kunnen treden met de juiste kennis en de juiste instelling. Voor de maatschappelijke verbondenheid, voor de vrede tussen de mensen, zijn ze onontbeerlijk.
Minder gezellig
Ik kom terug op de predikant met hond die jullie in Deil en Enspijk zoeken. Ik zou jullie willen vragen: mag de predikant nog even los van de riem? Het is de predikantentaak om in de Bijbel na te gaan en op de kansel te verkondigen dat God de situatie van de mensen en de manier waarop zij met elkaar verkeren, blijvend heeft veranderd.
De predikant is meer heilssoldaat dan mensenmens
Tussen de mensen staan niet langer argwaan, lotsverbondenheid, voorzichtige sympathie, familieband of vijandschap, maar God zelf. Zoals Hij zijn zoon schonk aan de mensen, zo moeten de mensen zich aan elkaar schenken. Vrede gaat gepaard met offer.
Dit evangelie ontmoet weerstand die niet alleen theoretisch van aard is, maar vaak is neergeslagen in alledaagse omgangsvormen. Daarom moet de predikant keer op keer het evangelie verkondigen en het daarna ook vertalen tot in de meest praktische consequenties.
Best mogelijk dat hij daarvoor de straat op moet om mensen te spreken in de kroeg en bij de viskraam. Naar die bestemmingen kan hij zijn hond meenemen. Maar om niet het misverstand te wekken dat hij optreedt in de hoedanigheid van hondenbezitter of, zoals jullie het noemen, van ‘mensenmens’, kan hij Bas misschien beter thuislaten.
In plaats daarvan zou hij het voorbeeld kunnen volgen van de soldaten van het Leger des Heils. Zij doen precies waar jullie gemeente enthousiast over is: de plek verlaten waar de kachel brandt en iedereen het al met je eens is. Zij gaan de minder gezellige wijken in en overschrijden de drempel van café en voetbalkantine.
Maar dat doen ze niet met hun hond erbij en een glas bier in de hand. De vrede die ze zoeken, is niet die tussen hondenbaasjes en bierdrinkers onder elkaar. Ze hebben vreemde petten opgezet en ouderwetse panty’s aangetrokken en in die uitdossing delen ze hun Strijdkreet uit en trakteren ze, als het koud is, op erwtensoep.
Zo is de kerk in de wereld: wel erin, niet ervan. Wel aanwezig, actief en betrokken, maar op eigen voorwaarden. Zonder hond.
Met vriendelijke groet,
Udo Doedens werkt als ambulant predikant in Woerden.