Menu

Basis

‘De kerk is ook wel een beetje een bubbel’

Blikvanger

Portret Marleen Blootens
Marleen Blootens. Foto: Sandra Haverman

Marleen Blootens was gemeentepredikant maar besloot in 2021 buiten de kerk te gaan werken. Ze is nu geestelijk verzorger in het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. Margot Berends vroeg haar welke betekenis ‘roeping’ nu voor haar heeft. En wat leert ze over dit begrip van de mensen die ze daar ziet?

Marleen Blootens: ‘Voor religieuze mensen is duidelijk waar het woord “roeping” voor staat. Anderen zouden eerder kiezen voor woorden als “drijfveer” of “motivatie”. Ik heb roeping altijd beleefd als dat-wat-en-wie-ik-ben, en dat wil ik dan graag doen. Zo heb ik altijd naar het predikantschap gekeken: als iets dat bij me past, bij mijn interesses, mijn talenten. Dan gaat je leven zó dat je je roeping volgt. Ik heb geen stem van God gehoord.

Wel zag ik het predikantschap als een weg die bij me past en daardoor als een gezegende keuze. Predikanten voelen zich vaak specifiek geroepen om het evangelie te verkondigen in een kerkelijke gemeente. Je roeping wordt natuurlijk door de kerk bevestigd en op basis daarvan krijg je je ambt. Ik heb lang in de kerk gewerkt en geleefd en dat was mijn roeping.’

De kloof overbruggen

‘Maar juist in de kerk kwam ik erachter dat ik op een bepaald moment in mijn leven ergens anders werd geroepen. Ik had vaak het gevoel dat ik een enorme kloof aan het overbruggen was, vanuit de kerk naar de samenleving. Toen dacht ik: misschien moet ik gewoon aan de andere kant gaan staan, midden in die samenleving. Ik voel een diepe loyaliteit aan de kerk, maar de kerk is ook wel een beetje een bubbel.

Ik ben nu geestelijk verzorger in het Erasmus Medisch Centrum. Tegelijkertijd voel ik me in mijn werk in het ziekenhuis voluit geroepen als predikant. Daar is niets aan veranderd, ik werk met dezelfde bezieling en dezelfde opdracht. De roeping die ik voel is: ik wil bij mensen zijn in Christus’ naam, in Gods naam, en met die mensen op weg gaan.

Juist in de kerk kwam ik erachter dat ik ergens anders werd geroepen

Dat doe je soms vanaf de kansel, soms in een ziekenhuis, soms in de gevangenis. Het is dezelfde roeping om bij ze te zijn, met al hun vragen.

Ik voel me nog dezelfde maar mijn werkplek is totaal anders. En die plek is niet per se voor altijd hoor. Ik denk dat roeping niet iets vasts is, maar iets dat in beweging is.

Het verschil met het gemeente-predikantschap is dat je als geestelijk verzorger de opdracht hebt om aan te sluiten bij die ene patiënt. Terwijl je in de kerk een brede agenda hebt, gevuld met vragen als: wat wil je met de gemeente, met de kerk, met de prediking? Daar ben je veel meer bezig vanuit een visie, een missionaire opdracht. Hier ben ik meer bezig met: wie is deze mens? Dat is veel individueler.

Als gemeentepredikant had ik de neiging vooral naar mensen te gaan bij wie ik geroepen werd. In crisispastoraat ben ik op mijn best, in situaties waarin het op de kern aankomt. In de gemeente vond ik het soms lastig dat het contact wat algemener wordt, doordat je lang met mensen optrekt.

Nu is het veel duidelijker. Als ik ergens kom, ben ik echt nodig. Maar wat ik nu dan weer een beetje mis, is de begeleiding van de wieg tot het graf. Hier spreek ik mensen van wie ik weet dat ze gaan sterven maar ik begraaf ze niet. Het zijn korte ontmoetingen, dat is van veel waarde, maar dat maakt het ook minder compleet. Je bent meer een voorbijganger. Tegelijk is dat ook juist van waarde, mensen vertellen je andere dingen omdat ze je daarna nooit meer zien.’

Geloof en relaties

‘De roeping, de drijfveer of de motivatie die ik hoor in verhalen van patiënten, gaat bijna altijd over relaties.

Het werk valt weg, veel verbleekt, wat overblijft zijn relaties. Als mensen hun roeping zijn misgelopen, gaat het meer over relationele dingen dan over professionele dingen. Uiteindelijk zijn we geroepen om te leven, denk ik. Je merkt hoe mensen hechten aan het leven. Dat is onze allereerste roeping: leven, en niet bijvoorbeeld dienen.

Marleen Blootens: ‘Ja, daar voel ik me toe geroepen: om iemands mens-zijn te laten oplichten in zo’n technische omgeving.’

Ziekte zet stil en het valt me op dat mensen zich geroepen voelen tot de mensen om hen heen. Zieke mensen verlangen naar hoop, herstel in relaties, nabijheid van mensen van wie ze houden. Recent sprak ik iemand die tijdens het ziekenhuisverblijf het contact met een van zijn kinderen heeft hersteld. Dat had hij niet verwacht, maar door die ziekte kwam hij daartoe.

Als mensen gaan sterven, is ook vaak de vraag: wat laat ik achter, voor wie ben ik van betekenis geweest? In dit werk zie ik hoeveel mensen van elkaar houden. Dat vind ik ontroerend. Zo ontmoette ik een man en een vrouw, echte Rotterdammers, een beetje lomp – de verpleging had wel problemen met ze. Zij ging sterven, hij was een beer van een kerel en hij liet blijken hoeveel hij van zijn vrouw hield. Hij stond in mijn armen te huilen toen ze gestorven was. Dan zie je dat zij het doel van zijn leven was.

Die ene persoon, dat kind, die moeder, die was blijkbaar degene tot wie jij bent geroepen. In bijna elk gesprek hoor ik dat iemand zich geroepen voelt om er voor iemand anders te zijn. Dat benoem ik vaak, ik probeer de relaties van de mensen in beeld te krijgen. Want daar zit volgens mij het geheim van het leven, dat is de zingeving, in de relaties van mensen klinkt vaak hun geloof door.

Onze allereerste roeping is leven, en niet bijvoorbeeld dienen

Ik sprak eens iemand die te horen had gekregen dat hij ging sterven, die echt de balans opmaakte. Hij was al wat ouder en was bereid het leven af te ronden. Hij was accountant geweest en de metafoor van “de balans opmaken” werkte goed voor hem. Hij kon aangeven wat belangrijk was geweest in zijn leven en zijn vrijwilligerswerk bleek meer van betekenis dan zijn andere werk.

In de kerk is “roeping” een gangbaar woord, maar in het gewone leven gaat het om: wat vind ik nou echt belangrijk? Door ziekte wordt dat duidelijker. Niet meteen, als de tragiek heel groot is zijn mensen vooral aan het overleven. Die vraag komt pas wat later. En de vraag blijkt dan niet te zijn: wát vind ik belangrijk? Maar: wíé vind ik belangrijk?’

Verborgen liturgie

‘In dit ziekenhuis zijn geen kerkdiensten. De liturgie die wij als geestelijk verzorgers hier doen, is verborgen. Dat is bijvoorbeeld een gebed waar verder niemand bij is, of misschien één verpleegkundige. Die gesprekken, gebeden en zegeningen zijn ook liturgie, hoewel er geen gemeenschap meer is die dat draagt. Liturgie is het leven voor Gods aangezicht brengen en dat is wat ik hier doe, maar het is niet publiek. Het gebeurt in het verborgene, een ziekenhuiskamer kan een heilige ruimte worden.

Het is mooi werk. Wij zien als geestelijk verzorgers de hele mens, niet alleen dat zieke lichaam. Ik spreek mensen aan bij hun voornaam, ik bid niet met mevrouw x of meneer y. Ja, daar voel ik me toe geroepen: om iemands mens-zijn te laten oplichten in zo’n technische omgeving.’

Gescheiden werelden

‘Waar ik me ook toe geroepen voel, is om de twee werelden van gemeente en ziekenhuis meer met elkaar te verbinden. Ik zie dat er soms afstand is tussen de kerk en de geestelijk verzorgers. Ik zou ze weer met elkaar in gesprek willen brengen. Geestelijk verzorgers staan in de frontlinie, alle vragen van het leven komen in zo’n ziekenhuis voorbij. Dit zijn de vragen waar de theologie over gaat.

Jammer dat het zulke gescheiden werelden zijn. Collega’s in de kerk zijn zo druk bezig met die kerk, die kunnen zich moeilijk verplaatsen in geestelijk verzorgers. En hetzelfde geldt voor geestelijk verzorgers, om zich te verplaatsen in hun missionaire collega’s.

Een gebed waar verder niemand bij is

Een geestelijk verzorger die ambtelijk verbonden is, en de betreffende gemeente zouden meer kunnen investeren in de onderlinge relatie. De schat aan wijsheid in de kerk en de schat aan wijsheid bij collega’s die buiten de kerk werken, zouden elkaar kunnen versterken. Ik denk dat daar een kans ligt.

Tot slot, over roeping gesproken: ik ontmoet veel zorgmedewerkers die een enorme drive hebben. Dat noemen ze misschien geen roeping, maar dat is hetzelfde. Verpleegkundigen zijn soms echt “engelen onderweg”. Ze zijn een enorme motor, zo toegewijd. Mooi om te zien.

Roeping: durf daar eenvoudig over te denken. Roeping is volgen waar je energie ligt, waar je hart ligt, waar je blij van wordt. God zet je niet vast, God nodigt je uit om het leven te exploreren. Dat vind ik prachtig.’

Margot C. Berends is theoloog en freelance journalist.


Roeping
Woord & Dienst 2024, nr. 9

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken