Menu

Basis

De opbouw van de kerkorde – gelaagde regelgeving

Iemand die een opengeslagen boek vasthoudt en leest
(Beeld: ChristianChan via iStock)

Nog eens over de kerkorde, maar hier gaat het vooral om de opbouw, om de structuur ervan en de onderlinge verhouding tussen de regelingen op de verschillende niveaus.

Hoe zit de kerkorde in elkaar? Dat klinkt als een eenvoudige vraag. Toch is die nog niet zo eenvoudig te beantwoorden. In dit artikel probeer ik u/jou als lezer enig zicht te geven op mogelijke antwoorden.

Een palet aan regelingen

Het woord kerkorde is meerduidig. Zo vormt het eerste deel, dat 19 met Romeinse cijfers genummerde artikelen bevat, de kerkorde in engere zin.

Deze omschrijving wijst er al op dat de kerkorde meer omvat dan deze basisartikelen. Naast de Romeinse artikelen bevat ze ook ordinanties, generale regelingen en een gevarieerde verzameling van andere regelingen. Zo zijn er bijvoorbeeld overgangsbepalingen. Deze slaan de brug tussen een (inmiddels) verouderde regeling en een nieuwe. Wat moet er bijvoorbeeld gebeuren als voor iemand een preekconsent is aangevraagd, het nog niet verleend is en de regeling voor het verlenen van die consenten in de tussentijd wordt veranderd?

Belangrijk is verder de plaatselijke regeling. Zij is meestal niet zo bekend, maar elke (wijk)gemeente moet er één hebben. Hierin staat hoe een gemeente uitvoering geeft aan de kerkordelijke regels. Denk in dat verband onder meer aan de verkiezingsregeling voor ouderlingen en diakenen. Is dat de reguliere, waarin de gemeente, als zij dat wil, grote invloed kan uitoefenen op de kandidatenlijst? Of is dat de zogenaamde tweetallenprocedure, waarin de kerkenraad, gemachtigd door de gemeente, een vergaande stem krijgt wie in het ambt verkozen kunnen worden?

Maar ook de voorbereiding van een kerkenraadsvergadering kan erin beschreven worden, wanneer die aangekondigd moet worden en wanneer de stukken binnen moeten zijn bij de ambtsdragers. En vele vergelijkbare, vooral technische regels meer. Zorg dus dat je als kerkenraadslid een exemplaar van deze plaatselijke regeling in bezit hebt. Nog beter: zorg dat de gemeente er toegang toe heeft.

Belangrijk: zorg dat je als kerkenraad een plaatselijke regeling bij de hand hebt!

Verschil in gewicht

De verschillende onderdelen van de kerkorde kennen onderling een zekere hiërarchie en een verschil in inhoudelijk gewicht.

De Romeinse artikelen bevatten de basisregels van de kerk. Zij dragen overwegend een belijdend karakter. De kerk zegt daarmee: wij geloven, wij zijn er op basis van ons geloof van overtuigd, dat de kerk op deze wijze georganiseerd moet worden. Begin maar eens met artikel I. Je proeft het meteen: ‘De Protestantse Kerk in Nederland is overeenkomstig haar belijden gestalte van de ene (…) Kerk’. Ze is niet dé kerk, maar een kerk. Bewust staat kerk in het artikel met een hoofdletter: dat is Gods wereldwijde kerk.

De ordinanties hebben dezelfde volgorde als de Romeinse artikelen. Zo behandelt ordinantie 5 de eredienst in het algemeen (art. VII), 6 de doop (art. VIII) en 7 het avondmaal (art. IX). Een ordinantie is meer dan een praktische uitwerking van het Romeinse artikel. Leg bijvoorbeeld wat er in de ordinantie over de doop gezegd wordt maar eens naast: ‘De gemeente wordt (…) opgewekt tot de viering van de doop’: dat vind je niet zo direct terug in het onderliggende Romeinse artikel en is stevig inhoudelijk getoonzet. Dat is vaker het geval. Wat dat betreft zijn de generale regelingen een stuk lichter, die zijn vooral regulerend.

De Romeinse artikelen zijn stevig inhoudelijk getoonzet, de generale regelingen lichter en vooral regulerend

Rangorde

In beginsel is er in de genoemde onderdelen sprake van een rangorde. De Romeinse artikelen staan als het ware bóvenaan, de ordinanties daarónder en de generale regelingen nóg een trede lager.

De regels voor het wijzigen van elk onderdeel verschillen dan ook. Bij de Romeinse artikelen is tenminste een twee-derde meerderheid nodig, bij de ordinanties is meer dan de helft van de geldig uitgebrachte stemmen voldoende. Moet bij deze twee onderdelen doorgaans ook het grondvlak van de kerk worden geraadpleegd, bij een generale regeling kan de generale synode – en soms zelfs de kleine synode – direct een wijzigingsbesluit nemen. De laatste jaren bestaat daarom de neiging om zaken zo ‘laag’ mogelijk te regelen. Wijzigen kan dan relatief snel. Het maakt de kerk wendbaarder.

Tot op zekere hoogte

Ik kan nu de indruk gewekt hebben dat een ordinantie in overeenstemming moet zijn met de Romeinse artikelen. In de regel klopt dat ook, maar niet altijd. Zo is in de Romeinse artikelen eenduidig dat een predikant doop en avondmaal bedient. Toch zijn er in de ordinanties twee uitzonderingen te vinden. Als een gemeente in moeilijke omstandigheden verkeert, dan kan daarvoor ter plaatse ook een ouderling of diaken aangewezen worden. Daarnaast kan in bepaalde omstandigheden ook een kerkelijk werker deze sacramentsbevoegdheid krijgen. De eerste uitzondering heeft van het begin af aan in de ordinanties gestaan.

Het zou voor de soliditeit van het kerkordelijk bouwwerk beter zijn, als de mogelijkheid van een uitzondering uitdrukkelijk in het desbetreffende Romeinse artikel zou staan.

Tot slot

Alle regelingen en regels, ook de puur zakelijk-technische, horen gebruikt te worden in een geestelijke wijze van leidinggeven aan de gemeente. Het doel is dat in haar leven en werken Christus – en door Hem God – zichtbaar worden.

Dr. Klaas-Willem de Jong is universitair hoofddocent Kerkrecht aan de Protestantse Theologische Universiteit.


Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken