Menu

Basis

De schepping omgekeerd

Bijbelwetenschappen

10e zondag van de herfst (Sefanja 1:14-2,3, Openbaring 1:1-8 en Marcus 13:14-27)

Op deze laatste zondag van het kerkelijk jaar gaat het vooral over die ‘grote dag van de Heer’ en wat er dan gebeurt. Natuurlijk moet de apocalyps ook op de kerkelijke agenda. Maar moet het jaar zo in mineur eindigen? Wat is vandaag het ‘goede nieuws’?

Het thema wordt het duidelijkst bepaald door de Sefanjalezing. Deze perikoop begint met de ‘dag van de Heer’ (Hebr.: jom-jhwh – 1:14) en eindigt er ook mee: ‘op de dag van de toorn van de Heer’ (Hebr.: bejom af-jhwh – 2:3). Overigens staat het voorafgaande ook in het teken van deze dag, die in 1:7 al wordt genoemd. De profeet verkondigt de schepping omgekeerd: alles wat eens zo zorgvuldig geschapen was, wordt even zorgvuldig vernietigd (1:2.3). Omdat het volk het geschapene is gaan vereren in plaats van de Schepper, moet de hele schepping ongedaan gemaakt worden.

Zoek jezelf en zoekt elkaar

Dan komen we bij de eigenlijke perikoop: de grote dag van God wordt beschreven als een oorlog van God tegen de vorsten van de wereld (1:8). Rampspoed alom. Maar daarna, in Sefanja 2:1-3, komt er ook een reddende hand voor zijn door de algemene rampspoed getroffen volk: het is nog niet te laat. Met de juiste instelling laat het tij zich nog keren. In deze verzen komen twee werkwoorden voor die in het Hebreeuws rijmen, maar in het Nederlands niet, en die allebei iets in de trant van ‘zoeken’ betekenen. In 2:1 eerst de hitpolel imperativus meervoud en daarna de qal imperativus meervoud van het zeldzame werkwoord qasjasj.

De vertaling is volgens Koehler/Baumgartner onzeker, maar ‘Verzamelt elkaar en verzamelt u’ lijkt de meest letterlijke optie. Elders wordt dit werkwoord gebruikt voor het verzamelend zoeken van sprokkelhout of stro (Numeri 15:32; Exodus 5:7). De NB vertaalt dan ook: ‘Sprokkelt uzelf bijeen, sprokkelt.’ ‘Pull yourself together,’ zou men in het Engels bemoedigend zeggen. ‘Zoek jezelf en zoekt elkaar,’ zou mijn vertaling zijn. In 2:3 komen we vervolgens driemaal de pi‘el imperativus meervoud van het daarop rijmende Hebreeuwse werkwoord baqasj, ‘zoeken’ tegen: ‘Zoekt de Heer, (…) zoekt rechtvaardigheid, zoekt nederigheid.’ Dit is de kans om de dag des oordeels af te wenden. Hem oprecht te zoeken is voor God genoeg.

Is het echt waar?

De perikoop uit het Marcusevangelie vormt een onderdeel van een grotere redevoering van Jezus met als thema ‘waarheid en misleiding’. De waarheid is niet aangenaam: oorlog en oorlogsdreiging, conflicten tussen volkeren, aardbevingen en hongersnoden. De getuigen van het goede nieuws zelf zullen voor het gerecht worden gedaagd. Dient het feit dat Marcus zich in 13:14 als auteur rechtstreeks tot zijn toehoorders richt met de opmerking ho anaginooskoon noeitoo – Grieks voor: ‘lezer, begrijp dit goed’ – als bewijs dat Jezus’ voorspellingen uitkomen? Gaat dit ‘onderonsje’ terug op de gezamenlijke ervaring van de verwoesting van de tempel in het jaar 70? Wat kan anders nog onderstrepen dat Jezus’ woord, in tegenstelling tot dat van valse messiassen en profeten, geen misleiding is?

Verwoestende gruwel

Deze Marcuslezing bevat mooie voorbeelden van intertekstualiteit. De indruk dat de lezers, net als de auteur, een concreet beeld hebben bij de ‘verwoestende gruwel’ (Gr.: bdelugma tès erèmooseoos – 13:14) wordt in de NBV versterkt doordat deze woorden daar tussen aanhalingstekens staan. In de Willibrordvertaling (1995) zijn ze cursief gedrukt, evenals enkele woorden in 13:24.25.26.

Die cursieve druk is ook terug te vinden in het Griekse Nieuwe Testament van Nestle-Aland. Daar verwijst die cursieve tekst echter naar een notitie in de marge, dat Jezus hier uit Daniël 11 en 12 citeert, waar melding wordt gemaakt van een ‘verwoesting brengend’ afgodsbeeld dat in de tempel wordt geplaatst. Volgens een ‘in linnen geklede man die zich boven de rivier bevond’, één van twee gezanten van de engel Michaël, zal het daarna nog tussen de 1290 en 1350 dagen (zo’n drieënhalf jaar) duren voordat aan het lijden een eind komt. Met deze mededeling eindigt het boek Daniël. Ook in Marcus (13:20) is er sprake van een periode van verdrukking die wordt verkort. Anders ‘zou geen enkel mens worden gered, maar omwille van de uitverkorenen die Hij tot de zijnen heeft gemaakt, heeft Hij die tijd verkort’ (NBV).

De auteur van Marcus laat Jezus dus met beelden uit Daniël een synchroon verband leggen tussen het afgodsbeeld in de tempel en de naderende redding. De misvatting die hiermee bestreden moet worden, dat de ondergang geheel aan de uitverkorenen voorbij zal gaan. Nee, iedereen, ook hen, treft de dag des oordeels, net als het volk van Israël destijds. Maar doordat de Heer voor zijn terugkomst deze tijd van verwoesting verkort, zullen de uitverkorenen behoed worden voor volledige vernietiging. Dat is het goede nieuws in Marcus.

De kairos is nabij

Uit Openbaring wordt enkel de inleiding gelezen, waarin het programma uiteengezet wordt. Al het volgende staat in het teken van Christus’ wederkomst. Ook hier gaat het over de ‘nabijheid’ van de redding: ‘want de tijd is nabij’ (Gr.: ho gar kairos engus – Openbaring 1:3). Het woordje gar (= want) slaat op makarios (=gelukkig) aan het begin van dit vers. De nabijheid van de tijd is hier op te vatten als een gelukkige zaak. Iets wat eerder bespoedigd dan afgewend moet worden. De afwending van het oordeel over de zondige mens is immers al door Jezus zelf voltrokken, doordat Hij ‘ons van onze zonden bevrijd heeft door zijn bloed’ (1:5b).

De goede boodschap van deze zondag is dat de grote dag des oordeels de (weder)komst van Jezus is. Hij is nabij. Ja, oorlog, leed en verwoesting worden door Jezus niet als bij toverslag opgeheven. Maar door zijn nabijheid wordt de tijd verkort, zodat deze niet uitloopt op een totale vernietiging van zijn betrouwbare getuigen.

Deze exegese is opgesteld door Matthijs de Vries.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken