Menu

Premium

De toegevoegde waarde van de theologie voor het ethische maakbaarheiddebat

1. Maakbaarheid en ‘enhancement’

Het debat over maakbaarheid of verbetering van de mens – ‘human enhancement’ in het Engels – is niet gemakkelijk af te baken. Het beslaat globaal onderwerpen zoals plastische chirurgie, genetische modificatie, doping en het gebruik van psycho-farmaceutica, terwijl in-vitrofertilisatie (ivf) en euthanasie er veelal buiten vallen. De definitie van bio-ethicus Eric Juengst is toonaangevend: ‘enhancement is er op gericht het menselijk leven en de menselijke vorm te verbeteren buiten wat nodig is om goede gezondheid te bewaren of te herstellen.’
[1]
Op basis van deze definitie wordt enhancement in de regel niet gezien als een medische ingreep, wat bijvoorbeeld wel geldt voor ivf en euthanasie. Hoewel het onderscheid tussen enhancement en medische ingrepen problematisch en nauwelijks houdbaar is,
[2]
bouw ik in dit artikel voort op de literatuur van het enhancement-debat? Daarin is namelijk een uitgebreide reeks thema’s en argumenten verzameld die laat zien hoe we over het verbeteren van mensen kunnen denken.

De ethische onderwerpen die in het debat aan de orde komen, zijn als volgt te categoriseren. Op de eerste plaats neemt de distinctie tussen enhancement en geneeskunde een grote plaats in. Centrale vraag is of er morele grenzen te stellen zijn aan de maakbaarheid van de mens op het moment dat ingrepen in het lichaam verder reiken dan het bevorderen van de gezondheid. Een ander voor de hand liggend thema is de veiligheid van nieuwe toepassingen van technologie. Wat zijn mogelijke risico’s van enhancementl Daarnaast hebben ethici zich gericht op vragen rond authenticiteit en persoonlijke identiteit. Blijft degene wiens/wier lichaam of karakter aangepast wordt door middel van technologie nog zichzelf? Hoe kunnen we deze persoonlijke veranderingen waarderen? Een ander thema is de vraag of de gevolgen van maakbaarheid wel tot een gelukkiger leven? Komen mensen wel volledig tot hun recht wanneer ze zich laten ‘verbeteren’ met behulp van technologie? Bedreigen deze handelingen wellicht de menselijke waardigheid? In sociaal opzicht zijn ook verschillende vragen te stellen. Een belangrijk thema betreft de vraag naar gelijkheid en eerlijkheid. Krijgen mensen wel gelijke kansen om hun leven vorm te geven? Hebben sommigen meer dan anderen om hun leven door middel van technologie op te waarderen, bijvoorbeeld dankzij hun financiële mogelijkheden? Ten slotte is een belangrijk ethisch thema hoe enhancement-technologie en sociale aspecten elkaar beïnvloeden. Is het moreel problematisch wanneer sociale druk van bepaalde schoonheidsidealen sommige mensen ertoe brengt drastische fysieke ingrepen te óndergaan?

Ik zal aangeven hoe de theologie een waardevolle bijdrage levert of zou kunnen leveren aan het genoemde debat. Elk thema binnen de biomedische ethiek is van meet af aan een interdisciplinaire kwestie. Hoewel het voor de hand ligt dat de meeste kwesties zowel medische als filosofisch-ethische elementen in zich dragen, beïnvloeden veelal ook sociaal-wetenschappelijke, juridische en politieke aspecten het totaalplaatje van een ethische afweging. Vanaf het ontstaan van de bio-ethiek in de jaren ’60 van de twintigste eeuw, heeft de theologie een beduidende invloed gehad, maar recentelijk is deze minder geworden. Het is daarom van belang om voor een cruciaal maatschappelijk thema zoals het maakbaarheiddebat te expliciteren op welke wijze de theologie een toegevoegde waarde heeft en zou kunnen hebben.

2. Maakbaarheid en theologie

Theologie heeft een belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan van de bio- ethiek. Theologen benadrukten de noodzaak van het stellen van medisch- ethische vragen en benaderden deze op systematische wijze.
[3]
Opmerkelijk is dat wanneer we tegenwoordig naar het bio-ethisch debat kijken, theologische inbreng slechts mondjesmaat zichtbaar is. Nog altijd hebben veel toegepaste ethici een theologische achtergrond, maar velen bedienen zich voornamelijk van seculiere argumenten. Sommigen doen dit omdat zij theologische argumenten niet langer zinvol achten, anderen om strategische redenen. Schroom is wellicht ook van invloed. In het maatschappelijke en academische debat is immers lang niet meer evident waarom theologische inbreng een waardevolle bijdrage zou kunnen leveren. Hoe een theologisch argument overtuigend zijn voor hen die de religieuze vooronderstellingen niet kunnen delen? In een debat waarin argumentatie uiteindelijk altijd is gericht op besluitvorming lijkt het slechts mogelijk om ‘objectieve’ of ‘universeel geldende’ argumenten in te brengen. Hoewel het discutabel is of dit soort argumenten überhaupt zijn te leveren, vind ik het belangrijker om te benadrukken dat theologie een bijdrage leveren, zonder dat instemming met religieuze uitgangspunten noodzakelijk is.
[4]
Theologie net als disciplines als psychologie en rechtsgeleerdheid worden beschouwd als een vakgebied dat een eigenheid aan reflecties en perspectieven met zich meebrengt. Vanuit een religieuze interesse is binnen de theologie een rijke traditie ontstaan aan thema’s die systematisch zijn overdacht en die ook buiten de religieuze context relevante inzichten kunnen leveren. De vraag wordt daarmee vooral welke specifiek theologische expertise een toegevoegde waarde bieden aan het interdisciplinaire ethisch debat over maakbaarheid.

In de volgende paragrafen beschrijf ik enkele onderwerpen aangaande maakbaarheid waarbij theologie expliciet aanwezig is (geweest) of zou kunnen zijn. Ten aanzien van de bestaande theologische inbreng zal ik kritische vragen stellen over de toegevoegde waarde ervan. Vier thema’s komen aan de orde.

Het eerste thema wordt gekenmerkt door de metafoor ‘voor God spelen’. Onder deze benaming een verzameling aan argumenten worden beschreven die vragen naar de morele begrenzingen van het toepassen van technologie. Plaatsen we onszelf op de stoel van God wanneer we de maakbaarheid van de mens nastreven?

De menselijke waardigheid is het tweede onderwerp. Dat is een ander thema in de bio-ethiek dat theologische achtergronden heeft. Hoewel traditionele theologische benaderingen van deze notie in feite zijn vervangen door filosofische, zouden hernieuwde theologische reflecties op dit thema het bioethische debat over maakbaarheid nader kunnen verdiepen.

Gerelateerd hieraan kunnen we, ten derde, sociale dimensies benoemen, waarover de theologie een specifieke inbreng hebben. Hoe gaan we om met onze naaste, welke zorg dragen wij voor anderen? Dit zijn vragen die juist met oog op de maatschappelijke verlangens naar maakbaarheid zinvol zijn.

Ten slotte de theologie bijdragen aan de reflectie op de doelen van enhancement-technologie en de motivaties om deze te gebruiken. We kunnen ons namelijk afvragen of de wens om onze lichamen en capaciteiten te verbeteren niet overeenkomt met religieuze verlangens om een beter mens te zijn. In de volgende paragrafen ga ik nader op deze onderwerpen en de mogelijke theologische benaderingen in.

3. Voor God spelen

Nog voordat termen als maakbaarheid en enhancement belangrijk werden in het ethisch debat, werd de metafoor ‘voor God spelen’ als normatieve notie gebezigd. Voornamelijk aangaande vragen rondom leven en dood (abortus, euthanasie) klonk het kritische geluid dat mensen niet geacht werden de plaats van God in te nemen. Er zouden morele grenzen zijn aan het menselijke ingrijpen in de natuur. Het maakbaarheiddebat roept deze vragen opnieuw en wellicht in versterkte mate op. Momenteel is ‘dankzij’ de ontwikkelingen binnen de genetica immers niet alleen het leven van individuen te beïnvloeden, maar zelfs dat van hele generaties, zo niet de gehele mensheid. De metafoor ‘voor God spelen’ is intussen overgenomen in seculiere kringen. Ook in die context dient hij als kritische notie om te waarschuwen dat mensen geen taken op zich moeten nemen die hun capaciteiten overstijgen. Deze seculiere notie is echter relatief Teeg’ en weinig kritisch overdacht. Het is de vraag of de theologische notie beter worden gefundeerd dan de seculiere.

Willem B. Drees benadrukt dat het ‘voor God spelen’ worden begrepen als een expressie van morele onzekerheden en niet zozeer als uiting van concrete morele thema’s die voortkomen uit technologie-ontwikkeling.
[5]
Drees, zich baserend op Dworkin, laat zien dat de metafoor voortkomt uit een angst om grip te verliezen, hoewel er niet veel reden is voor deze angst. Door de geschiedenis heen hebben mensen zich immers altijd op onbekend terrein begeven om verder te komen in hun ontwikkeling. Andere argumenten zouden moeten tonen waarom deze angst in het geval van maakbaarheid meer gegrond zou zijn.

In zijn reflecties op de metafoor onderscheidt Egbert Schroten twee mog’elijke connotaties van ‘spelen’.
[6]
Enerzijds kunnen we ‘spelen’ interpreteren als theatrale rol, in de zin dat God zou worden geïmiteerd. Anderzijds het worden begrepen als vorm van vervanging, in de zin dat Gods rol wordt overgenomen op het moment dat God deze zelf niet meer inneemt. Hoewel deze laatste gedachte interessant lijken in een seculiere context, waarin niet langer wordt uitgegaan van het bestaan van God, loopt deze spaak vanuit een theologisch gezichtspunt. Vanuit de mens-God relatie die wordt gezien als een schepsel-Schepper relatie, is het logischerwijs niet mogelijk dat mensen God volledig vervangen. Uiteindelijk blijven zij altijd zelf ook een schepsel. Daarom de notie ‘voor God spelen’ nooit begrepen worden als ‘God zijn’.
[7]
Hoogstens hij worden geïnterpreteerd als handelen naar analogie van Gods handelen.
[8]
Omdat de metafoor geen onderscheid maken tussen handelingen die God zouden toebehoren en handelingen die mensen zouden toebehoren, is het niet mogelijk hem te gebruiken als normatief gereedschap om te oordelen in ethische afwegingen. Hoogstens hij dienen als een indicatie voor morele intuïties, die ons doen nadenken of iets moreel toelaatbaar is of niet. Als zodanig staat de notie slechts aan het begin van ethische reflectie en heeft deze geen belang voor de fase waarin evaluatieve oordelen worden gevormd.

Verschillende theologen hebben nagedacht over een ander perspectief, namelijk dat de mens ‘co-creator’ naast God zou kunnen zijn. Philip Heftier gaat zover om te zeggen dat mensen co-creator kunnen zijn, maar ook zouden moeten zijn, vanuit de idee dat we een heilzame bijdrage aan de natuur dienen te leveren.
[9]
WilliamIrons, vervolgens, stelt zich de kritische vraag of de mens wel in staat is om een heilzame bijdrage te leveren.
[10]
De geschiedenis toont dat de menselijke capaciteiten en motivaties in dat opzicht minstens dubbelzinnig zijn te noemen.

In een ethische context is het interessanter ons af te vragen of de idee van co-creatorschap morele rechtvaardiging geven aan het streven naar maakbaarheid. Irons merkt echter terecht op dat de notie is gebaseerd op’een theologische traditie die binnen een seculiere context niet navolgbaar is. Hoewel binnen de theologie en binnen religieuze gemeenschappen een dergelijke argumentatielijn wellicht zinvol worden uitgewerkt, is dat binnen het seculiere debat niet mogelijk.

We moeten erkennen dat de bestaande theologische noties die hier zijn genoemd, geen fundamentele toegevoegde waarde hebben voor het algemene ethische debat. Dit sluit echter niet uit dat andere theologische benaderingen van de vraag hoe ver we kunnen gaan met technologisch ingrijpen in de mens zinvol kunnen zijn.

4. Menselijke waardigheid

De ethische notie ‘menselijke waardigheid’ (‘human dignity’) is binnen de bio-ethiek een onderwerp van uitgebreide reflectie. Deze notie is van oudsher gebaseerd op theologische structuren, namelijk dat het menselijke leven heilig is. Traditionele gedachten over de heiligheid en geschapenheid van het leven of het ‘beeld van God zijn’, lijken in het seculiere debat echter nauwelijks een bijdrage te kunnen leveren. Filosofisch gezien is ‘menselijke waardigheid’ gebaseerd op de vrijheid, redelijkheid en persoonlijkheid van mensen. Dit heeft ertoe geleid dat de ethische notie voornamelijk voorkomt in debatten waarin deze aspecten van mensen in twijfel worden getrokken: de persoonlijkheid van embryo’s of comateuze patiënten, de redelijkheid van mensen met een verstandelijke handicap of dementie en de vrijheid van hen die voor euthanasie kiezen.
[11]
Ook buiten het bio-ethisch debat heeft de notie een belangrijke betekenis in het morele leven. De waardigheid van mensen staat onder andere als eerste genoemd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het interessante aan de notie menselijke waardigheid is dat er twee tegengestelde connotaties aan zijn verbonden. Ten eerste menselijke waardigheid worden gebruikt om empowerment te bewerkstelligen.
[12]
In deze zin omschrijft de notie het recht dat iemands waardigheid wordt beschermd, het recht op fundamentele vrijheid dat ieder heeft. Ten tweede houdt menselijke waardigheid een beperkende verplichting in. Zij dient immers als plicht de eigen waardigheid en die van anderen te beschermen.

De spanning tussen deze twee aspecten van de menselijke waardigheid dient zich ook aan in het enhancement-debat. Men kan zich erop beroepen dat mensen toch de keuze hebben om hun eigen leven vorm te geven zoals ze dat willen. De keuze voor borstvergroting, bètablokkers of geheugenverbeteraars kan als autonome keuze, als empowerment, worden beschouwd. Is ook niet het verplichtende aspect van waardigheid aanwezig? In het maakbaarheid- debat dient zich de vraag aan of mensen niet moeten worden beschermd tegen rigoureuze persoonlijke veranderingen.

Een zinvolle theologische bijdrage zou daarom kunnen bestaan uit een hernieuwde doordenking van de menselijke waardigheid. Aanzetten hiertoe zijn bijvoorbeeld gegeven door Paul Valadier en Annelies van Heijst.
[13]
Aan de hand van de parabel van de Barmhartige Samaritaan toont Valadier aan dat waardigheid niet zozeer een attribuut van personen is, maar daar ontstaat waar mensen met elkaar in relatie treden. Relaties van reciprociteit en solidariteit zijn nodig om mensen waardigheid te bieden. Van Heijst past deze gedachte verder toe op relaties in de zorgsector. Het zou interessant zijn deze benaderingen te verdiepen en te onderzoeken hoe ze van toepassing kunnen zijn op het maakbaarheiddebat.

In dit opzicht zie ik twee interessante vraagstukken aangaande maakbaarheid waaraan deze theologische inzichten rondom de menselijke waardigheid een bijdrage zouden kunnen leveren. In eerste instantie is er het overkoepelende thema van de stimulering of beperking van de technologische vooruitgang. In het bio-ethische debat bestaat veelal de verwachting dat theologen een behoudende visie verdedigen ten aanzien van technologie-ontwikkeling. Nieuwe bezinning op de notie menselijke waardigheid kan het debat verdiepen, in die zin dat het een balans kan benoemen tussen de autonome keuze van individuen om zichzelf te veranderen en de relationele zorg voor elkaar ter bescherming van ieders waardigheid.

In tweede instantie rijzen in het enhancement-debat vele vragen rondom de identiteit en persoonlijkheid van degenen die drastische veranderingen ondergaan. Is iemand die wordt behandeld met psychofarmaceutica om haar sociale capaciteiten te versterken (of normaliseren) zichzelf nog wel?
[14]
Vooral in relationele zin zijn deze-vragen interessant. Behouden deze mensen hun waardigheid of authenticiteit door het maken van autonome keuzes of is de behoefte om zichzelf te verbeteren een reactie op het feit dat hun voorheen geen waardigheid is toegekend? Zowel David DeGrazia als Kathy Davis geven aan dat mensen zichzelf willen veranderen om een normaal leven te kunnen vormgeven in de maatschappij, waar ze dat eerder niet mogelijk achtten.
[15]
Is hun wens tot verandering een reactie op het gemis aan solidaire en ondersteunende relaties en hopen ze wanneer ze zijn veranderd wel waardigheid en erkenning te ontvangen? In die laatste zin is het verlangen naar maakbaarheid in feite een sterke cultuurkritiek, waarbij personen de noodzaak voelen hun eigen waardigheid te creëren door middel van technologie.

5. Sociale dimensies

Bij het streven naar maakbaarheid en het toepassen van enhancement- technologie zijn veel sociale dimensies van invloed. Daaronder kunnen we zowel individuele als culturele sociale aspecten verstaan. We mogen op allerlei niveaus verwachten dat mensen die een verbeterende ingreep in hun lichaam willen ondergaan daarin worden beïnvloed door hun sociale omstandigheden. Of iemand geneigd is zijn/haar lichaam of karakter te veranderen zal afhangen van een combinatie aan sociale factoren, zoals opvoeding, ervaringen (bijvoorbeeld gepest zijn), het sociale netwerk en in welke mate iemand zich in een sociaal netwerk handhaven. Naast dit soort individuele factoren bestaan ook culturele aspecten. We kunnen hierbij denken aan culturele schoonheidsidealen, die rolmodellen presenteren voor schoonheid en aantrekkelijkheid van mannen en vrouwen in onze tijd.
[16]
Daarnaast zijn er tal van eigenschappen die in de westerse hedendaagse cultuur als waardevol worden beschouwd, zoals gezondheid, intelligentie, sociale capaciteiten en het leveren van prestaties, waardoor diverse sociale processen op gang komen die op deze waarden zijn gericht. Dit onder andere sociale ongelijkheid teweegbrengen. Wanneer in een maatschappij het streven naar gezondheid hoog op de agenda staat, kunnen zij die als ziek of gehandicapt worden beschouwd een moeilijke sociale positie krijgen, in het bijzonder wanneer zij zelf van mening zijn niet gezond te hoeven worden.
[17]
Daarnaast kunnen er allerlei vormen van competitie ontstaan, die vaak samengaan met de vraag of mensen de competitie wel met dezelfde kansen kunnen ingaan, vanwege hun socio-economische context.
[18]

Een van de gevaren van bovengenoemde individuele en culturele sociale aspecten is dat ze als normerend kunnen worden beschouwd. Mensen die zichzelf beschouwen als afwijkend van het ‘normale’ (of die zo door anderen worden gekenschetst), kunnen het idee krijgen dat ze zich moeten aanpassen. Een dergelijke aanpassing in sommige gevallen slechts door technologisch ingrijpen plaatsvinden. Dat tot allerlei vragen over sociale druk. Worden mensen niet gedwongen door culturele idealen en door hun sociale context om zich te laten ‘verbeteren’ door middel van technologie?
[19]

Een theologische benadering van deze problematiek zou een perspectief in het ethisch debat kunnen onderstrepen dat tot nog toe relatief marginaal is gebleven. Dat is de vraag op welke wijze het streven naar maakbaarheid te maken heeft met zorg. Dit is niet zozeer de medische zorg als wel het ‘zorgen voor de ander’, zoals dit in de zorgethiek ter sprake komt.
[20]
In de zorgethiek staat de zorgrelatie tussen degenen die zorg nodig hebben en degenen die zorg kunnen verlenen centraal om te bepalen welke ethische verantwoordelijkheden mensen kunnen hebben.
[21]
Met andere woorden: bij het afwegen hoe wij moreel kunnen handelen staat centraal hoe wij de beste zorg kunnen bieden aan degenen om ons heen die zorg nodig hebben. Wij kunnen deze afwegingen meenemen in de (traditionele) zorgsector, in persoonlijke sociale netwerken en in de politiek. In de context van het maakbaarheiddebat is dit thema ook interessant. Bieden we in geval van enhancement-technologie zorg of zou het van meer zorg getuigen wanneer we mensen juist stimuleren zichzelf niet te veranderen? Deze vragen zijn nog weinig aan de orde gesteld.
[22]

In de theologie is het zorgen voor anderen, in thema’s als (naasten)liefde, barmhartigheid en diaconie een eeuwenoud onderwerp van reflectie. Als een van de weinige ethici heeft Ruth Groenhout theologische reflecties op de mens gebruikt om een zorgethisch perspectief te ontwikkelen op thema’s rondom maakbaarheidtechnologie (reproductieve technologie en kloneren).
[23]
Zij heeft dit gedaan met behulp van studies van Augustinus en Levinas over de menselijke natuur. Meer perspectieven uit de theologie zijn denkbaar en zouden nuttig kunnen zijn, bijvoorbeeld het nagaan of en hoe bestaande theologische perspectieven op zorg die gericht zijn op andere bio-ethische thema’s kunnen worden toegepast op het maakbaarheiddebat.

6. Motivaties om technologisch te ‘verbeteren ’

Het huidige ethisch onderzoek naar enhancement richt zich voornamelijk op de doelen, consequenties en neveneffecten van ingrepen in het menselijke uiterlijk en functioneren. Veel minder wordt aandacht besteed aan de motivaties van mensen om zichzelf te ‘verbeteren’.Toch liggen juist op dit vlak interessante vragen voor de theologie. Technologische vooruitgang belooft menselijke verlangens te vervullen. Bio-ethicus Julian Savelescu meent dat enhancement voortkomt uit een verlangen naar biologische bevrijding.
[24]
Wensen we te worden bevrijd van onze individuele of evolutionaire lichamelijke beperkingen door middel van technologie? Kathy Davis laat in haar toonaangevende boek Reshaping the Female Body zien dat vrouwen die plastische chirurgie wensen niet zozeer verlangen naar een mooier en beter lichaam dan gemiddeld, maar voornamelijk streven naar een normaal lichaam, namelijk een lichaam dat niet als ‘anders’ wordt beschouwd. Enhancement wordt in zulke gevallen beschouwd als een verlichting van vaak langdurig lijden.
[25]
De uiteenlopende motivaties, zoals genoemd door Savalescu en, hebben één ding gemeen: technologie wordt gebruikt om mensen te verlossen van bepaalde fysieke restricties.

We kunnen de vraag stellen of de huidige omgang met technologie overeenkomt met de wijze waarop men vroeger met religie omging. Hoewel technologie en religie vaak als uitersten worden beschouwd, hebben ze veel overeenkomsten.
[26]
Ze proberen beide het leven van mensen te (herstructureren. Daarnaast bieden ze nieuwe perspectieven wanneer mensen geen uitweg meer zien. Ook religie streeft ernaar ‘betere’ mensen te maken. Nader onderzoek naar dergelijke overlappende elementen tussen technologie en religie vanuit het perspectief van de theologie zou inzicht kunnen bieden in de betekenissen die technologie en enhancement voor mensen hebben. Over bepaalde onderwerpen zoals het onvolmaakte, het menselijk lijden, bevrijding en verlossing is binnen de theologie uitgebreid nagedacht. De verschillende bestaande en nieuwe gezichtspunten ten aanzien van deze onderwerpen zouden nieuwe inzichten kunnen bieden in onze omgang met technologie. Wat betekent het dat we ons door middel van technologie wensen te bevrijden van lichamelijke beperkingen? Theologische visies bieden een variëteit aan mogelijke reacties op het onvolmaakte, op het lijden. Er bestaan verschillende interpretaties van wat verlossing betekent. Deze lopen uiteen van verzet tot verzoening. Nadere reflectie op deze interpretaties en de betekenissen van menselijk lijden is waardevol in een maatschappij waarin de verlossing van fysieke beperkingen vrijwel vanzelfsprekend wordt gezocht in technologisch ingrijpen. Door een kader aan te bieden waarin mensen breder kunnen nadenken over lijden en verlossing van het lijden, krijgen zij de mogelijkheid om bewuster keuzes te maken ten aanzien van hun eigen vorm en functioneren.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken