Diaconaat en pastoraat
Samen optrekken met mensen

In oktober 2016 vond de presentatie plaats van het rapport Armoede in Nederland 2016. Onderzoek naar hulpverlening door diaconale, parochiële caritasinstellingen en andere kerkelijke organisaties in Nederland. Het onderzoek werd met steun van landelijke kerken verricht in geloofsgemeenschappen uit de volle breedte van kerken.
Het ondersteunen van mensen in armoede is een diaconale praktijk bij uitstek. Daarom ook dat de Protestantse Kerk in Nederland, de Rooms-katholieke Kerk, orthodox protestantse kerken, vrijzinnige geloofsgemeenschappen en evangelicale en Pinksterkerken het onderzoek naar armoede breed gedragen hebben. Zijn er nu in dit rapport verbindingen te vinden en te leggen tussen pastoraat en diaconaat? Ik noem enkele punten die mij opvielen en vul deze met eigen waarnemingen en opmerkingen aan.
Signaleren
Allereerst de hoofdbevinding: er is sprake van de groei van het aantal hulpvragen en groei van de hulp vanuit de kerken. Dit ondanks de krimp van de meeste kerken. Die individuele hulp bestaat uit financiële giften, hulp in natura of leningen.
In totaal ging het daarbij in 2015 om bijna 50.000 aanvragen en was het gehonoreerde totaalbedrag € 13.571.276. Dit zijn getallen, maar achter deze getallen moeten we mensen zien, de aanvragers (dus bijna 50.000!) en eventueel andere leden van hun huishouden. De vraag is dan: hoe sporen diaconieën armoede op?
Het hoogst scoort het reageren op signalen van ouderling/diakenen/pasto(o)r/gemeentelid, bijna 90%. Andere kanalen betreffen vooral contacten met andere organisaties, zoals voedselbanken, burgerlijke gemeente, instellingen.
Het punt waar het omgaat, is dus dat er een alerte geloofsgemeenschap nodig is, die in haar relaties met mensen en in haar aandacht voor heel de mens, signaleert waar mensen materieel en sociaal in de knel komen. Dit is van direct belang voor het pastorale bezoekwerk en de toerusting van bezoekers: het ontwikkelen en versterken van de antenne hiervoor en afspraken binnen de kerkenraad en tussen ouderlingen en diakenen over hoe hiermee om te gaan.
Aandachtige betrekkingen
Een tweede punt is de tijd die diaconieën besteden aan individuele ondersteuning. Gemiddeld besteedden diakenen, bestuurders, vrijwilligers 11 uur aan iedere aanvraag. Uit het onderzoek blijkt niet waaruit dat getal is opgebouwd. Dat zal het gesprek met de aanvrager betreffen, het verder uitzoeken en beoordelen van de aanvraag en daarbij de benodigde tijd voor overleg intern en extern (met instanties, bijvoorbeeld de burgerlijke gemeente, nutsbedrijf, woningcorporaties). Maar het heeft ook te maken met de zorgvuldigheid die diaconieën willen betrachten naar hun aanvragers: luisteren, echt luisteren zodat je beter zicht krijgt op mogelijke vragen die spelen náást of áchter financiële problemen, de tijd nemen voor iemand zodat deze zijn verhaal kan doen.
Kerkelijke hulpverlening heeft een eigen kwaliteit die uitgaat boven het verrichten van een technisch goede intake. Hier kunnen we als het gaat om het vorm geven van de relatie een duidelijke overlapping zien tussen pastoraat en diaconaat. Zowel bij pastoraat als diaconaat gaat het allereerst om het aangaan van een relatie. Aandacht voor heel de mens in al zijn facetten (materieel, sociaal, levensvragen); het respecteren van mensen door die mens serieus te nemen, door hem echt te zien en te horen – dat alles drukt uit dat deze mens ertoe doet! Dat is dus het tweede punt: het aangaan, opbouwen en onderhouden van aandachtige betrekkingen. Diaconale werkers kunnen hierbij het nodige leren van inzichten, methodieken en ervaringen uit het pastoraat. Worden deze benut in de toerusting van mensen die diaconaal actief zijn? Dat geldt ook voor het huisbezoek van diakenen en vrijwilligers. 65% van hen geeft aan dat zij op huisbezoek gaan als manier van immateriële ondersteuning.
Verbinden van pastoraat met het publieke domein
Uit het onderzoek blijkt dat er allerlei samenwerkingsvormen en contacten zijn tussen diaconale organisaties en politieke en maatschappelijke organisaties. De voedselbanken springen daaruit, maar ook valt te denken aan de sociale dienst, andere kerken of kerkelijke organisaties (zoals diaconale platforms) en het WMO-loket en de sociale wijkteams. Met de Wmo 2015, de Participatiewet en de Jeugdwet is de verantwoordelijkheid op het terrein van werk en inkomen, zorg en welzijn nog sterker bij de burgerlijke gemeente en organisaties in de lokale samenleving komen te liggen.
Hoe sporen diaconieën armoede op?
Wat in het pastoraat gebeurt, is ook hiervoor van belang. Vanuit diaconaal perspectief gezien (materiële en sociale noden) is pastoraal bezoek ook (niet alleen) een bijdrage aan het voorkomen van eenzaamheid. Zo kan ook de burgerlijke overheid het duiden. Met het bezoekwerk hebben kerken goud in handen. Ze staan dicht bij de mensen. Waar het nu om gaat, is dat als bezoekers knelpunten signaleren, dit ingebracht wordt bij de beleidsverantwoordelijken in de lokale politiek en samenleving. Het kan om financiele problemen gaan, het onvoldoende krijgen van zorg of wat dan ook. Juist als kerken relaties hebben met de lokale netwerken kunnen ervaringen uit de pastorale praktijk daar ingebracht worden. Het kan individuele zaken betreffen en/of meer structureel beleidsmatige.
Bij ‘kerken en Wmo’ denkt men terecht allereerst aan de diaconie, maar ook andere kerkelijke activiteiten, waaronder het pastoraat, zijn in deze van betekenis! Vanuit de burgerlijke gemeenten worden sociale wijkteams (of soortgelijke benamingen) opgezet. Deze hebben tot taak om eerste aanspreekpunt te zijn voor zorg, hulpverlening en ondersteuning van mensen om deel te nemen aan de samenleving (ouderen, mensen met een handicap, chronische ziekte, psychische of psychiatrische aandoening en nog anderen). Als kerken weten waarvoor zij terecht kunnen bij de sociale wijkteams en deze van hun kant weten waarop zij al dan niet ook een beroep op kerken kunnen doen, kan een vruchtbare relatie ontstaan. Kerken kunnen daarbij vanuit hun eigen achtergrond gebruik maken van deskundigheid en programma’s van de gemeente en andere organisaties. Dat geldt bijvoorbeeld bij programma’s ter bestrijding van eenzaamheid zoals die nu in nogal wat burgerlijke gemeenten worden opgezet. Kerken moeten dit alles wel met onderscheidingsvermogen doen en voorkomen dat zij vereenzelvigd worden met het systeem van zorg en welzijn. Dat zou contacten met mensen die ondersteuning behoeven kunnen bemoeilijken. Onvrede met de zorg wordt dan ook met kerken verbonden. Dat staat vertrouwen in de weg. Maar dat hoeft het hebben van relaties met sociale wijkteams niet uit te sluiten.
Nieuwe diaconale initiatieven: gemeenschapsvorming en maatjesprojecten
Uit het onderzoek blijkt dat lokale kerken allerlei collectieve vormen van hulp mogelijk maken. In totaal gaat het om een bedrag van meer dan 15 miljoen euro. Te denken valt aan de steun aan voed-selbanken, kerstpakkettenacties en inloophuizen. Bij deze activiteiten lopen pastoraat en diaconaat door elkaar heen. Bij inloophuizen bijvoorbeeld is de centrale activiteit: er zijn met en voor anderen, het schenken van aandacht, het luisteren naar de verhalen van mensen. Dan horen we hun zorgen en vreugden. In die verhalen vinden we flarden van heil en onheil en een verlangen naar zin. Materiële, sociale en zingevingsvragen zijn dan in combinatie met elkaar aan de orde.
Aandacht voor heel de mens in al zijn facetten
Deze vormen van collectieve hulp breiden zich uit. We zien groei in twee typen van diaconaal werk, namelijk het creëren van ontmoetingen en maatjesprojecten. In ontmoetingsprojecten kunnen lokale kerken present zijn in buurt, wijk, dorp of stad. Daarbij zetten zij de ruimten waarover zij beschikken in. Mensen ontmoeten elkaar met koffiedrinken, bij een maaltijd. De kunst is dan om goed te luisteren naar de behoeften die er leven om daar op in te kunnen spelen. Er komen mensen die actief zijn in vluchtelingenwerk en zij weten dat vluchtelingen behoefte hebben aan computers om te kunnen internetten. Een oproep om computers levert al gauw enige computers op die vervolgens in een kerkzaaltje worden geïnstalleerd. Er is behoefte om door te praten over opvoedingsvragen. Op eigen initiatief wordt er een groep gevormd. Iemand heeft weet van een repair café elders en suggereert om de mogelijkheden hiertoe ook in het dorp te verkennen. Een werkgroepje werkt dit verder uit. Er is bij bepaalde mensen behoefte om meer van de Bijbel en christelijk geloof te weten. Kan er een cursus georganiseerd worden? Het betreft hier kleinschalige activiteiten waarbij steeds een tiental of enige tientallen mensen betrokken zijn. Maar deze zijn waardevol en bovendien, als men deze door heel Nederland bij elkaar optelt, gaat het om grote aantallen.
Dat geldt ook voor de maatjesprojecten. Een voorbeeld zijn de schuldhulpmaatjesprojecten, die mede op diaconaal initiatief zijn ontstaan. Er is inmiddels een landelijk netwerk met een Vereniging Schuld-HulpMaatje Nederland, die 70 leden (lokale werkgroepen) telt met 1600 maatjes. Schuldhulpmaatjes helpen mensen om hun financiën en hun leven weer op orde te krijgen. Er zijn maatjesprojecten die gericht zijn op ontmoeting en samen optrekken: een maatje die met iemand met een verstandelijke beperking naar de bioscoop gaat, die op een tandem gaat fietsen met iemand die blind is, die gaat wandelen met iemand in een rolstoel of die zomaar op bezoek komt. Zo zij er meer voorbeelden te geven. Hierbij worden ook belangrijke leerervaringen opgedaan: mensen uit verschillende levenssferen ontmoeten elkaar. Wat weet iemand die gezond van lijf en leden is van wat het betekent om in een rolstoel te zitten en met allerlei regelingen op het terrein van zorg om te gaan? Zoals in elke pastorale en diaconale relatie: alle betrokkenen leren ervan.
Kortom, diaconaat en pastoraat kunnen elkaar versterken al naar concrete omstandigheden en activiteiten. Laten zij samen optrekken ten dienste van mensen!
Dr. H. Noordegraaf is bijzonder hoogleraar voor diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit.