Drie koningen
Bij Jesaja 7:10-17, Psalm 24 en Matteüs 1:18-25
Verhaal
Er waren eens drie koningen. Ieder was koning van een klein land. Ze deden niks anders dan op elkaar loeren en met elkaar vechten. In het voorjaar trokken ze met hun soldaten erop uit en dan hakten ze op elkaar in. In de herfst kwam hooguit de helft van de soldaten levend terug en dat vonden de families van die soldaten natuurlijk verschrikkelijk. Maar de koningen gingen gewoon door met het verspelen van mensenlevens.
Toen bedachten twee koningen om met hun soldaten samen de derde koning aan te vallen en zijn stad te verwoesten. Wat werden de mensen in die stad toen bang. Ze begonnen te bidden: ‘Lieve God, help ons!’
’s Nachts in een droom zei een engel tegen de derde koning: ‘God wil jullie best redden!’
De derde koning antwoordde: ‘Dat hoeft niet, hoor! Ik red me wel en ik zal de stad wel beschermen. Dan hebben de mensen tenminste iets om me om te bewonderen! Ben ik de koning of niet soms?’
‘Onzin,’ zei de engel. ‘Dat red je nooit. Bovendien is God het helemaal zat dat je zo met mensenlevens speelt.’
De volgende dag kwam er een machtige koning van een groot volk. Die nam de andere twee koningen met hun legertjes gevangen en voerde ze weg naar een ver land. Nu had de derde koning hen niet meer om tegen te vechten. Hij trok zich boos terug in zijn paleis. Hij schaamde zich ook, omdat hij niks anders kon dan vechten.
De inwoners van de stad zeiden: ‘Als we niet zo’n geluk hadden gehad dat de andere twee koningen waren weggevoerd, was het slecht met ons afgelopen.’
Toen de zoon van de derde koning en zijn lieftallige jonge vrouw een baby kregen, een jongetje, noemden ze die niet naar zijn grootvader, de koning. Maar ze noemden hem Immanuel, wat betekent: God is met ons. Dat klopte precies. Want zo was het gegaan!
Vraag
Hoe zou het land van die derde koning heten? Het staat in de Bijbel…