Ezechiël 34,17-31
Bij Ezechiël 34,17-31
De vorige keer lazen we over de Goede Herder. Nu gaat de profeet Ezechiël verder over de schapen. Niet alleen de herder moet goed zijn best doen, maar ook de schapen zelf. Dat betekent: wij mensen moeten ons best doen om volgens God te leven. Het maakt niet uit of onze leiders het goed doen, wij moeten zelf ook het goede doen. ‘Ik zie dat jullie de zwakke schapen wegdrukken. Dat wil Ik niet hebben. Ik, God, zal ze helpen. Ik zal Koning David als jullie herder sturen. En de goede schapen zullen een heerlijk, veilig en vrij leven hebben. Want Ik ben de God van mijn volk Israël, en zo zullen jullie Mij kennen.’
God helpt de zwakkeren, de schapen die verdrukt worden door de sterken. Spelen jullie wel eens games? En wie wint dan? Nu nog wat anders: Ezechiël noemt koning David. Hij is een voorvader van Jezus. Koning David heeft natuurlijk een kroon op. Wie krijgt er later ook een kroon op, maar dan vol stekels en doornen?
(Teken een mooie kroon voor koning David.)