Gebed en de gemeenschap met Jezus Christus
Deze bijdrage van Ilonka Terlouw is gehouden op 2 oktober tijdens de presentatie van Gerrit Immink over zijn nieuw verschenen boek Onweerstaanbaar aangeraakt.
Inleiding
Onweerstaanbaar aangeraakt. – Terwijl ik het boek las, liep ik in gedachten langs Gerrits eerdere boeken. Steeds weer heeft hij geprobeerd om wat zo ongrijpbaar, onverwoordbaar, onvoorstelbaar is, toch woorden te geven: het geheim van de aanwezigheid van God in het leven, in jé leven. Je wordt geraakt door God. De Heilige doet een appel op je. Dat blaast je van je sokken, brengt je soms in diepe crisis. Maar zónder gaat het niet; zónder kún je niet. In dit nieuwe boek staat die ontmoeting met de Levende, met de levensbrón van mensen, niet alleen centraal, maar wordt ze zelf onderwerp van analyse, duiding en overdenking.
Van al Gerrits boeken is dit misschien wel mijn favoriet. Met mij zullen velen zich erdoor aangesproken weten. Zijn boek over bidden riep al veel herkenning en gesprek op en dit nieuwe werk sluit daar prachtig bij aan. Het stilstaan bij christelijke zelfreflectie – dat innerlijke gesprek dat gelovigen met zichzelf voeren, of is het toch met God..? – roept herkenning op. Het werkt als een bemoediging dat dit in dit boek een volwaardige plek krijgt: dit hoort bij ‘levensecht geloven’.
Het Hugenotenkruisje van Annelies
‘Christelijk geloven doet ertoe’ – zo luiden de openingswoorden van het boek. Laat me u daarvan een voorbeeld geven uit de praktijk.
Ik heb daarvoor vanmiddag dit sieraad meegenomen. Achterin kunt u het misschien niet helemaal goed zien. Maar u herkent het vast wel: het is een ketting met een hugenotenkruisje eraan.
De dagelijkse routine van Annelies begint altijd met deze ketting. Ze staat op en doet de ketting om. Ze doet ook tal van andere kettingen om. Maar deze is bijzonder. Ze vertelt daar zelf het volgende over:
Ik doe de ketting om met ‘daarin een soort van schietgebed naar God en in dankbaarheid dat Hij er voor me is’. ‘Ik draag de ketting dagelijks,’ vertelt ze. ‘Ook pak ik de ketting vaak vast als het moeilijk wordt en als ik het gevoel heb dat ik het niet alleen kan en dat ik God nodig heb.’
Annelies is een deelnemer uit mijn onderzoek naar de waarde van het gebed in en voor de PKN (zie: www.EenNieuwGebed.nl). Annelies is, zo zou je kunnen zeggen, een doodnormale PKN-er. Ze is al haar hele leven protestants, gaat regelmatig op zondag naar de kerk bij haar in het dorp. Ze is getrouwd, heeft twee kinderen en werkt in het onderwijs. En dit – het dagelijks omdoen van deze ketting – is haar gebedspraktijk.
‘Er zijn’, zo schrijft Gerrit Immink, ‘in de christelijke gemeente tal van praktijken waarin de gemeenschap met Jezus Christus als Heiland en Verlosser wordt beoefend’ (230). De praktijk van Annelies is zo’n praktijk waarin de gemeenschap met Christus gestalte krijgt.
Gemeenschap met Jezus Christus
Het laatste deel van Gerrits boek draagt de titel Levensecht geloven. In dit deel krijgt de gemeenschap met Christus alle aandacht. Hij schrijft: ‘De omgang met God is vanuit christelijk perspectief ondénkbaar zonder de gemeenschap met Jezus Christus’ (237).
Maar hoe moet je je dat nu voorstellen, die vereniging met Hem? (237) Immink schrijft daar veel aansprekends over; dat mag u zelf gaan ontdekken. Eén punt wil ik er hier uitlichten. Hij wijst op het begrippenpaar ervaring en openbaring. Hij pleit voor een goede balans tussen die twee.
Gemeenschap met Christus betekent een werkelijke verbondenheid met Hem, midden in een mensenleven. Leven met Christus raakt je concrete geloof van alledag, het wordt deel van je geloofservaring. Maar Christus zelf gaat die ervaring te boven: Christus zelf is geen ‘ervaring’. Toch neigen we er in onze belevingscultuur naar al onze kaarten te zetten op die ervaring. Voor je het weet draait het allemaal om jouw ervaring, jouw gevoel, jouw beleving – en niet om Christus die je werkelijk tegemoetkomt.
Juist dáárom is openbaring onmisbaar. Gerrit Immink wijst op het belang van de historische openbaring van Christus, op het evangelie van kruis en opstanding. Laat me het punt zo samenvatten: de gemeenschap met Christus kan niet zonder Christus. Het geloof richt zich niet alleen naar binnen, maar juist ook naar buiten.
En dat heeft gevolgen voor de manier waarop je de gemeenschap met Christus zoekt in de praktijk van het geloof. Leg je de nadruk vooral op zijn aanwezigheid nu, zodat vooral je eigen beleving centraal komt te staan? Of kan het ook anders? – Zo vraagt Immink zich af: door de overdenking van het objectieve, de meditatie van de kruiswoorden, de verwondering over de opstanding. Zou dát niet juist het kenmerk zijn van echt geloof? (247).
Praktijken: sieraden en kruissymbolen
Laten we nog eens kijken naar de concrete praktijk, naar Annelies en haar ketting.
Het dragen van een sieraad met een kruisje is een eigentijdse, christelijke gebedspraktijk die ik in mijn onderzoek vaker tegenkom. Suzanne draagt bijvoorbeeld een armband met een kruisje eraan. En Hugo? Hij heeft een ketting met kruisje, die hij dag en nacht omhoudt.
In zulke praktijken zie je een bijzondere balans tussen ervaring en openbaring. Het kruis verwijst naar de historische openbaring van Christus, naar het evangelie van kruis en opstanding. Je zou kunnen zeggen: door het dragen van zo’n sieraad valt het licht van de openbaring over het leven. Het brengt dat perspectief dichtbij.
Zo ervaren de dragers het ook. Hugo verbindt zijn kruisje met het gebed: ‘Niemand leeft voor zichzelf.’ Hij vertelde: ‘Christus is voor mij gestorven en Hij is opgestaan’. En dat doet een appel op hem: ‘Ik wil niet meer voor mezelf leven.’ ‘Ik ben een volgeling van Hem.’
Tegelijk zijn deze praktijken sterk verbonden met het gewone leven, met familiegeschiedenis, met emoties. Elk sieraad vertelt zijn eigen verhaal. Annelies kreeg haar Hugenotenkruisje bij haar geboorte, juist in de dagen dat haar oma op sterven lag. Haar vader moest, op verzoek van oma, dat kruisje voor haar kopen. Het is slechts één verhaal, uit de velen die er te vertellen zijn.
Een kaart, een kaarsje, een lied
De praktijk van het dragen van sieraden is natuurlijk maar één voorbeeld. Er zijn veel meer manieren waarop gelovigen in de PKN de gemeenschap met Christus concreet beoefenen. Zo liet een gemeentelid mij een kaart zien, met daarop een kruis. Ze vertelde:
‘In mijn kamer heb ik een hoekje. Daar staat een schilderijtje, dat ik vorig jaar kreeg na het overlijden van een dierbare. Er staat de tekst op: ‘Vanwaar zal mijn hulp komen?’ Deze kaart met het kruis staat er ook. En er staat ook een kaarsje. Elke ochtend na het ontbijt ga ik daar zitten. Dan steek ik dat kaarsje aan, en zie het lichtje en die kaart. Dat helpt me beseffen: ik zit hier niet zomaar. Christus is erbij.
Een ander gemeentelid schrijft in haar gebedsdagboek hoe ze de dag begint:
‘Vanochtend opgestaan, neergeknield en gedankt voor de nacht. Ik heb de nieuwe dag voor de Here God neergelegd en mezelf bij Hem gebracht – om deze dag ook weer achter Jezus aan te gaan. Aan het einde bid ik dan vaak “U zij de glorie, opgestane Heer”.’
Wat opvalt in al deze voorbeelden, is hoe Christus ter sprake komt via iets concreets, tastbaars of hoorbaars: een kruisje, een kaart, een lied, een kaarsje. Er is iets te zien, te horen, te voelen – en juist dat richt de aandacht op Christus.
Op meerdere plekken in zijn nieuwe boek, wijst Immink erop hoe geloofspraktijken een bedding scheppen voor de Godsontmoeting (101, 102). Bij ‘praktijken’ gaat het erom dat mensen dingen doen: fysiek, mentaal; we richten ons innerlijk tot God. Bij bidden lijkt soms vooral dat mentale proces belangrijk. Want bidden kan altijd en overal – je hebt er niets voor nodig. Maar deze voorbeelden laten zien dat de gemeenschap met Christus vaak juist via het materiële wordt beoefend. In voorwerpen, een eeuwenoud lied en in de rituelen die daarbij horen krijgt de openbaring van Christus een concrete plek, buiten onszelf.
En tegelijk zijn deze praktijken juist op dat punt sterk verweven met de persoonlijke ervaring en levensgeschiedenis. Ze herbergen mooie en moeilijke emoties en roepen tal van gevoelens op. Toch tillen ze de gelovige telkens op naar Christus, groter dan onszelf. Het openbaringsperspectief dat van buiten komt, is in deze praktijken tegelijk innig verweven met de persoonlijke ervaring. Precies op dat snijvlak ontvouwt zich het geheim van levensecht geloven: Het Christusgeheim.
Christelijk geloven
Ik vind het bijzonder en bijzonder waardevol hoe Immink in dit boek aandacht vraagt voor het leven met Christus. – Zijn eerdere werk spreekt dat overigens niet tegen. Maar toch:
Ruim 20 jaar geleden schreef Immink het boek ‘in God geloven’. De openingswoorden van dat boek luidden: ‘Geloven heeft betekenis’. Dít boek legt het accent net anders en opent met de woorden: ‘Christelijk geloven doet ertoe’.
En met dat is alles gezegd.
Christelijk geloven doet ertoe. Want Christus doet ertoe: voor de kerk, voor de wereld, en voor ieder van ons.
Ilonka Terlouw is praktisch theoloog en predikant. Ze werkt als postdoctoraal onderzoeker aan de Protestantse Theologische Universiteit, en leidt het project Een Nieuw Gebed over de waarde van het gebed voor de kerk van morgen. Informatie en contact: www.EenNieuwGebed.nl
Gerrit Immink, Onweerstaanbaar aangeraakt. Levensecht geloven in een postchristelijke tijd. Uitgeverij: Utrecht, KokBoekencentrum Uitgevers, 2025. 304 pp. € 22,99. ISBN 9789043543873
