Menu

Basis

Gehuld in stilte

Luisteren met het hart

In het verhaal van God met mensen zoals we dat in de Bijbel lezen, is er dikwijls sprake van een stem die oproept en mensen in beweging zet. Ze horen, ze luisteren, ze worden geraakt en ze gehoorzamen. In Jezus hebben mensen ervaren dat het eeuwige Woord van God zichtbaar, tastbaar, hoorbaar is geworden in deze wereld. Hoe gaat dit bij mensen die een zintuig moeten missen, vooral dat van het gehoor?

Het gehoor is een belangrijk zintuig. We worden omringd door geluid. Soms komt het binnen zonder dat we er iets tegen kunnen doen. Andere geluiden selecteren we uit de veelheid waarmee we worden omgeven. Soms sluiten we er ons voor af. We horen met onze oren, zo kunnen we leven in een groter verband van mensen en wereld. Er is ook het luisteren. Luisteren gaat met je oren en met je innerlijk, je hart. Luisteren is je openstellen voor een boodschap. De boodschap komt tot ons via de stem van anderen. Maar de ontvankelijkheid voor wat anderen ons willen laten weten gaat geluid te boven. Want we kunnen ook luisteren naar het verhaal van de bloemen in de tuin of de wolken aan de hemel. ‘Mij spreekt de blomme een tale’, dicht Guido Gezelle, ‘mij is het kruid beleefd, mij groet het altemale, dat God geschapen heeft!’ Hier gaat het om een boodschap van de kant van de Eeuwige, die ons overstijgt. Mensen getuigen van een oproep van gene zijde in de taal van onze zintuigen.

In het verhaal van God met mensen zoals we dat in de Bijbel lezen, is er dikwijls sprake van een stem die oproept en mensen in beweging zet. Abraham, Mozes, Jesaja zijn daar voorbeelden van. Ze horen, ze luisteren, ze worden geraakt en ze gehoorzamen. In Jezus hebben mensen ervaren dat het eeuwige Woord van God zichtbaar, tastbaar, hoorbaar is geworden in deze wereld (1 Joh. 1). Communicatie van God en mens gaat kennelijk op vergelijkbare wijze als tussen mens en mens.

Hoe gaat dat met mensen die een zintuig moeten missen? Hoe voltrekt zich de communicatie tussen en met mensen, die hebben geleerd om met hun beperking om te gaan in een wereld vol geluid?

Ik ken niemand die echt doof is en reis daarom naar St. Michielsgestel, waar sinds 1840 een doveninstituut is gevestigd. Het is na een aantal fusies onderdeel geworden van Koninklijke Kentalis. Hier ontmoet ik twee pastores die kunnen vertellen over de praktijk.

Alert zijn

‘Veel dove mensen zeggen dat ze niet beperkt zijn’, is het eerste wat Wiesje en Marcel aan mij kwijt willen. Ze beschouwen zichzelf als een compleet mens. Marcel vertelt: ‘“Nee, ik ben niet gehandicapt”, zei iemand een keer, “maar soms voel ik dat toch wel zo. Mijn horende kindje van vier jaar werd bij Sinterklaas geroepen. Ik zag dat hij naar mijn kindje keek en dat het antwoord gaf. Daar stond ik toen even buiten”.’

‘Als je met dove mensen te maken hebt, moet je daar rekening mee houden, zorgen dat ze weten waar je het over hebt. Het gevaar bestaat dat ze buiten het gesprek komen te staan. Je moet alert zijn op het feit dat ze mogelijk gedeelten missen. Doven mogen geen argwaan krijgen, zo van: “Hé, gaat het over mij?”’

De hemel is zoals de cliënt die tekent

‘Soms is het zo’, zegt Marcel, ‘dat ik de enige horende ben onder dove mensen. Als er dan geen tolk is, ben ík degene die op het puntje van mijn stoel zit en me in de communicatie beperkt voel. Op zo’n moment kan ik ervaren hoe het andersom is.’

‘Doven passen zich aan als er een horende bij is. Ze zijn ontzettend han-dig in gebarentaal en vingerspelling, het spellen van woorden met behulp van de gebaren uit het handalfabet. Natuurlijk vraagt liplezen om een goed articuleren van de gesprekspartner. Sommige ouderen willen liever niet praten met behulp van gebaren.’

Wiesje Verkooijen is al geruime tijd geestelijk verzorger bij Kentalis. Zij werkt met mensen die doofof slechthorend zijn of niet goed kunnen horen en zien (doofblindheid). Veel van deze mensen hebben een communicatief meervoudige beperking. Deze cliënten wonen bij Kentalis.

Marcel Broesterhuizen heeft gewerkt als psycholoog in het voormalig Instituut voor Doven. Toen hij met flexpensioen ging werd hij door de bisschop van Den Bosch gevraagd om het pastoraat voor doven op zich te nemen. Hij is opgeleid en gewijd tot diaken en vervult deze functie naar behoefte ook in de andere bisdommen.

Naspelen

Heb je een speciale opleiding voor het werken met dove mensen?

‘Geen speciale opleiding’, zegt Wiesje. ‘Wel heb ik een ‘Onderdompelingscursus’ gevolgd toen ik hier net werkte. Tijdens deze cursus kwamen cliënten als ervaringsdeskundigen voorlichting geven. Onderdeel van deze cursus was ook het ervaren van doofblindheid door het dragen van een donkere bril en oordoppen. Dan maak je mee hoe het is om afhankelijk te zijn van iemand die je leidt. Dat was een heel indrukwekkende ervaring. Het vertrouwen in een ander moet heel groot zijn.’ Met meervoudig beperkte cliënten communiceert Wiesje vaak door middel van tekenen en schrijven. Er zijn ook cliënten die zich goed kunnen uitdrukken in een theatervorm: zij spelen een situatie na.

‘Luister naar ons’

Hoe is het met geloofscommunicatie? Wat zijn jullie ervaringen daarmee?

‘De ouderen hebben onderwijs gekregen in gesproken taal, maar ze hebben het eigenlijk nooit over het geloof gehad. Het verwoorden van dingen als bijvoorbeeld ‘de zin van het leven’ hebben ze nooit geleerd of ingeoefend. Als je met hen praat geven ze soms en passant wel eens een hint, maar daar moet je niet bovenop springen. Daar ligt grote onmacht.

Over hun innerlijke wereld communi-ceren ze moeilijk. Een priester vroeg eens aan dove collega’s: “Hoe bidden jullie?” Als ze een persoonlijk gebed uitspraken, deden ze dat wel in geba-ren, maar op dezelfde manier als tegen een horende.’

‘In de vieringen bidden we meestal niet: “Verhoor ons”, maar: “Luister naar ons”, zegt Wiesje. ‘Luisteren kan op meer manieren, luisteren kan ook met het hart. God is als horend en pratend gepersonifieerd. Ik visualiseer eigenlijk alles. De cliënten leven in het hier en nu, ik houd ze beelden voor en daar halen ze voor zichzelf wel de ideeën uit. Ze verinnerlijken die beelden en toetsen dat aan wat ze zelf ervaren.’

Kun je daar een voorbeeld van geven?

‘Jezus is zoals hij op de plaatjes staat afgebeeld en de hemel is zoals de cliënt deze heeft getekend. Er is vaak een letterlijke interpretatie. Bij gewone doven heb je dat ook’, zegt Marcel. ‘Gebarentaal is lichamelijk. Je moet niet je ogen dicht doen als je bidt, dan verbreek je het contact. Ik kijk dan naar boven. Dat is verder niet bijzonder, want de gewone taal werkt op dezelfde manier: de hemel is boven, de aarde ligt onder je voeten.’

Zijn ervaring is dat ouderen het met elkaar over alledaagse dingen hebben, maar heel weinig over geloof of kerk. ‘Geloofskennis is hun in het onderwijs wel overgedragen, maar het is nooit echt gelukt om over religieuze gevoelens te communiceren. Doven zijn gewone mensen met een gewoon innerlijk leven, maar velen hebben niet geleerd dat te delen. Vaak zijn doven heel direct in de communicatie, ze hebben het hart op de tong, maar zeker niet als het om geloof gaat …’ Omdat veel doven oraal, met liplezen, zijn opgevoed, hebben zij in hun opvoeding alleen in gesproken taal over het geloof kunnen uitwisselen. Kerk en geloof maken deel uit van de horende cultuur. ‘Naar de kerk gaan en je met geloof bezighouden is uit de dovencultuur weggaan en de horende cultuur ingaan. De gebarentaal heeft er daar ook bijna geen lexicon voor, ook al zijn werkgroepen heel actief om daaraan tegemoet te komen. Sommige priesters, die geen gebarentaal hanteerden, konden wel tot een persoonlijk gesprek komen, tot geloofscontact.’

Bidden is kijken

‘Voor de doofblinden die hier wonen ligt huilen, verdriet hebben, heel dicht bij het gewone’, is de ervaring van Wiesje. ‘Maar de gevoelens die daar aan vooraf gaan, zijn moeilijk benoembaar. Als je geen woorden kunt horen en geen emoties op gezichten van anderen kunt zien, heb je ook geen voorbeelden.’

‘Net alsof ik naar God kijk en Hij naar mij’

‘Natuurlijk zijn er mensen met religieuze gevoelens’, zegt Marcel. ‘Iemand zei eens: “Als ik bid, dan is het net alsof ik naar God kijk en hij naar mij.” In situaties van rouw bidden ze zeker en worden er veel kaarsen gebrand’, vertelt Wiesje. ‘Zelfs als er een poes is gestorven, bidden we en branden we daar een kaarsje voor. Het is misschien een spiritualiteit van de dood. Bidprentjes, gedachtenisplaatjes, ze moeten allemaal op het altaar. Het is heel belangrijk voor cliënten dat een overleden dierbare of een overleden huisdier zich veilig en geborgen voelt. Het samen zijn met andere overleden familieleden of vrienden in de hemel is een hele troostrijke gedachte: gelukkig is vader of moeder daar niet alleen, maar samen met ‘hem of haar’. De hemel als concrete verblijfplaats stelt gerust: God, Maria en Jezus zorgen daar voor je, dat is goed. Bij het invullen van een ‘wensenlijst bij overlijden’ reageerde een cliënt op de vraag wie er voor zijn uitvaart uitgenodigd moest worden, met: “Dat geef ik wel op als ik in de hemel ben, want dan kijk ik wie ik nog leuk vind.”

Belevingsgerichte vieringen

Het zijn concrete aanleidingen, waardoor hun gevoel naar buiten treedt. Kerstmis en Pasen zijn grote feesten. Omdat ze niet door muziek kunnen worden aangesproken, is het belangrijk om op een andere manier een religieuze sfeer op te roepen. Het moment van de vredeswens is een hoogtepunt in de viering, niemand wordt overgeslagen. Maria is heel belangrijk, want zij is de moeder van Jezus en tegen haar kun je alles vertellen. Er zijn belevingsgerichte vieringen voor doofblinden, daarin ligt het accent op de tast en reuk. In dit huis is er veel expertise op dit gebied.

Koninklijke Kentalis is er voor mensen die een taalontwikkelingsstoornis hebben of slechthorend, doof of doofblind zijn, ook als zij meerdere beperkingen hebben. Zij kunnen bij Kentalis terecht voor onderzoek, zorg en onderwijs op maat, dicht bij huis en op locaties door heel Nederland. Ook werkt Kentalis samen met zorgen onderwijsprofessionals in het bin-nenen buitenland onder het motto ‘Samen komen we verder’. Kentalis biedt ruimte voor pluriformiteit op het gebied van levensovertuiging en zingeving. Het Instituut voor Doven St. Michielsgestel, opgericht in 1840, is in 2009 in Kentalis gefuseerd met Sint Marie en de Koninklijke Effatha Guyot Groep, een bundeling van het Christelijke Instituut Effatha (Zoetermeer, voorheen Voorburg), Signis, Weerklank (Amsterdam) en Guyot Groningen.

Een reis naar Lourdes kan van veel betekenis zijn. De deelnemers zijn dan echt in contact met elkaar en heel dankbaar voor wat ze meemaakten. Marcel vertelt het verhaal van een dove man die meeging. Een echte sportieveling, hij fietste veel en lang, bijvoorbeeld rond het IJsselmeer. Communicatief was hij heel zwak. Maar op bezoek bij zijn broers en zussen zei hij telkens over zijn Lourdesreis: ‘De hemel op aarde!’ Dan kwamen de tranen in zijn ogen.

De katholieke kerk past zich niet aan. Dove mensen worden geacht bij de gewone vieringen aan te sluiten, vertelt Marcel. Er zijn geen dovenvieringen met gebarentaal en visuele middelen. Dat betekent een hoge drempel. Als er getolkt wordt, is de hoge abstrac- tiegraad ook een probleem. Bij een uitvaart wilde een weduwe dat er een lied zou worden gezongen vanwege haar horende kinderen. Er was een tolk, maar hoe vertaal je het lied

‘Licht dat ons aanstoot in de morgen’ in gebarentaal? Iemand die doof is leeft in een beeldcultuur. Bij enkele evangelische gemeenten is dat beter. In Zoetermeer is er bijvoorbeeld een aparte gemeente voor dove mensen. Daar zijn ook reguliere diensten met dove en horende mensen samen waarbij wordt getolkt.

Nieuwe wereld

Ik realiseer mij, dat ik een ogenblik in een voor mij nieuwe wereld heb rondgekeken. Een wereld met gewone mensen, maar met een eigen cultuur en een eigen manier van communiceren. Via hun andere zintuigen hebben zij toegang tot hun medemensen. Zijn mijn vragen beantwoord? Er zijn eerder vragen bij gekomen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken