Gemeenschap door de Geest tot dienst bezield
Bij Genesis 8,6-16, 1 Petrus 1,3-9 en Johannes 20,19-31
Sleutelwoorden
De evangelielezing bevat de leessleutel voor het Johannesevangelie (Johannes 20,30-31) en verbindt daardoor met sleutelwoorden als ‘Messias’, ‘Zoon van God’, ‘geloven’ en ‘leven’ belangrijke thema’s die elk hun uitwerking zouden verdienen. ‘Gelovende, hebben jullie leven’ (Johannes 20,31): jullie samen, als gemeenschap, ‘in zijn naam’. Volgens sommigen ‘eeuwig leven’… Dit leven is hoe dan ook het echte leven, nieuwe schepping in Christus en sowieso van eeuwigheidswaarde.
De leerlingen sluiten zich op, uit vrees voor ‘de joden’ (Johannes 20,19), voor lijden en dood. Sluiten de leerlingen, gevangen in angst, Jezus buiten? Wanneer Petrus in Handelingen 12,1-19 voor de deur staat, is hij niet gestorven en verwelkomt hem de gemeente die hem biddend verwacht. Jezus klopt niet, maar is er. Hij groet shalom; de vrede zelf staat in hun midden en door wie er shalom is wordt opnieuw hun middelpunt. Nogmaals shalom, geen angst voor de dood, maar leven en blijdschap om de Heer te zien.
Middelpunt
Jezus komt en staat met beide benen op de grond in het midden – zo tastbaar verscheen Hij. Zijn tastbaarheid, materialiteit bleef, maar zijn vergankelijkheid liet Hij in het graf (in tegenstelling tot Lazarus, Johannes 11), omdat Hij de dood, net als de andere consequenties van de zonde, heeft overwonnen. Er wordt niet gezegd hoe Hij er kwam, laat staan hoe Hij binnenkwam, al denken we vaak dat Hij op wonderlijke wijze door de deur kwam die gesloten was. De tekst constateert: Hij kwam en stond in het midden. Hij is het nieuwe middelpunt van hun gemeenschap, van hun bestaan. Hij komt als verrezene, toont zijn wonden als gekruisigde en verschijnt als HEER (Johannes 20,20; cf. Johannes 20,18). Hij belichaamt de aanwezigheid van God die in hun midden ‘staat’; daarmee heeft Hij (zoals beloofd in Johannes 2) de tempel ‘opgericht’. Bij Johannes is God aanwezig als Woord in de schepping, als geïncarneerd Woord in Jezus, als heilige Geest in de gemeenschap die in het elkaar liefhebben Gods aanwezigheid belichaamt. Zo wordt de kerkgemeenschap geboren – refrein in dit hoofdstuk.
Gods presentie
Door het opnieuw (cf. Johannes 19,30 waar Jezus de Geest doorgeeft!) toevoegen van de Geest aan de gemeenschap (Johannes 20,22), wordt die gemeenschap de belichaming van Gods presentie. Zodoende wordt de gemeente in dienst van God gesteld, missio Dei. De gemeente wordt drager van de Geest. Zo blaast Jezus niet ook nog eens op Tomas, want Tomas ontvangt de Geest als deel van de gemeenschap en blijkbaar niet rechtstreeks van de Opgestane. Dit is Johannes’ wenk aan de na-Pasen-gelovige lezers: ook zij ontvangen de Geest niet van de fysiek aanwezige Christus, maar van God in het lichaam van Christus, de gemeenschap.
De overwinnaar van de dood bezielt met de Geest (vgl. Genesis 2,7); Hij was immers aanvankelijk reeds scheppingswoord (vgl. Johannes 1). Dit scheppingsmotief vinden we ook in Genesis 8 en de epistellezing. Bijzonder aan Genesis 8 en Johannes 20 is de parallel van de tweemaal zeven dagen waarin de nieuwe schepping daagt.
Vrededienst: toerekenen…
Bestaat vrede bij de gratie van oordeel, zonden toerekenen? In Bonhoeffers preek van Quasimodo Geniti 1940 becommentarieert hij Johannes 20,23 (‘Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven’ – NBV) met: zonden willen vergeven, maar geen zonden ‘toerekenen’ (NBG ’51) maakt goddelijke vergeving een menselijk werk. Bonhoeffer wijst op Jezus als degene die de zonde aan den lijve ondervonden heeft, de zonde droeg zonder zelf te zondigen, en zo de zondevergeving in Gods naam mogelijk maakte.
Die zondevergeving – en daardoor het leven – is mogelijk omdat God zijn eigen Zoon gaf, zodat wie gelooft, eeuwig leven heeft. Dat is genade. Waar genade onmogelijk is door verharding van het hart, moet – zo Bonhoeffer – Gods oordeel verkondigd worden. Vergeving zonder dreigend oordeel maakt de genade belachelijk. [1]
…of vasthouden?
Deze traditionele lezing wordt inhoudelijk vooral onderstreept door de herhaling van ‘vergeven’ in de NBV. Nog steeds klinkt er geen duidelijk ‘maar’ tussen beide parallelle delen van Johannes 20 vers 23. Het werkwoord in het tweede gedeelte (krateo) betekent vaak ‘grijpen, vasthouden’ – in het Nieuwe Testament echter vaak met de accusativus, maar soms ook met de genitivus, mogelijk ook hier. Van zonde is in het tweede gedeelte geen sprake (de traditionele lezing veronderstelt een ellips) en daarom kan als vertaling van het vers óók verdedigd worden: ‘Wie jullie hun zonden vergeven, die zijn ze vergeven; wie jullie vasthouden, zijn vastgehouden.’
Sandra Schneiders, ‘The Resurrection (of the Body) in the Fourth Gospel’. In: J.R. Dunahue (ed.), Life in Abundance: Studies of John’s Gospel in Tribute to Raymond E. Brown. Collegeville 2005, 168-198.
Op deze manier klinkt het Grieks veel vredelievender. De leerlingen worden begroet met shalom en krijgen zo immers irenisch de Geest. Die vredelievende Geest zoekt God, eenheid, heelheid. Door vergeving is de gemeenschap sterk en wie dreigt te vallen, wordt in de gemeenschap vastgehouden, gewonnen, blijft behouden voor het getuigenis – zoals Jezus Petrus vergeeft en vasthoudt in Johannes 21. Het moet duidelijk zijn dat deze vertaling een grammaticaal alternatief is. Wie op deze manier onder het oordeel wil uitkomen, moet de eigen theologie als vooronderstelling bij het vertalen overdenken – zie Bonhoeffers bezwaren wanneer wordt afgedaan aan het oordeel. Concludeert men echter op puur grammaticale gronden dat deze lezing mogelijk is, dan biedt dit nieuwe inzichten.Les
Al is het geen dubbelzinnig bedoelde tekst, toch bevatten beide lezingen hun les. Allereerst gaat het voor beide om een gemeenschap die de Geest ontvangt met deze opdracht. Het oordeel van de traditionele lezing mag niet gecontrasteerd worden met het irenische gemeenschapsbehoud van de tweede. Al zou je niets over het oordeel lezen, juist om hen voor het oordeel te behouden moeten mensen worden vastgehouden en opgevangen in de gemeenschap. Al is het oordeel ook gemeenschappelijk, het mag nooit als pressiemiddel dienen om mensen binnen of buiten de gemeenschap te houden. Vergeven mag iedereen; zonden toerekenen kan alleen de gemeenschap (vgl. Matteüs 6,15) door de Geest.
Genesis 8:6-16, 1 Petrus 1:3-9, Johannes 20:19-31, Johannes 20:24-31