Getal
het tellen, tweeling, kubus (vierkant), één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien, elf, twaalf, veertig, zeventig
Zonder het getal zou de mens hopeloos verdwalen in de wereld om hem heen. Tellen behoort tot het grondpatroon van het menselijk bestaan. Getallen helpen de weg te vinden in het leven. Tijd en ruimte worden erdoor geordend en gereguleerd. Zo vervallen we niet in chaos. In de Oudheid lag dat niet anders, hoewel het rekensysteem toentertijd veel simpeler was. Toch nam het getal geen geringere plaats in, in het leven van mensen toen dan in onze tijd. Alleen, het waren vooral de symboliek en de magie van het getal die het bestaan beheersten. Of dat ook geldt voor de bijbelse tijd, zal weldra duidelijk worden.
Grondtekst
Met het Hebreeuwse mispar (ca. 130x) wordt doorgaans ‘getal, aantal’ bedoeld. In het woord zit het werkwoord safar verborgen, dat onder meer ’tellen’ betekent. Het Hebreeuws kent nog meer werkwoorden voor ’tellen, optellen’. We noemen slechts paqad en manah. Deze drie werkwoorden komen, samen met mispar, voor in het verhaal van de volkstelling (2 Sam. 24:110). De concrete getallen worden weergegeven met de letters van het alfabet (zie verder hetwoordpaar ‘Alfa en Omega’). Elke letter of een combinatie van letters vormt een getal.
In het Nieuwe Testament treffen we arithmos, ‘getal’, in 15 teksten aan, vooral in Openbaring (5:11; 7:4; 9:16; 13:17-18; 15:2; 20:8). Daarnaast zien we het werkwoord arithmeoo, ’tellen’ (Mat. 10:30; Luc. 12:7; Op. 7:9; vgl. 1 Clemens 10:6). Ook het woord to’amiem, ’tweelingen’, geldt als een getalsmatig woord (Gen. 25:24; 38:27; Hoogl. 4:5; 7:4); het Griekse equivalent didymos verschijnt alleen in de naam Didymus (Joh.11:16; 20:24; 21:2; vgl. de Dioskuren, de tweelinggoden Castor en Pollux, in Hand. 28:11).
Letterlijk en concreet
Zoals overal en altijd wordt er ook in de bijbelse tijd veel geteld: mensen, dieren, voedsel, geld, legereenheden, huisgerei, cultusvoorwerpen, afstanden, uren, dagen, maanden, jaren en zoveel meer. Zonder personen en dingen te tellen zou de samenleving immers in chaos vervallen. Op haast elke bladzijde van de Schrift komen we getallen, als middel om te tellen, tegen. Echter, veelal stijgen getallen uit boven de feitelijkheid. In dat geval bevatten getallen dikwijls een boodschap.
Beeldspraak en symboliek
a.De bijbelschrijvers dragen door het getal een boodschap uit. We zouden een groot gedeelte van de bijbel misverstaan, als we voor de symboliek van het getal te weinig oog zouden hebben. De daad van het tellen en het object dat we tellen hangen nauw met elkaar samen. Het getelde bepaalt de aard van het tellen en de aard van de te tellen voorwerpen is van invloed op de uiteindelijke som. Tellen heeft in de bijbel te maken met geloven. Jezus’ woord tot de leerlingen dat de haren van hun hoofd geteld zijn, houdt in dat voor God de mens telt, ook in zijn geringheid. God heeft de omzwervingen van de opgejaagde dichter geteld (Ps. 56:9), dat wil zeggen, Hij heeft ze gezien en een naam gegeven. De pijn van mensen ontgaat God niet. En dat God het aantal sterren bepaalt en hen bij name roept, is teken van zijn persoonlijke betrokkenheid bij alles wat bestaat (Ps. 147:4; vgl. Ps. 139:16). Daar staat het niet-getelde als beeld van verachting en minachting tegenover (Jes. 33:8; 53:3).
b.Meer dan eens horen we over het ontelbare. Soms schuilt daarin een belofte, soms een bedreiging. Het ontelbare als symbool van hoop en perspectief komen we herhaaldelijk tegen. Bijvoorbeeld bij de verzameling van koren door Jozef; de overvloed straalt macht en zekerheid uit (Gen. 41:49). En wanneer het ontelbare voortkomt uit Gods hand, zoals het gevogelte tijdens de woestijntocht, dan wijst dat op Gods grootheid en zorg (Ps. 78:27). Met het beeld van het ontelbare trekken de schrijvers de aandacht voor een bepaalde zaak of persoon en tonen daarmee de belangrijkheid ervan (Job 21:33; Hoogl. 6:8). Vooral als belofte spreekt God overhet ontelbare volk, meestal vergeleken met het zand van de zee en soms met de sterren aan de hemel of het stof der aarde. Evenmin als het zand aan de oever en de sterren aan de hemel zijn te tellen, zijn de nakomelingen van Abraham te tellen (Gen. 13:16; 15:5; 22:17; 32:12). Dit beeld beklemtoont de gedachte dat het goed zal komen, dat er toekomst is. Deze belofte loopt als een rode draad door de aartsva-derverhalen, steeds zichtbaar op scharniermomenten. Maar niet alleen daar, het beeld van het ontelbare als bemoediging in moeilijke tijden zien we telkens terugkeren (Jes. 48:19; Hos. 1:10; Op. 7:9). In dat licht mogen we de telling van de groei van de eerste christenen zien. De grote aantallen en de uitdrukking dat ‘het getal zeer toeneemt’ willen de hoorders bemoedigen: kijk eens, de beweging van Jezus breidt zich uit (Hand. 4:4; 5:36; 16:5)! Wanneer Israël als een onmetelijk groot volk wordt geduid, dan is dat beeldspraak voor zijn onaantastbaarheid (Num. 23:10). Het ontelbare als symbool van grote bedreiging zien we bovenal in de context van oorlog en strijd. Door te spreken van ontelbare vijanden, af en toe met het beeld van sprinkhanen of het zand der zee, drukken de schrijvers de existentiële bedreiging uit (Richt. 7:12; Jer. 46:23; Joël 1:6; Op. 20:8). Het ontelbare kan ook beeld zijn van Gods grootheid en trouw (Ps. 104:25).
c.Het tellen is eveneens beeld van ontrouw aan de Heer. Degene die telt, wil weten hoe sterk of machtig hij is (1 Kron. 21). Maar dat doet tekort aan het vertrouwen op de Heer. In dit verband moeten we ook de telling van de manschappen in Richteren 7 zien. Daar wordt niet opgeteld maar afgetrokken, en dat op humoristische wijze. Het aantal is aanvankelijk te groot. Het kleine aantal van driehonderd mag strijden. Waarom slechts dit aantal? Omdat Israël anders na de overwinning zou zeggen: ‘Mijn eigen hand heeft mij verlost’, terwijl de Heer de zegen schenkt (vs. 2).
d.Het getal treffen we eveneens aan in de opbouw van de bijbel en in de structuur van bijbelgedeelten. Dat kan zijn omdat een bepaald getal als sleutelwoord voorkomt, zoals het getal zeven in Openbaring (ruim 50x) of het getal twaalf in de evangeliën (bijna 50x). Die steeds terugkerende getallen verwijzen naar een hoofdgedachte en bevatten dus een boodschap. In de apocalyptische literatuur neemt het getal als symbool een grote plaats in. Heel sterk komt dat in Openbaring naar voren. We noemden reeds het getal zeven als sleutelwoord. Daar omheen verkeren andere getallen, zoals twaalf of een meervoud daarvan en duizend of een meervoud daarvan. Overbekend is het getal zeshonderdzesenzestig, het getal van het beest (13:17-18). Nog steeds bestaat er geen volledige zekerheid over de betekenis ervan. Die zullen we vermoedelijk moeten zoeken in de getalswaarde van namen toentertijd, maar dat geeft nog geen zekerheid wie er bedoeld is, mogelijk keizer Nero. Op grond van zes als het getal van de mens (zie beneden) circuleert ook een uitleg, dat drie keer zes de ultieme machtswellust van de mens duidt. We hebben wel zekerheid over de gevolgen van het subject van het getal: het beest is het regime dat de christenen groot leed berokkent en zich als tegenstander van Christus manifesteert. In die zin is het getal huiveringwekkend, echter niet onoverwinnelijk!
Ook komen we teksteenheden in de bijbel tegen die, zonder een getal te noemen, wel getalsmatig zijn gekleurd en daarom meerwaarde hebben. Te denken valt aan de tien scheppingswoorden, de tienmaal herhaalde uitdrukking ‘op de dag’ in Obadja, de tien woorden als leefregel, de tien plagen in Egypte, de twaalf profeten (Sir. 49:10), de twaalf psalmen van Asaf, de Testamenten van de Twaalf Patriarchen. Denk ook aan de zogenaamde getallen-tap-spreuk (Spr. 30:21-23), bedoeld om het denken van de hoorder te prikkelen. Daarnaast hanteren schrijvers wel eens een getal dat op zich geen diepere betekenis heeft, maar dat herinnert aan een ander verhaal. Door die indirecte verwijzing krijgt zo’n getal meerwaarde. Een prachtig voorbeeld is het verhaal van de vrouw die achttien jaar zwak en krom is (Luc. 13:10-17). Tweemaal noemt Lucas dit getal. Kijken we nu terug naar het Oude Testament, dan zien we dat in het achttiende jaar van een donkere tijdsfase bevrijding doorbreekt in Israël (Richt. 3:4; 10:8; 2 Kon. 23:23). In het verhaal van de beproefde vrouw klinken die verhalen mee en ze roepen de vraag op: zou in het achttiende jaar van deze vrouw bevrijding doorbreken? En vanwege die impliciete verbinding met de oudtestamentische verhalen, beschouwt Lucas de vrouw als beeld van Israël (vs. 16).
e.In twee aartsvaderverhalen horen we over tweelingen (Gen. 25:24; 38:27). De geboorte vandeze tweelingen is in de gedachtegang van de verteller geen toevalligheid. Beide verhalen beginnen met de tragiek van de kinderloze vrouw. Vrouwen zonder kind verbeelden een bestaan zonder toekomst. Uiteindelijk wordt de onvruchtbaarheid doorbroken, maar hoe! De vrouwen brengen een tweeling ter wereld, symbool van grote vruchtbaarheid. De rollen worden omgekeerd: van onvruchtbaarheid tot grote vruchtbaarheid. Met de tweelingen wordt in beide verhalen nog iets anders geduid. In de moederschoot en rond de geboorte vertellen beide verhalen over strijd tussen de twee jongens. De eerste is de oudste, de oudste is de eerste. Maar is de eerste echt de eerste, luidt de vraag. Aan het begin van hun leven en met het oog op het vervolg van hun leven een belangrijke vraag. De verrassing is groot, als de eerste de laatste en de laatste de eerste wordt! De liefdespoëzie van Hooglied vergelijkt de beide borsten van de vrouw met de tweelingen van gazellen (4:5; 7:4[3]). Borsten en tweelingjongen van gazellen symboliseren allebei het warme, dynamische, vitale leven. Zij duiden de levensvernieuwing en de beweging tegen de dood.
f.Tot slot gaan we kort in op de symboliek van de getallen. We maken een keuze. De grote getallen – honderd, duizend, tienduizend enzovoort – bespreken we niet apart. Zij duiden een grote of zeer grote hoeveelheid en ook compleetheid, zoals in de parabel van de honderd schapen: als er één schaap zoek is, zijn de overige negenennegentig niet compleet. Hier kunnen we eveneens denken aan de buitengewoon hoge leeftijd van mensen, volgens Genesis 5. Dat hoofdstuk zit vol getallensymboliek. De hoge leeftijden moeten we symbolisch verstaan, al valt het moeilijk om de juiste betekenis vast te stellen. Mogelijk deze: een hoge leeftijd geldt in de bijbel als gunst van God, een zeer hoge leeftijd als bijzondere gunst, een buitengewoon hoge leeftijd als buitengewone gunst van God. We laten nu de belangrijkste getallen de revue passeren:
Eén wordt sterk bepaald door het kernwoord ‘Hoor, Israël: de Heer is onze God; de Heer is één!’ (Deut. 6:4). Het is het getal van de eenheid en samenhang. De éne staat dikwijls voor het geheel, het geheel kan gereduceerd worden tot één, allen kunnen zich gedragen als één (Richt. 20:11, 20). In de relatie tot God symboliseert één Gods eenheid en uniciteit. De eenheid van God krijgt gestalte in Christus, door wie de gemeente geroepen is tot één lichaam, één Geest, één hoop enzovoort (Ef. 4:3-4). Het rangtelwoord eerste geeft een begin aan, vaak een gekwalificeerd begin, dat wil zeggen, begin als wending of keerpunt. Ook symboliseert het gewichtigheid.
Twee is alleen al een bijzonder getal, omdat verschillende dingen paarsgewijs voorkomen. Twee symboliseert zowel de eenheid als de scheiding. De eenheid verschijnt als twee mensen of twee groepen samengaan (Gen. 2:24). Jezus zendt zijn leerlingen twee aan twee uit (Mar. 6:7), een gebruik dat waarschijnlijk teruggaat op de twee getuigen in de rechtspraak. Op ontroerende en tegelijkertijd krachtige wijze komt het tweetal naar voren bij de gang van Abraham en Isaak naar de berg: ‘Zo gingen die beiden tezamen’ (Gen. 22:6, 8). De scheiding daarentegen wordt zichtbaar als twee personen of groepen uit elkaar gaan. Verder is twee het getal van het contrast en de aanvulling; soms komen zij allebei tegelijk voor: zon en maan, man en vrouw, dag en nacht, de dieren twee aan twee in de ark. Het tweemaal noemen van de naam – Abraham, Abraham! Mozes, Mozes! Samuël, Samuël! Marta, Marta! Simon, Simon! Saul, Saul! – wijst op het cruciale karakter van dat moment. Er is sprake van een crisis. De geroepene balanceert tussen leven en dood, en de roep loopt uit in roeping en dat leidt weer tot ommekeer.
Drie symboliseeert het totaal en de compleetheid. Regelmatig spreken de bijbelschrijvers van drie dingen of drie personen en drukken daarmee dat geheel uit. Drie is in wezen een zeer sterke vorm van één; het drietal benadrukt het éne. Dikwijls zien we groepjes van drie personen als sterke eenheid: de zonen van Noach, de goddelijke bezoekers aan Abraham, de mannen in de brandende oven, de vrienden van Job, de leerlingen bij de verheerlijking. Zie tegen deze achtergrond de Vader, het Woord en de Geest (1 Joh. 5:7), en de latere gedachte van de drieeenheid. De trits geloof-hoop-liefde vormt de basis van elke duurzame gemeenschap (1 Kor. 13:13). De Misjna zegt dat de profeten drie dingen zeiden: wees voorzichtig in het oordeel, breng veel discipelen voort, maak een omheining voor de Tora (Abot 1:1). En dat de wereld berust op drie dingen: Tora, tempeldienst en daden van liefde (Abot 1:2); en elders: op recht, waarheid en vrede (1:18). Drie keer iets doen, betekent iets grondig en nadrukkelijk doen(Num. 22:28; 1 Sam. 3:8; 1 Kon. 17:21; Mat. 26:44; Joh. 21:17; 2 Kor. 12:8). Voor de derde dag – symbool voor keerpunt, beslissing – verwijzen we naar de bespreking van ‘dag’, B-b.
Vier is het symbool voor volkomenheid. De joodse traditie ziet in de naam van God – JHWH, vier letters – de oorsprong van deze betekenis. Op allerlei vlakken verschijnt het aantal van vier: de rivieren in Eden, de dagen van het klagen (Richt. 11:40), de windrichtingen, de einden der aarde, de hemelse gestalten in Ezechiëls roepingsvisioen, de hoornen en smeden en wagens in het visioen van Zacharia (2:1-2[1:18-19]; 6:1-7), vier evangeliën. In Daniël 7 vertegenwoordigen de vier dieren de vier perioden van de wereldgeschiedenis en staan daarom voor de totaliteit. Van het nieuwe Jeruzalem zijn de hoogte en lengte en breedte gelijk, ‘de stad lag in het vierkant’ (Op. 21:16; vgl. Ez. 45:2; 48:16). De toekomstige stad heeft dus de vorm van een kubus, met afmetingen die worden gevormd door het getal twaalf. Wat bedoelt de ziener met dit beeld? De kubus symboliseert, net als het getal vier, volkomenheid, maar ook standvastigheid. Het is een stad van gelijkheid en evenwicht, en daarom zal er vrede en gerechtigheid heersen.
Vijfstaat voor het nog niet bereikbare, want vijf is de helft van tien, het getal van de volheid. Vijf is één hand, tien is twee handen. Dat houdt niet in dat vijf het tegenovergestelde van veel is. Vijf verbeeldt de beperking. Zo zien we dat de stam Dan vijf verspieders uitzendt, terwijl het gehele volk er twaalf uitzendt (Richt. 18:2). De apostel Paulus maakt de persoonlijk getinte opmerking over tongentaal: ik wil liever vijf woorden met mijn verstand spreken, dan duizenden woorden in tongen (1 Kor. 14:19). Met de vijf, de beperking, bereikt Paulus die mensen voor wie tongentaal onverstaanbaar is. In de Oudheid bestaat er ook een verbinding tussen het getal vijf en het huwelijk: de bruid en bruidegom namen elk vijf vrienden mee naar het feest. Wellicht dat deze getallensymboliek meespeelt in de parabel van de vijf dwaze en vijf wijze meisjes (Mat. 25). Door een bepaalde telling wekt Johannes de indruk dat Jezus – de bruidegom – vijf discipelen meeneemt naar de bruiloft te Kana (Joh. 1:35-2:1).
Zes bevat minder symboliek dan de voorafgaande getallen. Zes wordt bepaald door de schepping in zes dagen. Bovendien vormt de mens de climax van Gods scheppingswerk op de zesde dag. Een slaaf hoeft niet langer dan zes jaar te dienen, daarna is hij weer vrij (Ex. 21:2). Christus noemt zes menselijke daden waarmee Hij zich identificeert: honger stillen, dorst lessen, vreemdelingen huisvesten, naakten kleden, zieken en gevangenen bezoeken (Mat. 25:31-46). Mogelijk dat het getal zes hier is ingegeven door de zes scheppingsdaden, waarin God de chaos verdringt en het leven schenkt. Zes fungeert soms als de voorlaatste fase van zeven, de volkomenheid. Zes komt net iets tekort voor die volkomenheid (vgl. Job 5:19). Door zes en zeven naast elkaar te plaatsen, brengt de auteur onderscheid aan: Jakob werkt zes jaar voor het verwerven van vee, maar zeven jaar voor het verwerven van zijn vrouw (Gen. 31:41).
Zeven speelt een buitengewoon belangrijke rol in de bijbel. Het is het heilige getal. Zeven verwijst naar het goddelijke (vgl. Zach. 1:1-14), dat in de structuur van het aardse bestaan telkens terugkomt. Het getal zien we terug in haast alle aspecten van het godsdienstig leven: reine dieren in de ark (Gen. 7:2-9), Abrahams verbond met Abimelech (Gen. 21:28-30), het reinigen van melaatsen (Lev. 14), de feesten (Lev. 23) enzovoort. Zeven geeft grootheid, gewicht en belangrijkheid aan. Zeven symboliseert de volheid, universaliteit, totaliteit. De zevende dag en het zevende jaar zijn heilig. Zoveel dingen die in zevenvoud worden voorgesteld, zijn heilig. Zevenmaal vergeven betekent dat iemand tot het uiterste gaat om te vergeven (Mat. 18:22). Alles wat we zevenmaal doen, krijgt diepgang en kracht; het verraadt hemelse contouren. Ook in negatieve zin kan er sprake zijn van volkomenheid: Paulus noemt zeven tegenkrachten in het leven van gelovigen, die in staat zijn de liefde van Christus te verdrijven (Rom. 8:35). Veel is gebaseerd op zeven dagen, zoals afzondering, rouw, verslagenheid, feesten en vasten. Ook al mogen we die periode vaak letterlijk verstaan, steeds speelt de symboliek erin mee. Kortom, overal waar zeven verschijnt, zullen we onze ogen moeten openen voor het méér dat daarin wordt gegeven. Zevenvouden dragen hetzelfde karakter, maar met meer nadruk (zie generaties in Mat. 1). De helft van zeven beoogt extra aandacht te trekken (vgl. Dan. 7:25; 9:27; 12:7).
Acht laat vrij weinig symboliek zien. In het licht van de voorafgaande zeven, heeft hij toch meer dan letterlijke betekenis. Vooral als de dag naeen belangrijke periode van zeven dagen spreekt de achtste dag ons toe. De achtste dag is de overgangsfase tussen de geheiligde tijd en de dagelijkse realiteit. Aldus komen de leerlingen acht dagen na de verrijzenis van de Heer weer in het huis (Joh. 20:26). De kerkvaders zien de achtste dag als heel bijzonder, omdat dat voor hen de dag van de opstanding is. Een besnijdenis van een joodse jongen vindt plaats op de achtste dag (Gen. 17:12; 21:4; Luc. 1:58). We hebben de indruk dat met de achtste dag een nieuwe fase wordt aangeduid. Opmerkelijk is de rol van acht in de structuur van de nieuwe tempel (Ez. 40).
Negen bevat nauwelijks symboliek. Ten dele wordt het getal door tien, volledigheid, bepaald. Als één minder dan tien kan het op het ‘bijna’ of ‘nog net niet’ duiden. De tijdsaanduiding van de negende maand trekt enige aandacht; het schijnt te verwijzen naar het ogenblik waarop iets nieuws gaat gebeuren (Jer. 36:9; 39:2; Hag. 2:11). Opmerkelijk is dat in enkele bijbelboeken in het negende hoofdstuk een gebed is opgenomen (Ezra 9; Neh. 9; Dan. 9; Jud. 9). Berust dat op toeval of schuilt hierin een bewuste keuze, en als dat laatste het geval is, wat betekent dat?
Tien neemt in de bijbel en in de latere joodse en christelijke traditie een voorname plaats in. Dit getal is omgeven door een sluier van heiligheid. Zijn sacrale karakter heeft men wel afgeleid van de optelsom van drie plus zeven, beide bijzondere getallen. Tien symboliseert compleetheid en perfectie en is het afgeronde getal bij uitstek. Omdat we tien vingers hebben, geldt tien ook als memoriegetal: hetgeen men hoort of voordraagt kan men tellen op de vingers. Door de tien te verwerken in een verhaal wint het verhaal aan kracht en trekt het meer aandacht. De hoorder kan er niet om heen. We noemen onder andere de tien woorden van Mozes (Ex. 20), de tien verzoekingen van Israël (Num. 14:22), de tien… ezels, generaties, talenten, maagden, melaatsen, munten, oudsten en ponden. Indrukwekkend is het aantal van tien ‘machten’ die de gelovigen niet kunnen scheiden van Gods liefde (Rom. 8:38-39); het is duidelijk dat de apostel bedoelt, dat niets maar dan ook niets die liefde kan aantasten. De synagogale dienst kan enkel doorgang vinden als er minstens tien mannen aanwezig zijn; deze tien vertegenwoordigen het geheel.
Elflijkt diepere betekenis te hebben in de verhalen over de leerlingen na de opstanding. Telkens spreken de evangelisten van ‘de elf, dat zijn de leerlingen van Jezus (Mat. 28:16; Mar. 16:14; Luc. 24:9, 33; Hand. 1:13; vgl. Gen. 32:22). De twaalfde – Judas – ontbreekt (Hand. 1:16-22). De elf benadrukken de onvolledigheid van het aantal discipelen dat Christus’ boodschap verder moet vertellen. En dientengevolge zijn zij nog onbekwaam. Elf staat voor het tekort. Pas als de twaalfde erbij komt, kan het verhaal van Jezus de wereld in, zoals Handelingen 2:14 (vgl. Gen. 37:9) laat zien: ‘Maar Petrus stond met de elven op, en hij verhief zijn stem… ‘
Twaalf is sterk aanwezig in de bijbel, niet zozeer vanwege de frequentie als wel vanwege zijn kloeke rol. Het volk van God is verdeeld in twaalf stammen, analoog aan de zonen van aartsvader Jakob. Veel personen en objecten die met het twaalftal zijn verbonden, verwijzen direct of indirect naar de twaalf stammen. Bijvoorbeeld twaalf opgerichte stenen (Ex. 24:4), twaalf stenen op het borstschild van de hogepriester (28:21), twaalf koeken (Lev. 14:5), twaalf runderen (Num. 7:3) en twaalf manden met brood (Mat. 14:20). In de toekomstige nieuwe wereld en stad is het getal nadrukkelijk present: de poorten van de stad met daarop de namen van de twaalf stammen en twaalf fundamenten met de namen van de twaalf apostelen (Op. 21:12-14; vgl. Ez. 48:31-33), de vrouw met twaalf Sterren0p haar hoofd (Op. 12:l) en de vruchten van de levensboom die twaalfmaal vruchtdraagt (Op. 22:2). De twaalf stammen worden weerspiegeld in de twaalf leerlingen van JezUS (Mat 10:l-2; 19:28; 20:l7; vgL Jak 1:1; zie ook bij elf). Interessant is in dit verband het verhaal van het twaalfjarige meisje en dat van de vrouw die twaalf jaar menstrueert (Luc. 8:4056). Beide vrouwen zijn in het twaalfde jaar onrein, onaanraakbaar, en dreigen onvruchtbaar deze wereld te verlaten. Maar dit twaalfde jaar blijkt voor hen tegelijkertijd het jaar van de ommekeer te zijn. Welke symboliek bevat twaalf? Het is het getal dat het geheel vertegenwoordigt Twaalf Staat vooi; ja iS het t0taal’ Twaalf is de presentie van alles en iedereen. En het veelvoud ervan – vierentwintig, achtenveertig, twaalf duizend, honderdtwintig duizend, honderdvierenveertig duizend – duidt respectievelijk groot, groter, grootst aan.
Veertig heeft hoofdzakelijk bijzondere betekenis in tijdsuitdrukkingen. Daarbij gaat het om ‘veertig dagen en veertig nachten’ (Gen. 7:12; Ex. 24:18; 1 Kon. 19:18) en ‘veertig jaar'(Deut. 29:5; Hand. 7:23-36). Beide uitdrukkingen moeten we niet letterlijk-historisch opvatten; het betreft gekwalificeerde tijd, ’theologische’ tijd. Veertig dagen en nachten in een situatie verkeren, is in een crisis verkeren; bovenal de crisis tussen de Heer en zijn volk. De achtergrond is het verblijf van veertig jaar in de woestijn. De veertig jaar van Israël in de woestijn geldt eveneens als een periode van crisis. Deze crises staan in het perspectief van de toekomst; zij zijn gericht op een nieuwe start. Veertig kunnen we dan typeren als een totale tijd, waarin men de crisis in haar geheel ondergaat. Zo kunnen de veertig dagen en nachten een periode van boete, vasten, straf, beproeving of lijden zijn. Samengevat een periode van bezinning, die aan een nieuwe fase voorafgaat.
Zeventig geldt als een veelvoud van zeven (zie aldaar). Is zeven symbool van volledigheid, zeventig is dat op een krachtiger wijze. Zeventig personen geven een complete groep aan (Ex. 1:5; 24:9); zeventig dingen wijzen op het aantal dat nodig is (Ex. 15:27). Zeventig jaar geeft de afgeronde periode aan, het is precies de periode die nodig is (Jer. 25:11).
Praxis
a.Liederen:
Liedboek: Psalm 22; 40; 48; 56; 87; 102; 119:32; Gezang 2-3; 10-11; 57-58; 70; 109; 153:9; 183; 482; 488; 490; Alles I: 21; II: 26; IV: 3; 15; Gezegend: 14; 141; Woorden: 22; ZAD II: 40; Zingend I-II: 9-13; 169.
b.Poëzie:
Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 411: ‘De gestorvene’. Huub Oosterhuis, Gedichten Bilthoven 1970, blz 116: ‘Gehoord in psalmen. A. Roland Holst,Poëzie I-U, Amsterdam 1981, blz. 74: ‘Te zamen’; blz. 25l: ‘Twee mensen’. Jan Willem Schulte Nordholt, Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 215: ‘Zeventig’; blz. 118: ’40. Wislawa Szymborsha Uitzicht met zandkorrel, AmSterdam 1997, blZ’ 99: ‘Het getal pi’.
b.Verwerking:
Om de symboliek van het getal uit te leggen, kunnen we aansluiten bij het wijdverspreide bijgeloof dat bepaalde getallen invloed op ons doen en laten kunnen hebben. Bijvoorbeeld dertien, ongeluksgetal (bij de nummering van kamers of stoelen wordt dertien wel vermeden), of zeven, geluksgetal (wie op de zevende geboren wordt, gaat geluk tegemoet). Thema’s die naar voren komen bij getal, zijn onder meer: symboliek, geheimenis, geluk en ongeluk, dood en leven. Verder roept elk afzonderlijk getal allerlei thema’s op. Te denken valt ook aan de symboliek van de veertigdagentijd, de periode van bezinning.
Verwijzing
Bij de bespreking van ‘Alfa en Omega’ komen we eveneens te spreken over de betekenis van het getal. Voor de koppeling tussen het rangtelwoord en de dag, verwijzen we naar ‘dag‘, vooral B-b en B-c.