Gij zult JHWH uw God alleen dienen
Bij Deuteronomium 5,6-21, Psalm 81 en Lucas 4,1-13
Wanneer ik de Deuteronomiumtekst van vandaag onder ogen krijg, gaan mijn gedachten terug naar de eerste plek waar ik als pastor werkzaam was. In een agrarisch gezin heerste de opvatting dat Schriftteksten zo letterlijk mogelijk dienden te worden verstaan en uitgevoerd. Een van de vaste werkzaamheden op zaterdag was dan ook het vangen van de haan en deze onderbrengen in een apart verblijf. Want de haan moest ook rust houden en werd dus uit de kippenren verwijderd.
In het dagblad Trouw is ‘De Tien Geboden’ al vele jaren een vaste rubriek, tweewekelijks op zaterdag. Aan de hand van de Tien Woorden vertellen min of meer bekende Nederlanders – al dan niet gelovig – hun levensverhaal, visie op het leven, hun gevoelens en idealen. Onlangs was er iemand aan het woord die al die geboden maar niets vond, en voor wie het onbegrijpelijk was dat er zo veel niet mocht. Waarom is er zo veel verboden?
Rustdag ook voor het vee?
Wat betreft de rustdag voor het vee (Deuteronomium 5,14): wanneer je melkveehouder bent, zullen de koeien ook op zondag gemolken moeten worden. Maar de voorschriften voor het vee zijn er niet zozeer voor het vee, als wel voor de mens. In de samenleving waarin deze woorden werden opgeschreven, leefde een boer met zijn knechten (slaven en slavinnen) in een bepaald verband. Enerzijds maakten knechten deel uit van de familie, anderzijds werden de onderlinge verhoudingen bepaald doordat zij als arbeiders in dienst waren van hun broodheer. Een rustdag als de sabbat had als doel dat je vrij was van de verplichtingen van het werk. Daardoor was er dan gelegenheid om elkaar ook op een andere manier te zien en te bejegenen en elkaar van mens tot mens te ontmoeten. Als er nog allerlei klussen liggen te wachten, lukt dat niet. Vandaar de rust ook voor het vee: uiteindelijk gewoon voor de mens, om de sabbat waarlijk als rustdag te mogen ervaren.
Bevrijding voor iedereen
We moeten bij deze woorden altijd het perspectief voor ogen houden van waaruit de Eeuwige zijn woorden tot ons richt: ‘Ik ben de Heer, uw God, die u uit het slavenhuis Egypte heeft geleid’ (Deuteronomium 5,6). Met dat doel wil deze God een God voor zijn volk zijn, en met dat lonkende perspectief voor ogen ontvangt het volk deze woorden, opdat het zal leven in het land waar het de oogst zal vieren ‘met de Leviet en de vreemdeling die in je midden is’ (Deuteronomium 26,11). Het land zal dus goed land zijn, niet alleen voor jou, maar ook voor de mens naast je, want die is net zo goed mens als jij. Of hij nu tot het volk behoort of vreemdeling is, of hij nu het land bewerkt of de tempeldienst verricht, elke mens verdient het te leven.
JHWH of de goden van het eigen gelijk
Het is met deze God voor ogen dat je je leven te leiden hebt. Niet met andere goden. Wat die andere goden zijn, wordt duidelijk in Psalm 81,12-13 (KBS 1995):
Maar mijn volk hoorde niet wat Ik zei,
Israël wilde niets van Mij weten.
Ik gaf hen aan hun verstokte hart prijs,
zij volgden het spoor van hun eigen zinnen.
Die andere goden zijn niet zozeer wezens buiten mijzelf, maar hebben zich genesteld in mij. De goden van het eigen gelijk waarvoor alles moet wijken, van het bezit waarop ik aanspraak meen te mogen maken dankzij eigen verdiensten, van de belangen die voor mij als autochtoon zwaarder wegen dan die van de allochtoon, ongeacht de reden voor zijn of haar komst naar hier. De rechten en de noden van al die mensen die elders hun heil (moeten) zoeken, kunnen niet opwegen tegen mijn riante materiële positie. Want daar heb ik immers zelf voor gewerkt! Zo ‘volg ik het spoor van mijn eigen zinnen’ (Psalm 81,13).
Machtshonger
Zonder te willen psychologiseren, want daartoe zijn de Schriften niet bedoeld: het is precies op dat punt dat de duivel probeert Jezus te verleiden. Er is niet alleen behoefte aan vulling voor de maag, maar er blijkt ook honger te zijn naar macht (Lucas 4,6). En er is dat moment waarop we kennelijk in de verleiding worden gebracht om de rollen om te draaien. Doe, leef ik Gods Woord, of kan ik God voor mijn karretje spannen? Waar dat gebeurt, daar geef ik me over aan grenzeloze zelfoverschatting, aan machtsdenken, aan een partijdige god. Geen God die partij trekt voor de armen, de verdrukten, de weduwen en de wezen, maar een god die mijn persoonlijke belangen moet waarborgen, mijn geprivilegieerde positie moet veiligstellen.
JHWH kiest partij voor de zwakkeren
Dan wordt Gods naam inderdaad lichtvaardig gebruikt, omdat die wordt aangewend voor zaken die met God helemaal niets te maken hebben. Oorlogen beginnen en stellen dat je zult winnen omdat je nu eenmaal de grootste militaire macht op aarde bent, maar de overwinning menen toe te kunnen schrijven aan het feit dat God aan jouw kant staat. Of, negatief gesteld, God verantwoordelijk houden voor al het leed in de wereld, zoals het feit dat een ernstige ziekte jou getroffen heeft.
God laat zich in Deuteronomium kennen als een partijdige God, die kiest voor de ontheemden, de slaven, de armen, de vreemdelingen, de kleine mensen in onze wereld. Maar Hij is ook degene die mensen geschapen heeft met de opdracht zijn beeltenis te zijn op aarde. De woorden die we horen zijn dus niet bedoeld om ons klein te houden, om bepaalde gedragingen zonder meer te verbieden, maar dienen ook door ons zo gehanteerd te worden dat de minste mensen in onze samenleving deel van leven krijgen.
Bij Deuteronomium 5:6-21, Psalm 81 en Lucas 4:1-13