God oordeelt ieder naar zijn handel en wandel
Bij Ezechiël 18,1-4.25-32, Psalm 25,1-10 en Matteüs 21,23-32
Wanneer Matteüs zijn evangelie schrijft, zijn er de nodige jaren verstreken. Jaren waarin mensen ervan overtuigd waren dat ze nog bij hun leven iets zouden mogen ervaren van de komst van het messiaanse Rijk. Christus zou spoedig terugkeren en alles tot voleinding brengen. Maar inmiddels zijn velen gestorven en het leven is er niet makkelijker op geworden. De Romeinen hebben in het jaar 70 korte metten gemaakt met de opstand en alles kort en klein geslagen.
En dan komt de evangelist met een verhaal dat naar zijn climax gaat, de kruisdood. Jezus heeft daarin zijn lijden al aangekondigd en is Jeruzalem binnengegaan. Het gaat er dus om spannen. Opgewekt word je er als lezer of toehoorder niet van. Zeker niet als voor jou het leven ook sappelen is.
Wat heeft het nog voor zin?
Er kan een moment komen waarop je met je partner tot de conclusie moet komen dat wat je ooit aan elkaar beloofd hebt, geen stand houdt. Dat de verwachting waarmee je ooit een relatie bent aangegaan, op een teleurstelling is uitgelopen. Je kunt ook de ene sollicitatiebrief na de andere schrijven, maar werk vinden lukt maar niet. Inmiddels ben je de veertig gepasseerd en zijn er velen net van school af ook op zoek naar werk. En die zijn veel goedkoper. Hoe langer je werkloos bent, en hoe ouder je bent, hoe kleiner jouw kansen op de arbeidsmarkt. En van het kijken naar het journaal of het lezen van de krant word je doorgaans ook niet vrolijk. Hoevelen hebben het volgen van het nieuws inmiddels al afgeschaft? Wat heeft het allemaal voor zin om je druk te maken? Welke inspanning zal ik nog leveren in deze samenleving? Uiteindelijk kan ik in mijn eentje weinig tot niets uitrichten. Het zijn uiteindelijk toch de hoge heren in de politiek en in het bedrijfsleven die de dienst uitmaken. En of je nou door de kat of de hond gebeten wordt…
Ga werken in de wijngaard
Teleurstelling, een gevoel van machteloosheid, niet bestand zijn tegen de lange duur, apathie: allemaal emoties die meespelen in de gelijkenissen die Matteüs juist tegen het eind van zijn verhaal vertelt. Vlak voor de tekst van vandaag, nadat Jezus een twistgesprek heeft gehad met de hogepriesters en de schriftgeleerden over het schoonvegen van de tempel, maakt Hij zijn keuze nog eens duidelijk. Hij vertrekt voor de nacht uit Jeruzalem en neemt zijn intrek in Betanië (21,17). Betanië betekent: huis van de arme. Te midden van de krachten die samenspannen om Hem ten val, ter dood te brengen, blijft Hij kiezen voor de arme, de misdeelde, de vreemdeling. De hoeren en de tollenaars, zoals Hij ze in het twistgesprek met de hogepriesters en oudsten ten tonele voert (21,31-32). Juist hier, wanneer het kookpunt bijna bereikt lijkt, schrijft Matteüs over een wijngaard. In de beeldende taal van de Schriften is het een van de aanduidingen voor het Beloofde Land, het messiaanse Rijk. Die nieuwe wereld waarvan de mensen zo langzamerhand niet meer geloofden dat die nog ooit komen zou. En dan horen we van een vader die tegen zijn zonen zegt: Ga werken in de wijngaard. Oftewel, ga werk maken van die wijngaard, dat Beloofde Land.
Je daden hebben gevolgen voor volgende generaties
Dat is uiteindelijk ook de boodschap die doorklinkt in Ezechiël. De verzen 18,5-24 zijn weggelaten, waardoor de eerste vier verzen een beetje in de lucht lijken te hangen. De tanden van de kinderen zijn stroef omdat de vaderen onrijpe druiven hebben gegeten (18,2). Dat doet denken aan een andere tekst: die de schuldige niet ongestraft laat, en de misdaden van de vaders straft in hun kinderen en kleinkinderen, in de derde en vierde generatie (Ex. 34,7). Dat zou de gedachte kunnen opleveren dat je straf dient te ondergaan voor hetgeen anderen vóór je gedaan hebben. Maar, zegt de profeet vandaag: het gaat God om elk mens, en elk mens is even waardevol. Je wordt niet afgerekend op wat generaties vóór jou gedaan hebben, maar je wordt beoordeeld op je eigen handel en wandel (Ez. 18,30). We moeten hier overigens niet suggereren dat de tekst van Ezechiël die van Exodus tegenspreekt. De misdaden van de vaders straffen in de volgende generaties duidt erop dat wat je doet in je leven ook bepalend zal zijn voor de mensen van morgen. De inspanning die wij leveren voor een bewoonbare aarde, zal een volgende generatie tot zegen zijn. Wanneer wij dat nalaten, dan zullen de gevolgen qua milieu, voedsel, economie doordreunen in het leven van mensen die na ons komen.
God wil dat mensen leven
Dat Exodus spreekt van ‘straffen’ betekent niet dat God uit is op wraak, desnoods op kinderen en kleinkinderen. Het gaat God er niet om te straffen, en het dient al helemaal niet te gaan om een wraakzuchtige God die desnoods zijn gram haalt op het nageslacht van hen die zich misdragen hebben. Het enige wat God van mensen vraagt, is dat ze het goede blijven doen. En daarbij is ook de ommekeer in het eigen leven, het je afwenden van slecht gedrag voor God al een teken dat je het waard bent te leven. Te leven in het goede land (Ez.18,30-32).
De wegen van God gaan (Ps. 25), dat is weet hebben van wat er in de wereld gebeurt. Dat is onrecht en ellende zien, en zeggen: ‘En toch…’ Blijven vasthouden aan dat visioen, die droom van God zelf: dat alles goed, ja heel goed zal zijn (Gen.1). Dat we onze dromen niet laten verschralen, onze visioenen niet bij het oud vuil zetten, maar blijven geloven: Van U is de toekomst, kome wat komt.