Groei en bloei
Bij Matteüs 13,1-9
Met Pasen hebben alle kinderen in de klas een pakje bloemenzaad gekregen. Oost-Indische kers. Al een tijdje voor de zomervakantie brengen sommige kinderen een klein bosje bloempjes mee. Dat zetten ze in de klas in een vaasje. Leuk is dat.
Drie meisjes hadden nog niets. Dat kwam zo: Aagje had de zaadjes wel in een potje met aarde gedaan, maar nooit water gegeven. En Betje had de zaadjes zomaar in de tuin gestrooid. Na een paar dagen waren ze weg, dat hadden de vogels opgegeten. Celine had niets gedaan. Zij had het pakje zaad nog.
‘Hoe is het bij jullie?’ vraagt juffrouw José.
‘Ze doen het niet,’ zegt Aagje.
‘Ze zijn weg,’ zegt Betje.
Celine is stil.
‘Het is nog niet te laat,’ zegt juffrouw José. ‘Doe ze maar in een potje grond. Klein beetje water geven, niet te nat.’
Maar er is een probleem: straks gaan ze op vakantie en hoe moet het dan? Aagje heeft een buurvrouw die hun tuintje sproeit. Betje brengt ze bij oma. Ze heeft een nieuw zakje zaadjes gekocht. En Celine? Die stopt ze in de grond en hoopt dat het gaat regenen. Vlak voor ze op vakantie gaan zijn er bij alle drie kleine groene puntjes te zien.
‘Bel me maar als je hulp nodig hebt,’ zegt juffrouw José, ‘ik ben toch thuis.’
Dat durven ze niet.
Als ze terugkomen uit Frankrijk, van Texel en uit de Achterhoek zijn ze hun bloempjes helemaal vergeten. Maar ze bloeien allemaal. Die van oma het grootst, die van Celine het kleinst, maar toch.
‘Moet je de juffrouw niet eens bellen, hoe het gegaan is?’ vraagt een van de mama’s.
‘Waarom?’ zeggen ze. ‘We krijgen nu een andere juffrouw.
Juffrouw José is van vorig jaar toen we nog klein waren.’
Maar ze bellen toch en de juffrouw is blij weer eens iets van ze te horen. ‘Zie je wel dat het lukt. Een beetje geduld en een beetje vertrouwen, dan komen de bloemen vanzelf. Als je meehelpt.’
Zijn de drie meisjes nu sloom, of zijn ze dom?
Waarom durven ze hun juf niet op te bellen?