Menu

Premium

Het eerste hoofdstuk van de leer Over de goddelijke verkiezing en verwerping

Ook onderdeel van een uitgave van de Nederlandse Belijdenisgeschriften

(KokBoekencentrum, 2020).

Artikel 1

Aangezien alle mensen in Adam gezondigd hebben en de vloek en de eeuwige dood verdiend hebben, zou God niemand onrecht gedaan hebben als Hij het hele menselijke geslacht in de zonde en vervloeking had willen laten en om de zonde veroordelen, volgens deze uitspraken van de apostel: De gehele wereld is voor God veroordelenswaard. Zij hebben allen gezondigd en zijn verhinderd te komen tot de heerlijkheid Gods (Romeinen 3:19,23). En: Het loon van de zonde is de dood (Romeinen 6:23).

Artikel 2

Maar hierin is de liefde van God geopenbaard, dat Hij zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar het eeuwige leven hebbe (1 Johannes 4:9; Johannes 3:16).

Artikel 3

En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God in zijn goedertierenheid verkondigers van deze zeer blijde boodschap tot wie Hij wil en wanneer Hij wil. Door hun dienst worden de mensen geroepen tot bekering en het geloof in Christus, de Gekruisigde. Want hoe zullen zij in Hem geloven, van wie ze niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder prediker? En hoe zullen zij prediken tenzij ze gezonden worden (Romeinen 10:14-15)?

Artikel 4

Op degenen die dit Evangelie niet geloven, blijft de toorn van God. Maar die het aannemen en de Zaligmaker Jezus met een waarachtig en levend geloof omhelzen, worden door Hem van de toorn van God en het verderf verlost en met het eeuwige leven begiftigd.

Artikel 5

De oorzaak of schuld van dat ongeloof, evenals van alle andere zonden, ligt volstrekt niet in God, maar in de mens. Maar het geloof in Jezus Christus en de zaligheid door Hem is een genadegave van God, zoals geschreven is: Uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit uzelf, het is Gods gave (Efeziërs 2:8). Evenzo: Het is u gegeven in Christus te geloven (Filippenzen 1:29).

Artikel 6

Dat God sommigen in de tijd met het geloof begiftigt en anderen niet, komt voort uit zijn eeuwig besluit. Want al zijn werken zijn Hem van eeuwigheid bekend (Handelingen 15:18), en Hij doet alle dingen naar de raad van zijn wil (Efeziërs 1:11). Volgens dit besluit vermurwt en buigt Hij genadig de harten van de uitverkorenen – hoewel zij hard zijn – om te geloven. Maar degenen die niet verkoren zijn, laat Hij naar zijn rechtvaardig oordeel in hun verkeerdheid en hardheid. En hier doet zich voornamelijk aan ons voor de diepe, barmhartige en tevens rechtvaardige onderscheiding van de mensen – die allen in eenzelfde staat van verderf zijn – ofwel het besluit van verkiezing en verwerping, dat in Gods Woord is geopenbaard. Terwijl de verkeerde, onreine en onvaste mensen het verdraaien tot hun verderf, geeft het de heilige en godvrezende zielen een onuitsprekelijke troost.

Artikel 7

Deze verkiezing is een onveranderlijk voornemen van God, waardoor Hij vóór de grondlegging van de wereld een zekere menigte mensen die niet beter of waardiger zijn dan anderen, maar met hen in dezelfde ellende liggen, heeft uitverkoren. Uit het hele menselijke geslacht, dat uit de oorspronkelijke gerechtigheid door eigen schuld in de zonde en het verderf gevallen was, heeft Hij naar het vrije welbehagen van zijn wil, tot de zaligheid, uit louter genade, in Christus uitverkoren; Hem heeft Hij ook van eeuwigheid tot een Middelaar en Hoofd van alle uitverkorenen en tot een fundament van de zaligheid gesteld. En opdat ze door Hem zalig gemaakt zouden worden, heeft Hij ook besloten om ze aan Hem te geven en met kracht door zijn Woord en Geest tot zijn gemeenschap te roepen en te trekken, ofwel hen met het ware geloof in Hem te begiftigen, te rechtvaardigen, te heiligen en hen, door hen krachtig in de gemeenschap van zijn Zoon te bewaren, ten slotte te verheerlijken, tot betoning van zijn barmhartigheid en tot lof van de rijkdom van zijn heerlijke genade. Zoals geschreven staat: God heeft ons uitverkoren in Christus vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk voor Hem zouden zijn in de liefde. Hij heeft ons te voren bestemd tot aanneming der kinderen door Jezus Christus, in zichzelf, naar het welbehagen van zijn wil, tot prijs van zijn heerlijke genade, waarin Hij ons voor Hem aangenaam gemaakt heeft in die Beminde (Efeziërs 1:4-6). En elders: Die Hij tevoren verordineerd heeft, die heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd en die Hij gerechtvaardigd heeft, die heeft Hij ook verheerlijkt (Romeinen 8:30).

Artikel 8

Deze verkiezing is niet veelsoortig, maar een en dezelfde voor allen die zalig worden, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. Want de Schrift verkondigt ons één welbehagen, voornemen en raad van Gods wil, waardoor Hij ons van eeuwigheid heeft verkoren zowel tot de genade als tot de heerlijkheid, tot de zaligheid en tot de weg der zaligheid, die Hij bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.

Artikel 9

Deze verkiezing is geschied niet uit het vooruitgeziene geloof en de geloofsgehoorzaamheid, heiligheid of een andere goede hoedanigheid of geschiktheid als een oorzaak of voorwaarde, van te voren vereist in de mens die verkoren zou worden; maar tot het geloof en de gehoorzaamheid van het geloof, tot heiligheid enzovoort. Daarom is de verkiezing de fontein van alle zaligmakend goed, waaruit het geloof, de heiligheid en andere zaligmakende gaven en ten slotte het eeuwige leven zelf als vruchten voortkomen; volgens het getuigenis van de apostel: Hij heeft ons uitverkoren – niet omdat wij het wáren, maar – opdat wij zouden zijn heilig en onberispelijk voor Hem in de liefde (Efeziërs 1:4).

Artikel 10

De oorzaak van deze genadige verkiezing is alleen het welbehagen van God, die niet daarin bestaat, dat Hij uit alle mogelijke voorwaarden bepaalde hoedanigheden of werken van de mensen tot een voorwaarde voor de zaligheid heeft uitgekozen; maar hierin dat Hij uit de gehele menigte van de zondaren bepaalde personen tot zijn eigendom heeft aangenomen. Zoals geschreven staat: Toen de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden enzovoort, is tot haar (namelijk Rebecca) gezegd: de meeste zal de minste dienen. Zoals geschreven staat: Ik heb Jakob liefgehad en Ezau gehaat (Romeinen 9:11-13). En: Er geloofden zovelen, als er bestemd waren tot het eeuwige leven (Handelingen 13:48).

Artikel 11

En zoals God zelf volkomen wijs, onveranderlijk, alwetend en almachtig is, zo kan de verkiezing, door Hem gedaan, niet tenietgedaan en opnieuw gedaan, noch veranderd, herroepen of verbroken worden. Evenmin kunnen de uitverkorenen verworpen of hun aantal verminderd worden.

Artikel 12

Van hun eeuwige en onveranderlijke verkiezing tot de zaligheid worden de uitverkorenen te gelegener tijd, hoewel in verschillende trappen en ongelijke mate, verzekerd. Niet als zij de verborgenheden en de diepten van God nieuwsgierig onderzoeken, maar als zij de onmiskenbare vruchten van de verkiezing, die in Gods Woord worden aangewezen (zoals het ware geloof in Christus, kinderlijke eerbied voor God, droefheid naar Gods wil over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid enzovoort) in zichzelf met geestelijke blijdschap en heilige vreugde waarnemen.

Artikel 13

Aan het besef

Het woord ‘gevoelen’ wordt hier weergegeven met ‘besef’, omdat met dit woord recht gedaan wordt aan zowel de cognitieve als de affectieve betekenis van het woord ‘gevoelen’. De Latijnse tekst gebruikt het woord ‘sensus’.

en de zekerheid van deze verkiezing ontlenen Gods kinderen dagelijks meer reden om zich voor God te verootmoedigen, de diepte van zijn barmhartigheden te aanbidden, zichzelf te reinigen en Hem, die hen eerst zo uitnemend heeft liefgehad, vurige wederliefde te bewijzen. Het is er dan ook verre van, dat ze door deze leer van de verkiezing en door de overdenking ervan in het onderhouden van Gods geboden traag worden of zorgeloos zouden worden

In de Nederlandse tekst staat ‘vleeschelijck-sorgheloos’; dit moet gelezen worden in de betekenis van Paulus, vgl. 1 Kor. 3:3: Want u bent vleselijk.

. Dit pleegt naar Gods rechtvaardig oordeel met hen te gebeuren die óf zichzelf lichtvaardig op de genade van de verkiezing laten voorstaan óf er lege en loszinnige taal over uitslaan, maar niet in de wegen van de uitverkorenen willen wandelen.

Artikel 14

Verder, zoals deze leer van de goddelijke verkiezing, naar Gods wijze raad, door de profeten, Christus zelf en de apostelen, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament is gepredikt, en daarna in de Heilige Schriften verkondigd en nagelaten, zo moet zij ook heden ten dage op de juiste tijd en plaats in Gods kerk (waarvoor zij in het bijzonder bestemd is) uiteengezet worden met de geest van onderscheidingsvermogen en eerbied voor God, heilig, zonder nieuwsgierig naspeuren van de wegen van de Allerhoogste, tot eer van Gods heilige Naam en tot een levende troost van zijn volk.

Artikel 15

Deze eeuwige en onverdiende genade van onze verkiezing wijst en prijst de Heilige Schrift ons vooral aan, wanneer zij verder getuigt, dat niet alle mensen zijn verkoren, maar sommigen niet verkoren ofwel in Gods eeuwige verkiezing voorbij zijn gegaan. Dit betreft degenen die God naar zijn volkomen vrij, rechtvaardig, onberispelijk en onveranderlijk welbehagen besloten heeft in de gemeenschappelijke ellende te laten, waarin zij zichzelf door hun eigen schuld gestort hebben, en hun het zaligmakend geloof en de genade van de bekering niet te schenken, maar door hen op hun eigen wegen en onder zijn rechtvaardig oordeel te laten, hen ten slotte niet alleen om hun ongeloof, maar ook om alle andere zonden, tot betoning van zijn gerechtigheid te veroordelen en eeuwig te straffen. En dit is het besluit van de verwerping, dat God geenszins tot een auteur van de zonde maakt (het is godslasterlijk om dat te denken), maar tot een ontzagwekkende, onberispelijke en rechtvaardige rechter en wreker ervan.

Artikel 16

Zij die het levend geloof in Christus of het vaste vertrouwen van het hart, de vrede van het geweten, de beoefening van de kinderlijke gehoorzaamheid, het roemen in God door Christus nog niet krachtig in zich voelen, en toch de middelen gebruiken waardoor God beloofd heeft deze dingen in ons te werken, moeten niet mismoedig worden, wanneer zij van de verwerping horen spreken, noch zichzelf onder de verworpenen rekenen, maar de middelen vlijtig blijven gebruiken, vurig verlangen naar de tijd van overvloediger genade en die met eerbied en ootmoed verwachten. Veel minder behoren zij door deze leer van de verwerping verschrikt te worden die ernstig verlangen om zich tot God te bekeren, Hem alleen te behagen en van het lichaam des doods verlost te worden, en toch in de weg van de godzaligheid en het geloof nog niet zover kunnen komen als zij zouden willen; aangezien de barmhartige God beloofd heeft, dat Hij de rokende vlaswiek niet zal uitblussen en het gekrookte riet niet zal verbreken. Maar deze leer is terecht schrikwekkend voor degenen die geen acht slaan op God en Christus, de Zaligmaker, en zichzelf geheel aan de zorgen van de wereld en de lusten van het vlees hebben overgegeven, zolang zij zich niet met ernst tot God bekeren.

Artikel 17

Aangezien wij over de wil van God moeten oordelen vanuit zijn Woord, dat getuigt dat de kinderen van de gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, waartoe zij met hun ouders behoren, moeten de godvruchtige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en de zaligheid van hun kinderen, die God in hun kinderjaren uit dit leven wegneemt.

Artikel 18

Degenen die zich tegen deze genade van de onverdiende verkiezing en de strengheid van de rechtvaardige verwerping verzetten, houden wij deze uitspraak van de apostel voor: O mens, wie bent u, die tegen God antwoord (Romeinen 9:20)? En dit woord van onze Zaligmaker: En is het mij niet geoorloofd met het mijne te doen, wat ik wil (Matteüs 20:15)? Wij echter, die deze verborgenheden met godvruchtige eerbied aanbidden, roepen – met de apostel – uit: O diepe rijkdom van de wijsheid en kennis van God! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen, hoe onnaspeurlijk zijn wegen? Want wie heeft de zin des Heren gekend, of wie is zijn raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst gegeven en het zal hem vergolden worden? Want alle dingen zijn uit Hem en door Hem en tot Hem; Hem zij de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen (Romeinen 11:33-36).

Verwerping van de dwalingen, waardoor de Nederlandse kerken een tijdlang in beroering zijn gebracht [behorend bij het eerste hoofdstuk]

Na de rechtzinnige leer van de verkiezing en verwerping te hebben verklaard, verwerpt de synode de dwalingen van hen,

1. Die leren: DAT DE WIL VAN GOD OM HEN ZALIG TE MAKEN DIE ZULLEN GELOVEN EN IN HET GELOOF EN DE GEHOORZAAMHEID VAN HET GELOOF VOLHARDEN, HET VOLLEDIGE BESLUIT VAN DE VERKIEZING TOT DE ZALIGHEID IS EN DAT ER NIETS ANDERS OVER DIT BESLUIT IN HET WOORD VAN GOD IS GEOPENBAARD.

Want zij bedriegen de eenvoudigen en weerspreken duidelijk de Heilige Schrift, die getuigt dat God niet alleen degenen die geloven zullen, wil zaligmaken, maar dat Hij ook bepaalde mensen van eeuwigheid heeft uitverkoren, die Hij in de tijd, boven anderen, het geloof in Christus en de volharding zou schenken, zoals geschreven staat: Ik heb uw Naam geopenbaard aan de mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt (Johannes 17:6). En: Er geloofden zovelen als er tot het eeuwige leven bestemd waren (Handelingen 13:48). En: Hij heeft ons verkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig zouden zijn enzovoort (Efeziërs 1:4).

2. Die leren: DAT DE VERKIEZING VAN GOD TOT HET EEUWIGE LEVEN VEELSOORTIG IS: DE ENE EEN ALGEMENE EN ONBEPAALDE EN DE ANDERE EEN BIJZONDERE EN BEPAALDE; EN DAT DEZE WEER ÓF ONVOLKOMEN, TE HERROEPEN, NIET-BESLISSEND EN VOORWAARDELIJK IS ÓF VOLKOMEN, ONHERROEPELIJK, BESLISSEND EN ABSOLUUT. Evenzo, DAT ER ZOWEL EEN VERKIEZING TOT HET GELOOF IS ALS EEN VERKIEZING TOT DE ZALIGHEID, EN WEL ZO DAT DE VERKIEZING TOT HET RECHTVAARDIGEND GELOOF KAN BESTAAN ZONDER DE BESLISSENDE VERKIEZING TOT ZALIGHEID.

Want dit is een bedenksel van het menselijk verstand, verzonnen buiten de Schrift om, waardoor de leer van de verkiezing verdorven en deze gouden keten van onze zaligheid verbroken wordt: Die Hij te voren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt (Romeinen 8:30).

3. Die leren: DAT HET WELBEHAGEN EN VOORNEMEN VAN GOD, WAARVAN DE SCHRIFT IN DE LEER VAN DE VERKIEZING GEWAG MAAKT, NIET DAARIN BESTAAT DAT GOD BEPAALDE MENSEN BOVEN ANDEREN HEEFT UITVERKOREN, MAAR HIERIN DAT GOD UIT ALLE MOGELIJKE VOORWAARDEN (WAARONDER OOK DE WERKEN DER WET) OF UIT HET SAMENHANGENDE GEHEEL VAN ALLE DINGEN, DE OP ZICHZELF NIET VERDIENSTELIJKE DAAD VAN HET GELOOF EN DE ONVOLMAAKTE GEHOORZAAMHEID ERVAN TOT EEN VOORWAARDE VAN DE ZALIGHEID HEEFT UITGEKOZEN, WELKE HIJ UIT GENADE ALS EEN VOLKOMEN GEHOORZAAMHEID ZOU HEBBEN WILLEN BESCHOUWEN EN DE BELONING VAN HET EEUWIGE LEVEN WAARDIG ACHTEN.

Want met deze schadelijke dwaling worden het welbehagen van God en de verdienste van Christus krachteloos gemaakt en de mensen door nutteloze vragen van de waarheid van de rechtvaardiging uit genade en van de eenvoud van de Schrift afgeleid en wordt de apostel van onwaarheid beticht in zijn uitspraak: God heeft ons geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus vóór de tijden der wereld (2 Tim. 1:9).

4. Die leren: DAT IN DE VERKIEZING TOT HET GELOOF VOORAF DÉZE VOORWAARDE VEREIST WORDT DAT DE MENS HET LICHT VAN DE NATUUR OP DE JUISTE MANIER GEBRUIKT, VROOM IS, KLEIN, NEDERIG EN GESCHIKT VOOR HET EEUWIGE LEVEN, ALSOF DE VERKIEZING ENIGSZINS VAN DEZE DINGEN ZOU AFHANGEN.

Want dit riekt naar het gevoelen van Pelagius

Zie de Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 15, noot 11.

en is in strijd met de leer van de apostel als hij schrijft: Wij hebben eertijds gewandeld in de begeerten van ons vlees en deden de wil van het vlees en van de gedachten en waren van nature kinderen des toorns zoals de anderen; maar God die rijk is in barmhartigheden, heeft ons door zijn grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad, ook toen wij dood waren door de misdaden, mede levend gemaakt met Christus, door wiens genade u zalig bent geworden en heeft ons mede opgewekt en mede gezet in de hemelen in Christus Jezus, opdat Hij in de toekomende eeuwen zou betonen de uitnemende rijkdom van zijn genade in zijn goedheid tot ons door Christus Jezus. Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand zichzelf roeme (Efeziërs 2:3-9).

5. Die leren: DAT DE ONVOLKOMEN EN NIET-BESLISSENDE VERKIEZING VAN BEPAALDE PERSONEN TOT ZALIGHEID IS GESCHIED OP GROND VAN VOORUITGEZIEN GELOOF, BEKERING, HEILIGHEID EN GODZALIGHEID, DIE ÓF PAS BEGONNEN ZIJN ÓF OOK REEDS EEN TIJD LANG GEDUURD HEBBEN; MAAR DAT DE VOLKOMEN EN BESLISSENDE VERKIEZING GESCHIED IS OP GROND VAN VOORUITGEZIENE VOLHARDING IN HET GELOOF, BEKERING, HEILIGHEID EN GODZALIGHEID TOT HET EINDE TOE; EN DAT DIT DE GENADIGE EN EVANGELISCHE WAARDIGHEID IS, WAAROM HIJ DIE VERKOREN WORDT, WAARDIGER IS DAN WIE NIET VERKOREN WORDT; EN DAT DAAROM HET GELOOF, DE GEHOORZAAMHEID VAN HET GELOOF, HEILIGHEID, GODZALIGHEID EN VOLHARDING GEEN VRUCHTEN ZIJN VAN DE ONVERANDERLIJKE VERKIEZING TOT HEERLIJKHEID, MAAR VOORWAARDEN DIE VOORAF VEREIST EN ALS VERVULD VOORUIT GEZIEN ZIJN IN HEN DIE TEN VOLLE VERKOREN ZULLEN WORDEN, EN OORZAKEN, ZONDER WELKE DE ONVERANDERLIJKE VERKIEZING TOT HEERLIJKHEID NIET GESCHIEDT.

Dit is in strijd met de hele Schrift, die ons voortdurend deze en dergelijke uitspraken onze oren en harten inscherpt: De verkiezing is niet uit de werken, maar uit de Roepende (Romeinen 9:11). Er geloofden zovelen als er tot het eeuwige leven bestemd waren (Handelingen 13:48). Hij heeft ons uitverkoren in Hem, opdat wij heilig zouden zijn (Efeziërs 1:4). U hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren (Johannes 15:16). Indien het door genade is, dan is het niet uit de werken (Romeinen 11:6). Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons liefgehad heeft en zijn Zoon gezonden heeft (1 Johannes 4:10).

6. Die leren: DAT NIET ELKE VERKIEZING TOT ZALIGHEID ONVERANDERLIJK IS, MAAR DAT SOMMIGE UITVERKORENEN, ONDANKS HET BESLUIT VAN GOD, VERLOREN KUNNEN GAAN EN INDERDAAD OOK EEUWIG VERLOREN GAAN.

Met deze grove dwaling maken zij God veranderlijk en stoten de troost omver van de godzaligen, die zij putten uit de vastheid van hun verkiezing; en spreken de Heilige Schrift tegen, die leert, dat de uitverkorenen niet verleid kunnen worden (Matteüs 24:24). Dat Christus degenen, die Hem door zijn Vader gegeven zijn, niet verliest (Johannes 6:39). Dat God degenen die Hij van te voren bestemd, geroepen en gerechtvaardigd heeft, ook heeft verheerlijkt (Romeinen 8:30).

7. Die leren: DAT ER IN DIT LEVEN GEEN VRUCHT EN GEEN BESEF IS VAN DE ONVERANDERLIJKE VERKIEZING TOT HEERLIJKHEID EN OOK GEEN ZEKERHEID, DAN DIE VAN EEN VERANDERLIJKE EN ONZEKERE VOORWAARDE AFHANKELIJK IS.

Want behalve dat het ongerijmd is te stellen dat er een onzekere zekerheid is, is dit ook in strijd met de bevinding van de heiligen, die zich op grond van het besef van hun verkiezing, met de apostel verheugen en deze weldaad van God roemen; die volgens de vermaning van Christus zich met de discipelen erover verblijden dat hun namen in de hemel geschreven zijn (Lucas 10:20); die ook het besef van hun verkiezing stellen tegen de vurige pijlen van de aanvechtingen van de duivel, als ze vragen: Wie zal de uitverkorenen Gods beschuldigen (Romeinen 8:33)?

8. Die leren: DAT GOD NIET BESLOTEN HEEFT IEMAND ENKEL OP GROND VAN ZIJN RECHTVAARDIGE WIL IN DE VAL VAN ADAM EN IN DE GEMEENSCHAPPELIJKE STAAT VAN ZONDE EN VEROORDELING TE LATEN OF VOORBIJ TE GAAN IN HET MEEDELEN VAN DE GENADE DIE VOOR HET GELOOF EN DE BEKERING NOODZAKELIJK IS. Want dit staat vast: Hij ontfermt zich over wie Hij wil en verhardt wie Hij wil (Romeinen 9:18).

Evenzo: Het is u gegeven te verstaan de verborgenheden van het koninkrijk der hemelen, maar dezen is het niet gegeven (Matteüs 13:11). Eveneens: Ik dank U, Vader, Here des hemels en der aarde, dat U deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt en ze de kleinen geopenbaard. Ja, Vader, want zo heeft het U behaagd (Matteüs 11:25-26).

9. Die leren: DAT DE OORZAAK, WAAROM GOD HET EVANGELIE EER TOT HET ENE VOLK DAN TOT HET ANDERE VOLK ZENDT, NIET LOUTER EN ALLEEN HET WELBEHAGEN VAN GOD IS, MAAR OMDAT HET ENE VOLK BETER EN WAARDIGER IS DAN HET ANDERE WAARAAN HET EVANGELIE NIET WORDT BEKEND GEMAAKT.

Want dit ontkent Mozes als hij het volk van Israël als volgt aanspreekt: Ziet, van de Here, uw God, is de hemel en de hemel der hemelen, de aarde en al wat daarin is; toch heeft Hij alleen behagen gehad in uw vaderen, dat Hij ze beminde en heeft u, hun nageslacht, vóór al de volken verkoren, zoals het heden ten dage is (Deuteronomium 10:14-15). En Christus: Wee u Chorazin, wee u Bethsaïda, want als in Tyrus en Sidon die krachten waren gedaan, die in u gedaan zijn, zij zouden zich eertijds in zak en as gezeten bekeerd hebben (Matteüs 11:21).

Terug naar de inhoudsopgave van de Dordtse Leerregels

Redactie

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken

Lid worden