Pinksteren: ‘Wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden’
In het nieuwste nummer van tijdschrift Open Deur. Bezield en bewogen verscheen onderstaand artikel van Willem-Marie Speelman over het Pinksterverhaal.
‘Wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden’
Met Pinksteren is de taalbarrière opgeheven. Hoe kan het pinksterverhaal anno nu weerklank vinden bij heel verschillende mensen?
Pinksteren besluit de paastijd met de viering van de komst van de heilige Geest. Het zou mooi zijn als gelovigen ook echt door die Geest geraakt zouden worden. Maar we moeten het doen met bijbelteksten die niet vanzelf aanspreken. Toch is het wel de bedoeling dat de woorden ons raken. De Bijbel hoeft niet mooi te zijn, hoeft ook niet ‘waar gebeurd’ te zijn, hoeft zelfs niet te zeggen hoe wij moeten leven; maar de Bijbel wil dat wij nu net zo geraakt worden als de mensen toen, die de gebeurtenissen hebben meegemaakt en doorverteld. Het bijbelverhaal heeft daarom een voorlezer nodig die geraakt is door de tekst.
Emoties
Wil je geraakt worden, dan moeten in het verhaal zelf ook al emoties verweven zitten. Als ik het goed begrijp, ontstaan emoties als iemand uitgedaagd wordt iets te doen, maar dit uitstelt, bijvoorbeeld omdat hij het niet kan of niet wil, of niet weet hoe. Stel je voor dat je iemand in een sloot ziet belanden, aan de overkant van een weg waar veel auto’s rijden. Je moet helpen, je wilt toesnellen, maar je kunt niet oversteken. De handeling wordt uitgesteld, en de emotie komt boven, in dit geval machteloosheid.
In de aanloop naar het pinksterverhaal zie je hoe het werkt, dit spel van emoties oproepen. Het begint al bij de verschijning van de verrezen Heer. Lucas vertelt hoe twee mannen de verrezen Heer ontmoeten, onderweg naar Emmaüs. Als dat een gewone gebeurtenis zou zijn geweest, zou daar zoiets staan als: ‘Ongelooflijk. Ineens was Hij daar, en Hij liep dat hele stuk met ons mee!’ Wat ik vooral vreemd vind, is dat de mannen Jezus niet meteen herkenden. En als je het verhaal goed leest, dan lijkt dat vreemde expres in het verhaal ingevlochten te zijn. Vooral op het moment van herkenning; dat duurt geen seconde, en Hij is weg. En dan zeggen de mannen niet: ‘Waar is Hij nou?’, maar: ‘Brandde ons hart niet in ons?’ Alsof ze beseften dat hun ogen geen vat op Hem konden krijgen, terwijl hun lijf de verrezen Heer allang herkend had. Ze weten wel, maar kunnen niet zien. En als ze teruggaan naar de discipelen, en vertellen wat er gebeurd is, verschijnt-en-verdwijnt Jezus weer op even mysterieuze wijze. In Handelingen gebeurt dit nog een keer, maar dan wordt Jezus opgenomen terwijl een wolk Hem aan het zicht onttrekt – zijn ‘hemelvaart’.
Verschijnen en verdwijnen
Dit spel van even plotseling verschijnen als verdwijnen is de vorm die Lucas koos om te spreken over iets waarover hij niet kon spreken, maar ook niet zwijgen. Het zien/niet-zien van de opstanding, het zien/niet-zien van de verrezen Heer en het zien/niet-zien van zijn hemelvaart: weten dat Hij er is, maar Hem niet kunnen zien, omdat Hij aan ons verschijnt, en meteen weer verdwijnt. Door dit spel worden emoties in het verhaal opgeroepen: verwondering, enthousiasme, blijdschap en verlangen.
Ook bij de lezer? Het is het lichaam van jou als lezer dat wordt geraakt. Het lichaam is gevoelig, en door zijn geschiedenis van vallen en opstaan heeft ieder zijn eigen gevoeligheden ontwikkeld. Wanneer je leest: ‘En zij keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap’, voel je misschien niet zoveel. Maar als je het hele verhaal gevolgd hebt, en gevoelig bent voor de emotionele gang van wel weten maar niet kunnen zien, voel je misschien een emotionele kracht bij jezelf opkomen. De tekst kan niet bepalen of die kracht blijdschap is, verwondering of verlangen. Dat bepaalt het lijf van de toehoorder.
Bewogen en meebewegen
In de viering van de liturgie wordt de tekst zo gelezen, dat hij de ruimte vormt waarin die kracht wordt doorgeven. De ruimte ontstaat als de tekst wordt voorgedragen door iemand die zich lijfelijk met het verhaal verbonden heeft. De voorlezer voelt iets branden in zijn of haar hart, vooral bij de vreemde wendingen in het verhaal. Daardoor wordt zijn of haar stem vanzelf bewogen, en de tekst beweegt mee, en in die beweging worden de emoties overgedragen. Het bewogen lijf van de voorlezer zet met zijn stem anderen vanzelf in beweging. Iedereen die een hart heeft en dus kan voelen, kan die emoties ontvangen en mee resoneren in zijn eigen gevoelstaal, met eigen emoties. Je zou het de ‘stemming’ van het verhaal kunnen noemen. Dit is het werk van de Geest: de ene en onverdeelde beweging, die zich meedeelt door alles en iedereen te bewegen.
Willem Marie Speelman is wetenschappelijk medewerker van het Franciscaans Studiecentrum. Hij schreef o.a. Leven met Franciscus en Zie dat ik ben.