Menu

Premium

‘Houd moed, sta op, Hij roept je!’

Bij Jesaja 59,9-19, Psalmen 13, Hebreeën 6,9-12 en Marcus 10,46-52

In Jesaja klaagt de uit Babel teruggekeerde rest van de stam Juda teleurgesteld: ‘We tasten als blinden langs de muur’ (Jesaja 59,10a). De oorzaak? Het onrecht, persoonlijk en collectief tegenover God en de medemens. De Heer zal komen, met gerechtigheid en redding, vergelding en strijdlust, boosheid vergelden en bevrijden wie met de misdaad breken (Jesaja 59,17-18). De psalm bidt om verlichte ogen, vertrouwt op Gods liefde en juicht over redding (Psalmen 13,4.6). Het duurt de geadresseerden van de Hebreeënbrief lang, te lang tot God zich in Christus totaal openbaart aan het eind van de tijd. De apostel spoort hen aan trouw en geduldig te blijven in het geloof; God heeft het beloofd en gezworen (zie Hebreeën 5,12).

Jezus en zijn leerlingen zijn op weg naar Jeruzalem, naar het Paasfeest. De stemming is ongerust en angstig (Marcus 10,32). Ze weten dat Jezus zal worden overgeleverd, lijden en sterven en op de derde dag opstaan uit de dood. Nu verlaten ze Jericho, een vruchtbare en rijke oase met druk handelsverkeer. De laatste dagreis, samen met een grote menigte volgelingen en medepelgrims ligt voor hen, dwars door het woeste bergland van Judea; zo’n dertig kilometer ver, bijna duizend meter omhoog.

Bartimeüs

Aan de weg zit een blinde bedelaar, vernederd op de grond – de zitplaats voor wie lijdt, rouwt of smeekt. Hoezo, een bedelaar in een welvarende stad? In Israël hoorden toch de familie en de stam voor noodlijdende verwanten en schuldslaven te zorgen (vgl. Jesaja 58,7; Ezechiël 18,7; Matteüs 25,35)? De bedelaar is een prosaitès, iemand die bedelt. Alleen hier en bij Johannes (9,8) vinden we dit Griekse woord. Het meer gebruikelijke woord is ptoochos, ‘bedelaar, arme’, een gebogene, letterlijk en metaforisch (Hebr.: ‘ani).
De bedelaar heet Bartimeüs. Zijn vader is Timeüs. Betekent die naam ‘geëerde’? Weten hij en zijn ‘geëerde’ familie niet van het gebod dat je familie jouw zorg is? Is Bartimeüs een Aramees-Griekse fantasienaam die duidt op een Griekse, heidense afkomst die hem ‘dus’ in gelovige zin blind maakt voor de hand van Israëls God in de geschiedenis? Zit hij op de plek waar hij hoort, deze zoon van de ‘onreine’ (Hebr.: thamé‘ = onrein) buiten de hoofdstroom van Gods volk onderweg, buitengesloten, noodgedwongen blind voor Gods weldaden aan zijn volk?

‘Zoon van David, heb medelijden!’

De blinde roept: ‘Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij!’ (Marcus 10,47). Dat is de gewone roep om een aalmoes. Zo roept Israël al eeuwen lang uit de nood tot de Heer als mensenhanden te zwak zijn om nog te kunnen helpen. Bartimeüs richt zich direct tot Jezus van Nazaret: ‘Zoon van David, Jezus’. Verwacht hij van Hem een aalmoes of een andere gift? Jezus nadert Jeruzalem. Bartimeüs roept hem als eerste in het Marcusevangelie aan als zoon van de machtige koning van Israël in Jeruzalem, de langverwachte troonopvolger. De onwillige omstanders ten spijt roept hij nogmaals: ‘Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij!’ Zo geeft Marcus extra nadruk op Jezus als de Zoon van David. Bartimeüs, de blinde bedelaar, ‘ziet’ wat de ziende omstanders niet zien.
Jezus, de Zoon van David staat stil. ‘Roep hem,’ zegt Hij. Ze roepen Bartimeüs: ‘Houd moed, sta op, Hij roept je!’ (Marcus 10,49). Ze herhalen woorden van Jezus zelf, toen de leerlingen in die stormnacht een spook dachten te zien: ‘Houdt moed’ (Gr.: tharseite – Marcus 6,50). Jezus heeft het leven van mensen nieuw gemaakt met de woorden: ‘Sta op! Word wakker!’ Waar mensen voor dood terneerliggen, mogen ze als deelgenoten in zijn opstanding opnieuw gaan leven. ‘Hij roept je!’ De Heer zelf roept mensen, naar leven in Gods Koninkrijk. Daar kunnen zij helemaal tot hun recht komen.
Bartimeüs wás niet uit op een aalmoes! Hij springt op en laat zijn hele bezit – zijn mantel – achter zich. Zo lieten de leerlingen eerder alles achter. Hij tast niet in den blinde. Hij gaat gewoon naar Jezus toe, zo gauw als hij kan. Alsof hij kan zien als de anderen!

Met open ogen de Heer volgen

Is dit nu een genezingsverhaal of een roepingsverhaal? Eerst laat Jezus Bartimeüs roepen. Die springt op en komt, zonder uitstel. Pas dan vraagt Hij: ‘Wat wil je dat Ik voor je doe?’ ‘Rabboeni (= mijn meester), dat ik weer kan zien!’ (Marcus 10,51). Gaandeweg ontdekken we een dubbele bodem. Bartimeüs kan zonder te zien naar Jezus komen. Toch wordt hij weer ziende. Niet Jezus doet iets, maar zijn geloof heeft hem gered (10,52). Bartimeüs vatte moed en stond op toen Jezus hem liet roepen. Dat is het geloof van Bartimeüs. Helemaal niet meer blind volgt Bartimeüs Jezus op zijn weg (10,52): mee naar Jeruzalem, mee naar dood en lijden, maar uiteindelijk naar de overwinning van de Zoon van David op dood en duisternis.
De roeping van Bartimeüs is het laatste van de messiaanse tekenen in de evangeliën. In Matteüs 11,5 somt Jezus ze op, uit het boek Jesaja (Jesaja 29,18; Jesaja 35,4-6; Jesaja 61,1): ‘Blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt.’ Hierna houdt Jezus intocht in Jeruzalem, reinigt de tempel en geeft onderricht. Er volgen geen nieuwe ‘wonderen’.

Het verhaal van Bartimeüs is een roepingsverhaal en een troostverhaal voor christenen die lijden en dood ontmoeten als ze in de wereld de Heer op zijn weg volgen. Daarnaast is het ook een verhaal van een wonderbare genezing door de Messias. Wie nu de Zoon van David volgt, mag net als Bartimeüs helder zien en met open ogen de Heer volgen op de weg naar Jeruzalem! Wie iemand langs de weg ziet zitten, mag ook roepen: ‘Houd moed, opstaan, Hij roept je!’

Bij Jesaja 59:9-19, Psalmen 13, Hebreeën 6:9-12 en Marcus 10:46-52

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken