Menu

Premium

In het stof schrijven

Jezus bukte neder en schreef met de vinger op de grond.

Johannes 8:6

Het is de dag na het feest. Het Loofhuttenfeest is een uitbundig gebeuren, met optochten, verlichting, dans en muziek. De volgende morgen na zo’n feest is altijd wat onwezenlijk. De overgang naar het gewone leven is groot. Iedereen is ’s avonds naar huis gegaan, behalve Jezus (7:53). Hij ging naar de Olijfberg – de hof van Getsemané.

Er was nog iemand niet naar huis gegaan. Misschien dacht ze wel dat ze naar huis ging. Na een uitbundig feest zie je alles niet zo helder meer. Je weet hoe dat gaat. ’s Morgens bevond ze zich in het verkeerde bed. Wat nog vervelender was: anderen vonden haar in het verkeerde bed. En die anderen waren uitgerekend de schriftgeleerden en de farizeeën. Die zijn altijd de eersten die iemand in het verkeerde bed vinden. Want zij letten erop.

Het is zo herkenbaar. Na het festival zijn er altijd mensen die de grenzen niet meer weten. En na het festival zijn er altijd mensen die deze mensen haarscherp weten te vinden. Zij hebben er een antenne voor als iemand afwijkt van het rechte pad. En hun reactie is genadeloos: dit kwaad moet streng gestraft worden. Zo blijft het onderscheid tussen goeden en kwaden tenminste helder en zo maak je duidelijk dat je niets met dit soort gedrag te maken wilt hebben. Je verafschuwt het en je stelt het aan de kaak.

Zo komt deze vrouw in de tempel terecht. Ze hebben haar er naartoe gesleept. In het heiligdom zijn de priesters bezig met de voorbereidingen van de offers. Maar verzoening van haar schuld is er niet bij. Verzoening en offers zijn er voor hen die de rechte weg gaan, trouw aan de geboden, niet voor hen die afwijken van de rechte paden.

De schriftgeleerden en farizeeën ervaren deze vrouw als een buitenkans. Niet alleen kunnen ze daardoor hun eigen morele superioriteit laten zien, maar bovendien kunnen ze met haar Jezus in het nauw brengen. In de wet staat immers dat een overspeelster gestenigd moet worden? Is Jezus het daarmee eens? Als Hij ‘nee’ zegt, negeert Hij het goddelijke gebod. Als Hij ‘ja’ zegt, komt Hij in moeilijkheden met de Romeinen, want die hebben het recht op doodstraf aan zichzelf voorbehouden. Dat ze deze vrouw op heterdaad konden betrappen – het is werkelijk een prachtkans. En zo wordt deze vrouw nogmaals misbruikt – misbruikt op een hoger plan, en daarom des te erger misbruikt, zoals zo veel vrouwen zijn misbruikt op een hoger plan, voor het aangezicht van God, in de tempel, met de goddelijke wet erbij. Zij dient alleen maar om de status van deze mannen te verhogen – een ander soort mannen doet dat door vrouwen mee te nemen naar het verkeerde bed, zij doen het door vrouwen uit dat verkeerde bed te sleuren, niet voor haar, maar voor zichzelf. Vrouwen dienen voor de status van mannen. Daarom worden mannen niet gestenigd na overspel, want dat zou het spel bederven.

Jezus antwoordt niets. Hij schrijft alleen maar op de grond. Maar zij willen antwoord. Ze blijven maar vragen wat Hij er van vindt. Dan zegt Jezus één zin: ‘Wie van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen naar haar.’ Daarna gaat Hij door met zijn schrijfwerk, met zijn vinger in het stof van het tempelplein.

Een voor een verlaten de aanklagers de kring. Eerst de oude farizeeër, dan de volgende, de schriftgeleerden volgen hen, zwijgend. Ze hebben zelfs geen tekst van Mozes bij de hand. Als laatste vertrekt de geborneerde jonge man. Zelfs dat haantje sluipt weg. Dan staat er alleen nog de vrouw – ‘in het midden’ staat er. In het midden van wat? In het midden van niets. Eerst stond ze in het midden van die kring van dreigende mannen om haar heen. Maar ook toen stond ze al in het midden van niets. De dreiging van de mannenbroeders bleek te verdampen, het was lucht en leegte.

Waarom vertrekken de schriftgeleerden en farizeeën? Is het omdat Jezus’ opmerking hen met hun eigen zonden confronteert? Zo gauw laten dit soort lieden zich niet afschrikken. Ze hadden vast wel een bijbeltekst bij de hand dat er onderscheid in zonden is. Niet elke zonde is een doodzonde. Mensen die de Bijbel gebruiken voor hun eigen status hebben niet het soort geweten dat zo snel gaat knagen als een opponent wat zegt. Daarvoor is meer nodig – daarvoor is het Woord van God zelf nodig en dan ook nog op zo’n manier dat je er niet meer onderuit kunt.

Wat schreef Jezus daar op de grond? Johannes vermeldt het niet. De geschreven tekst is allang verdwenen. Die was zelfs een uur later al verdwenen. De voeten van de pelgrims naar Jeruzalem wisten de woorden van Jezus uit. We zullen er nooit meer achter komen. Niemand weet wat daar stond.

De schriftgeleerden en farizeeën wisten het wel. Ze hoefden het niet eens te lezen, want zij kenden hun Bijbel. Bij elk gebeuren kwam er meteen een bijbeltekst in hen op. Zo gaat het bij bijbelvaste mensen. Als er op de grond geschreven wordt, terwijl er over zonde gepraat wordt, dan komt meteen Jeremia 17:13 in je gedachten: ‘Zij die afwijken zullen in de aarde geschreven worden.’ Er worden namen geschreven in het zand. Er wordt een lijst van zondaars opgemaakt. Een oude tekstvariant heeft het er in Johannes 8 zelfs bijgevoegd: ‘Hij schreef van iedereen hun zonden in de aarde.’

Als er één tekst naar boven komt, dan komt het hele hoofdstuk naar boven. ‘De zonde van de Judeeërs (de Joden) staat geschreven met een ijzeren stift, met een diamanten punt staat ze gegrift in hun hart en op de horens van hun altaren.’ Zo begint Jeremia 17. God vergeet de zonden niet: Hij heeft ze in steen gebeiteld voor zich. Dát komt in herinnering van deze lieden. Hun eigen zonden zijn nooit meer weg te wissen. En daarmee willen ze niet geconfronteerd worden. Dus verdwijnen ze, een voor een. Hun ijver voor de wet is lucht en leegte, want zodra die confronterend wordt zijn ze weg.

Jeremia 17 confronteert hen nog verder met zichzelf. ‘Niets is zo onbetrouwbaar als het hart, onverbeterlijk is het, wie zal het kennen? Ik, de Heere, ben het die het hart doorgrondt, die nieren toetst, die ieder naar zijn levenswandel beloont, aan ieder geeft wat hij verdient.’ Het gaat niet om de status voor mensen, maar om klaarheid voor God.

Daar staat de vrouw – alleen. ‘Vrouw, waar zijn zij?’ vraagt Jezus. Ze zijn verdwenen als kaf in de wind. ‘Heeft niemand je veroordeeld?’ ‘Niemand,’ is het antwoord. ‘Ook Ik veroordeel u niet,’ zegt Jezus. Grote Verzoendag valt dit keer na het Loofhuttenfeest. De schuld wordt verzoend. De Hogepriester doet zijn werk. Het offer wordt gebracht. De namen van de zondaars worden uitgewist onder de voeten van de pelgrims naar Jeruzalem. De schriftgeleerden en de farizeeën waren er niet meer bij. Zij waren vertrokken omdat verzoening van zonden voor hen te confronterend was, want zij wilden geen zondaar zijn. Ze wilden haantjes blijven en dat lukt niet in de buurt van Jezus. Hun zonde is vast gebeiteld – vooral in hun eigen gedrag: met een diamant gegrift in hun hart. Het ging over de asjerapalen in Jeremia 13: de fallussymbolen van mannelijke status en vrouwelijke vruchtbaarheid. Dat wilden ze niet opgeven, ook al moesten ze er de tempel voor uitgaan.

Wie schrijft in de aarde? God schrijft in de aarde, zegt de profeet. Als ze weglopen bij Jezus vandaan met de tekst van Jeremia in hun hoofd erkennen ze impliciet wie Jezus is. Maar ze willen niet bij Hem horen. De vrouw is bij Jezus. Zij viert de Verzoendag waarmee het feest begonnen was in de tempel. Hier wordt de generale repetitie voor Goede Vrijdag gehouden. Alles van het evangelie komt hier samen: bevrijding en oordeel, de eersten die de laatsten zijn en de laatsten de eersten, rechtvaardigen die geen vergeving nodig hebben en goddelozen die gerechtvaardigd worden.

Het bijbelgedeelte ontbreekt in veel handschriften. Dat geeft nog meer stof tot denken. Heeft een latere schrijver het aan de tekst toegevoegd? Een verhaal dat over Jezus de ronde deed en waarvan men dacht: ‘Dit is zo sprekend, dit moet in het Evangelie worden opgenomen’? Het zou kunnen zijn. Johannes zelf geeft al aan dat er nog veel meer verhalen zijn en nog veel meer over Jezus te zeggen is (20:30). En hij kan het zelf niet laten om nog zo’n verhaal toe te voegen: over Petrus en Jezus aan het meer. En heel wat predikanten zijn blij dat dat stuk aan het Evangelie is toegevoegd. Het is tussen Pasen en Pinksteren waarschijnlijk het meest bepreekte bijbelgedeelte.

Of zou het bij het begin van Johannes 8 toch anders zijn: dat mensen het later maar hebben weggelaten? Want ook in de kerk zijn er veel schriftgeleerden en farizeeën. Ook in de kerk zijn er mensen die de boel precies opgelijnd willen houden. Ze willen het graag over de zonden van een ander hebben, maar niet over die van henzelf. Zo houden ze anderen vast in hun zonden – en zo houden ze zichzelf vast in hun zonden.

‘Ga heen, zondig van nu af niet meer.’ Dat er werkelijk een nieuw begin kan zijn en mensen worden bevrijd – dat is ook in de kerk vaak een brug te ver. Ze kunnen over mensen alleen denken in een vaste identiteit: braven en slechten. Als de braven ook in de lijst van de zondaars geschreven worden zijn ze weg. Daarmee willen ze niet geconfronteerd worden. Als de zondaars vergeven worden zijn ze al weg en daarom zien ze niet wat er met zondaars gebeurt door de ontmoeting met Jezus.

De vrouw heeft slechts twee woorden gezegd in het hele verhaal: ‘Niemand, Here.’ Als je ‘Here’ zegt tegen Hem die in het zand schrijft en geconfronteerd met je zonden alleen in het midden staat, dan blijken alle beschuldigers plotseling verdwenen. Ze bleken de identiteit van niemand te hebben. En daarom kunnen ze ook niet waarnemen hoe de vrouw de tempel uitloopt, over de rechte weg van de vrijheid. Zij zondigt niet meer.

Deze meditatie is afkomstig uit Hasselelponi. Verrassende meditaties over teksten uit de Bijbel

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken