In memoriam Niek Schuman (1936-2018)
In de kerstnacht overleed Nicolaas Abraham (Niek) Schuman (1936 – 2018). Het kon nauwelijks mooier, als dat een geschikt woord is in dit verband: de man voor wie de verbeelding zo’n centrale notie in zijn theologie en leven vormde, moest de grote oversteek wagen op het moment dat de engelen het grote gloria — Eer aan God — aanhieven om de geboorte van de Messias die de vrede op aarde voor alle mensen die God liefheeft belichaamt. Wie Niek Schuman gekend hebben, konden een kleine glimlach niet onderdrukken omdat in die twee zinnen van de engelenzang zijn oeuvre is samengevat; zij moesten zich wel de passages in zijn werk herinneren waarin hij schrijft over het land aan de overkant, het grote visioen dat de grond is onder alle lof die wij de Allerhoogste brengen en dat ons drijft op te staan tegen onrecht en de machinaties van de macht die de vrede verhinderen en de mensen kleineren.
Niek Schuman was hoogleraar liturgiek aan de danmalige Theologische Universiteit Kampen. Die benoeming was een late erkenning van zijn grote betekenis voor het vak dat tot dan toe eigenlijk zijn bijvak was geweest: de liturgiewetenschap. Samen met Paul Oskamp redigeerde hij het klassieke handboek dat een hele generatie studenten invoerde in de liturgiek: De weg van de liturgie: Tradities, achtergronden, praktijk (1998). Aan de Vrije Universiteit was Schuman vooral docent Oude Testament, al was hem ook daar al de liturgiek toevertrouwd. Aan de VU werd hij de erepromotor van Huub Oosterhuis.
Voor Niek Schuman waren die twee disciplines niet gescheiden: de barre tocht door de woestijn, de felle politieke verontwaardiging van de profeten, de schreeuw om wraak en recht van de psalmist, de lof van David en het visioen van Mozes op de Nebo — ze drijven de liturgie. Omgekeerd leest Schuman de schriften met het oog op die esthetische en ethische passie voor de liturgie. Zo laten zich zijn oudtestamentische en liturgische geschriften, maar ook zijn wetenschappelijke en (wat dan heet:) populaire (maar beter zou zijn hier te zeggen: voor het kerkvolk geschreven) geschriften als het ware in een adem lezen.
Zijn boekje liturgische teksten voor de veertigdagentijd Een verschil van dag en nacht (het was de allereerste uitgave van Uitgeverij Meinema onder leiding van zijn goede vriend, de vroeg overleden Kees Korenhof) ademt dit alles: verontwaardiging, hoop, strijdlust, uitzicht, lof en dank, in 96 bladzijden liturgische poëzie. Het leest nog altijd alsof het gisteren geschreven is. Maar ook zijn (naar huidig besef: late) dissertatie Gelijk om gelijk: Verslag en balans van een discussie over goddelijke vergelding in het Oude Testament (1993) kan in dat licht gelezen worden. God geeft de mens wat hem toekomt, of, zoals ik hem vaak heb horen zeggen, ‘de grote rechtzitting is ook de grote rechtzetting’. Het visioen komt niet zonder vergelding, of, zonder (een ander geliefd woord van hem) ‘vergoeding’. Ook het boek waarin hij zijn levenslange wetenschappelijke en — sta mij toe — vrome omgang met de psalmen heeft samengevat, Drama van crisis en hoop. De psalmen: gedicht, gebundeld en gebeden (2008), kent al deze thema’s, maar, zoals hij in het persoonlijke voorwoord in het exemplaar dat hij mij gaf, schreef: ‘met accent op de hoop!’
Onder de engelenzang van de kerstnacht is hij overgestoken naar het land aan de overkant. Dikwijls heeft Niek Schuman geschreven over ‘de wolk van getuigen’ en wie ons in het geloof zijn voorgegaan. We mogen, zo bemoedigde hij ons, onze geliefde gestorvenen in die wolk opgenomen denken, in dankbaarheid, en blijvend geïnspireerd door hun werken. Het slothoofdstuk van zijn autobiografie Mijn jaren van geloven: Voorgoed verleden, blijvend visioen (2012) spreekt over het visioen van Mozes op de Nebo en over de Nijlvisser die in zijn schamel bootje de vogel tureluur heeft zien vertrekken naar noordelijker streken (in Ida Gerhardts ‘Anamnesis’) en zo heeft ‘… weet gehad / en niet gehad, van kleuren van een land / dat hij nooit zag …’ Schuman schrijft: ‘Dat is geen hersenspinsel van de Nijlvisser. De man is nooit buiten zijn beperkte biotoop geweest. Toch heeft hij gespeurd en weet gehad van kleuren van een land dat hij nooit zag. Zoals van Mozes gezegd wordt dat hij standvastig bleef ‘als ziende de Onzienlijke’: Hebreeen 11,27. Dat komt naar mijn besef dicht bij de intuïtieve kennis van de Nijlvisser. Ja, het is een en al menselijke verbeelding — gelukkig maar, trouwens. Maar dan wel als antwoord op iets dat in ons opgeroepen is, soms werkelijk als glimp even gezien’ (Mijn jaren van geloven, 323).
Wij gedenken Niek Schuman in grote dankbaarheid. Moge hij, opgenomen in de wolk van getuigen, rusten in vrede.