Johannes en Jezus
Johannes en Jezus
Bij Matteüs 11,2-11
Gesprek
Neem voor deze zondag een aantal spullen mee naar de kerk die je nodig hebt bij het vieren van je verjaardag. Denk daarbij aan ballonnen, een feestmuts, snoepjes. Het hoeft niet veel te zijn, maar wel genoeg zodat de kinderen direct een link leggen met een verjaardagsfeestje.
Wanneer je je verjaardag gaat vieren, neem je vaak ruim de tijd om dat voor te bereiden. Je wilt immers dat het een gezellig feestje wordt. Je bedenkt wie je allemaal wilt uitnodigen, je verzint misschien wel een thema, je maakt de uitnodigingen en verstuurt die. Je versiert je huis, en dan moet je natuurlijk nog je boodschappen halen: taart, limonade en chips.
Ook de komst van Jezus werd voorbereid. Voordat Jezus zijn wonderen ging doen en zijn lessen kon leren aan de mensen, werden de mensen voorbereid op zijn komst. Dat deed Johannes de Doper. Hij riep de mensen op om zich klaar te maken voor de komst van Jezus, de Zoon van God. Dat deed hij niet met ballonnen en een feesttaart. Hij vertelde de mensen dat ze hun leven moesten veranderen. Ze moesten meer gaan leven zoals God dat van hen wil, zodat Jezus goed ontvangen kon worden.
Als je vorige week met de kinderen een lijstje hebt gemaakt met de veranderingen in je leven zoals Johannes die bedoelde, kun je dat lijstje nu weer even laten zien en opnoemen wat jullie toen allemaal bedacht hadden. Misschien kunnen de kinderen nu nog wel meer of andere veranderingen bedenken? Wat vinden de kinderen van deze veranderingen: zijn ze moeilijk of juist makkelijk? En kunnen ze bedenken waarom deze veranderingen belangrijk zijn? Met andere woorden: waarom is het belangrijk te leven zoals God dat van ons vraagt? God vraagt ons het goede te doen voor Hem, voor de mensen om ons heen en voor Zijn schepping. Als we dat doen, kunnen we nu al een beetje ervaren hoe het is in Gods Koninkrijk, die nieuwe wereld waarin alles goed zal zijn, zoals God het ooit bedoelde toen Hij de wereld maakte.
Liedsuggestie
LB 441, ‘Hoe zal ik U ontvangen’, bijvoorbeeld de eerste twee verzen.
Judith Visser