Menu

Basis

Kerkcontouren: “We moeten buiten onze comfortzone durven treden”

In gesprek met Jan De Cock over kerk en pastoraat

Jan De Cock
“Hoop is geen manna uit de hemel, maar een daadkrachtig programma”, stelt Jan De Cock © kk

Wat verstaan we anno 2025 onder de kerk? Welke contouren tekenen zich af? In deze rubriek interviewen we vernieuwende denkers binnen kerk en geloof. Journalist Kelly Keasberry sprak met Jan De Cock, ziekenhuispastor in het Vlaamse Malle en auteur van meerdere boeken, waaronder Doodgelukkig Leven. Hoopvolle verhalen uit het ziekenhuis (Lannoo, 2012). Daarmee won hij de Prijs van het Spirituele Boek 2012.

Hoe zie je de kerk?

‘De kerk in België verkeert in diepe crisis. Er zijn schandalen geweest, het kerkbezoek daalt… Maar weet je wat? Ik vind dat niet zo erg. Ik geloof dat er uit de as iets nieuws kan verrijzen. Alleen: we zullen er wel een tandje voor moeten bijsteken.

Ik hecht veel waarde aan oeroude rituelen, maar deze generatie – vooral jongeren – snakt naar betekenisvolle symbolen en oprechte getuigenissen. Als we spreken over verbinding en gelijkwaardigheid, dan moeten we daar ook zichtbaar voor durven staan. We moeten signalen geven die ertoe doen.

Als de vraag luidt: ‘Wat betekent hoop?’, dan moeten we eerlijk zijn. Hoop komt niet als manna uit de hemel vallen. Hoop is een daadkrachtig programma. Het vraagt dat we in beweging komen – dat we uit onze comfortzone stappen.

Daarom geloof ik dat de kerk afstand moet nemen van alles wat haar geloofwaardigheid ondermijnt. We kunnen niet blijven verdedigen dat vrouwen geen volwaardige wijdingen ontvangen. En we moeten ook durven breken met symbolen die vooral macht en hiërarchie uitstralen. Wat we nodig hebben, zijn leiders die zichtbaar afstand nemen van structuren die het oude denken in stand houden – een denken dat ons bijna ten gronde heeft gericht.

We kunnen niet langer verdedigen dat vrouwen geen volwaardige wijdingen ontvangen

Waar zijn de Dom Helder Câmaras van vandaag? Waar zijn de kerkleiders die niet alleen met woorden en rituelen spreken, maar vooral met daden? Dom Câmara zei ooit: ‘De kerk wordt pas geloofwaardig als de paus in een arbeiderswijk gaat wonen.’ En ook: ‘Als ik een brood geef aan een arme, noemen ze me een goede christen. Maar als ik vraag waarom die arme honger heeft, noemen ze me een communist.’

De kerk moet weer tussen de mensen gaan staan. Niet erboven, maar ernaast. De Blijde Boodschap mag geen abstract begrip zijn. Ze moet zichtbaar worden in mensen die vreugde uitstralen – zelfs vanop hun altaar of lessenaar – en die die vreugde meenemen naar de wereld. Want daar leeft het evangelie pas echt.’

Je bent ziekenhuispastor. Wat betekent dat voor jou?

‘Ik doe dit werk ontzettend graag. Soms zeg ik wel eens gekscherend: ‘Ik werk voor het brood in het ziekenhuis.’ Maar eigenlijk klopt dat niet. Ik krijg betaald voor iets wat ik met hart en ziel doe – en dat is een luxe: mensen ontmoeten en er zelf beter van worden. Zieke mensen houden je een spiegel voor. Het gaat over je eigen eindigheid, over je twijfels. Vaak is het alsof patiënten iets overnemen van mijn angst om te sterven, alsof ze die met me delen en dragen. Dat herken ik ook in mijn werk met gedetineerden. Zij leren me elke keer opnieuw wat vrijheid betekent – en wat onvrijheid is. Het is een zegen om gewoon bij deze mensen te mogen zijn.’

Kaartje van AZ Voorkempen waarop staat dat je hier je steun aan de nabestaanden van het slachtoffer kan betuigen
© kk

Ervaar je in een seculier tijdperk soms weerstand door je rol als pastor?

‘Voordat ik met dit werk begon, verwachtte ik meer negatieve reacties. Die zijn er zeker geweest, maar ze vallen in het niet bij de enorme honger van mensen naar zingeving en diepgang.

In dit ziekenhuis krijgen we als dienst Zingeving en Pastoraal veel ruimte. Medewerkers – van schoonmaakpersoneel tot artsen – stappen spontaan op me af met vragen als: ‘Jan, wil je bij die patiënt langsgaan? Volgens mij is er behoefte aan een luisterend oor.’

Ook de directie staat achter ons. Ze kiest bewust voor een holistische benadering: de mens is meer dan een lichaam of sociaal profiel. Ook emoties en spiritualiteit horen erbij. We worden betrokken bij de visie van het ziekenhuis.

Laat ons elkaar zalvend nabij zijn

Toch loopt de kerk vaak achter de feiten aan. Mensen die met ziekte worden geconfronteerd – jong of oud – hebben een indrukwekkend relativeringsvermogen. Ze liggen niet wakker van wat de kerk officieel zegt. Hun situatie brengt hen dicht bij de essentie. Vroeger werd bij een stervende automatisch een priester geroepen voor een sacramentele zalving. Nu zien we dat de vraag naar rituelen vaak vroeger komt, soms op initiatief van zorgverleners. Dan zeggen ze: ‘Hier zou een ritueel helpend kunnen zijn.’

Zo ontstaat ruimte voor dankbaarheid, verzoening, het delen van gevoelens. Dán volgt de zalving. Want ja – zalven: het woord zegt het al. Laat ons elkaar zalvend nabij zijn. Dat is niet voorbehouden aan priesters alleen. Het is een uitnodiging tot nabijheid, heling, menselijkheid. En precies dat maakt spirituele zorg in het ziekenhuis zo krachtig.’

Een katholiek ziekenhuispastor mag wel de ziekenzegening geven, maar niet de ziekenzalving – dat laatste is een sacrament. Maakt dat in de praktijk een groot verschil?

Dat verschil bestaat. Maar mensen verlangen vooral naar iets tastbaars. Wat een beetje heilige olie met iemand doet, is onvoorstelbaar.

En dan sta je daar – als pastor, als vertegenwoordiger van een geloofsgemeenschap. Maar tegenover je staat een vrouw die vier jaar lang haar dementerende man verzorgde. Die hem waste, zijn luiers verschoonde, voor hem kookte, hem streelde. Liefde in elke vezel van haar zijn. Dan kijk ik naar haar handen en denk: dit is óók de kerk. Niet alleen de gemeenschap van gelovigen, niet alleen het ambt – dit is háár verhaal. Dus vraag ik haar: ‘Wil jij je man ook zalven?’ En op dat moment gebeurt er iets. De zalving raakt niet alleen de zieke, maar ook degene die zalft.

Schilderij van een heilige met twee witten duiven in zijn hand
© kk

Er gaat iets balsemends van uit – letterlijk en figuurlijk. In dit werk zie ik telkens weer hoe Gods Geest op de meest creatieve manieren waait. En hoe Hij zich niets aantrekt van grenzen of bevoegdheden. Hij kleurt graag buiten de lijntjes.’

Gods Geest kleurt graag buiten de lijntjes

België werd recentelijk geschokt door kerkelijke misbruikschandalen die in de documentaire Godvergeten werden onthuld. Merk je daar iets van in je werk?

‘Natuurlijk voelen wij in het ziekenhuis ook de impact van de schandalen. Je stapt soms met schroom een kamer binnen. Je voelt boosheid, verdriet, schaamte. Soms moesten we ons verantwoorden voor fouten waar we zelf niets mee te maken hadden. Maar mensen in het ziekenhuis zijn vaak milder. Misschien omdat we samen in een huis van kwetsbaarheid leven. Ze zijn dankbaar dat iemand hun hand vasthoudt, even blijft, meehuilt of stil is wanneer woorden tekortschieten.

Want wat zeg je als iemand net heeft gehoord: ‘Er is niets meer aan te doen’?

Daar begint het. Bij bewogen nabijheid. Present zijn. Een woord, een gebed, een lied – als het kan. En anders: een bewoonde stilte.

Ziekte, lijden, dood – het is rauw. Maar het heeft niet het laatste woord. Je kunt, heel voorzichtig, iets van hoop aanreiken. Een gebaar, een zegening, een ritueel. Vaak voel je aan het ziekbed diepe ontreddering – maar die is meestal de keerzijde van grote liefde.

Kleinkinderen die afscheid nemen van hun oma… Je ziet het in hun ogen. Dan ontstaat er iets: een kaarsje, een bloem, een kindertekening, twintig handen op oma. Een kring van nabijheid. En dan voel je: dit is liefde. En liefde verdwijnt niet, ook niet als straks het lichaam sterft.

Bestaan voor de ander, dat is de diepste bron van geluk

Ik herinner me een Chinese professor die, gevraagd naar wat geluk is, zei: ‘Happiness is the other.’ Dat ís zo. Bestaan voor de ander—dat is de diepste bron van geluk. Dat zie ik ook in mijn werk met stervenden in de palliatieve zorg. Mensen maken op hun sterfbed vaak de balans op. Dan denk ik soms: ‘Wat jammer dat we zoiets niet eerder doen.’ Ik zeg dat niet als pastor, maar gewoon als mens. Want als mensen in het reine komen—met materiële dingen, met oude conflicten—en er nog iets mee doen, dan gaan ze zachter dood. Verzoening is zó’n belangrijk thema in die laatste fase van het leven.’

Plaat uit het boek 'De jongen, de mol, de vos en het paard'
© kk

Hoe verhoud je je als ziekenhuispastor tot een seculiere wereld waarin geloof vaak als achterhaald wordt gezien?

‘Veel mensen zijn op zoek naar spiritualiteit. Als je dán met het verhaal van Jezus mag komen… We hebben toch iets ongelooflijks om uit te dragen? Laten we daarmee naar buiten treden! Die man die koos voor armen en zieken, zelfs tot in het uiterste—tot in de dood —maar de dood kreeg niet het laatste woord. Dat is pure hoop. En de grootste getuigen zijn vaak de meest gewone mensen.

Het christelijk verhaal is een tuin die nooit verloren gaat, juist omdat het zo krachtig is

Laatst nog was ik bij iemand die verschrikkelijk veel heeft meegemaakt: twee kinderen verloren, zijn vrouw omgekomen in een bergkloof. En ik vroeg hem: ‘Hoe hou je het vol?’ Zijn antwoord: Mijn geloof. Hallo! Dat mogen we niemand ontzeggen. Maar we moeten Jezus wel opnieuw zichtbaar maken—hem afstoffen, onder de kazuifels en mijters vandaan halen. Terug naar de aarde van Palestina, naar de geur van zagemeel en stof, naar die man die mensen met elkaar verbond. Het christelijk verhaal is een ongelooflijke tuin. Het zou zonde zijn als die ooit verloren gaat. Maar dat gebeurt niet—omdat het zo krachtig is.’

Narcis
‘We moeten gewoon weer leren van de narcissen en de wilgenkatjes.’ © Maarten Scheer/Unsplash

Je blijft hoopvol, ondanks het afsterven van oude zekerheden?

‘Ja, ik ben daar helemaal niet wanhopig over. Maar ik hunker nog altijd naar herders die dat ook uitstralen. Niet de herder die alles bepaalt, maar die beseft: de schapen hebben vaak een betere neus voor waar het gras echt voedzaam is. In de kerk heb ik behoefte aan mensen die me zo af en toe liefdevol aan mijn oren durven trekken. Die me als goede broers en zussen zeggen: ‘Hé, daar zat je fout.’ Mensen die mij helpen trouw te blijven aan het evangelie. Want we zijn aan elkaar toevertrouwd—dat mogen we niet vergeten.

En laten we op een gezonde manier omgaan met spanningen en conflicten. Ik vind het zo jammer dat er in zoveel parochies en kerkstructuren altijd gedoe is, alsof we niet geleerd hebben hoe we in liefde met conflict kunnen omgaan. Terwijl we toch de evangelische boodschap bij ons dragen! Laten we niet elk schip verbranden bij het eerste meningsverschil, maar samenkomen, de deuren openzetten. De Geest wil waaien—maar dan moeten we wel het raam op een kier durven zetten. Zonder te doen alsof we de waarheid in pacht hebben.

De Geest wil waaien, maar dan moeten we wel het raam op een kier durven zetten

Wie houdt ons bij de les? Dat zijn de zieken. Mensen met een beperking. Vluchtelingen. Laten we naar hen toegaan. Met hen koffie drinken. Iftar vieren. Dáár gebeurt het. En ja, dat schuurt soms, dat doet pijn. Maar zo komen we verder.

Is het niet wonderlijk dat het elk jaar opnieuw Pasen wordt? Dat het altijd goedkomt? Je ziet het in de seizoenen. Verrijzenis zit in de natuur, in de kosmos. Dingen sterven af, het kalft af. En dan—hop!—komt het weer tot leven, na de winter. Als wij onze tijd van bezinning hebben gehad, schiet alles weer op. We moeten gewoon leren van de narcissen en de wilgenkatjes.’

Over de auteur

Jan De Cock (1964) is geestelijk verzorger in AZ Voorkempen in Malle. Hij schreef meerdere boeken en zet zich als coördinator van de vzw Without Walls in voor gedetineerden en slachtoffers wereldwijd, waaronder in België en Chili.

Meer lezen?

Jan De Cock, Doodgelukkig leven. Hoopvolle verhalen uit het ziekenhuis, Lannoo 2012.

Meer Kerkcontouren lezen?

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken