Menu

Premium

Kindermoment Opnieuw

4e zondag van de herfst

Genesis 32: 23 – 33 en Lucas 17:11- 19

Jakob en Esau verzoenen zich. Voor Jakob is het een hele worsteling, waar hij niet zonder kleerscheuren vanaf komt.

Uit de Bijbel

Jacob gaat terug naar huis, maar hoe zal het met Esau gaan? Jacob staat op de grens bij de doorwaadbare plaats in de grensrivier, de Jabbok en het is nacht (zie ook bij 25 september). Hij heeft geprobeerd zijn broer mild te stemmen door geschenken vooruit te sturen.

In de nacht brengt hij zijn vrouwen, elf kinderen en zijn bezittingen naar de overkant, maar zelf blijft hij achter, helemaal alleen. De rivier is de grens tussen zijn verleden en zijn toekomst, tussen het leven dat achter hem ligt en het leven dat nog gaat komen. Jacob is weerloos en dan wordt hij aangevallen. Door ‘iemand’ zegt de verteller. Worstelt Jacob met een engel, met zijn broer, met een watergeest, met zichzelf? Jacob herkent in zijn belager uiteindelijk God. Hij noemt de plek van de worsteling ‘Pniël’, want zegt hij ‘ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht’. Bij de worsteling wordt Jacob uitgedaagd te laten zien wie hij is. Blijft hij de ‘hielenlichter’, de onbetrouwbare figuur die zijn doel probeert te bereiken met allerlei trucjes? Ook nu weer stelt Jacob een voorwaarde: ‘Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent’. Daarop krijgt Jacob een nieuwe naam. Hij wordt Israël, strijder met God. Een naam in de bijbel betekent niet zomaar iets. Je bént je naam. Jacob krijgt hiermee een nieuwe identiteit. Zijn oude leven is voorbij, hoewel hij er niet zonder kleerscheuren vanaf komt. Prachtig eindigt het verhaal met ‘En de zon ging over hem op’ (NBG). In de nieuwe bijbelvertaling staat minder sterk: ‘..hij zag de zon opkomen’.

In de kerk

Voorganger: Wie weet wanneer we in de kerk dit gebaar maken. (maak een zegenend gebaar). Als ik dat doe, dan geef ik de mensen en de kinderen in de kerk de zegen. Ik kan ook mijn hand op iemands hoofd leggen en de zegen, goede woorden van God, meegeven.

Ik zal proberen te zeggen wat zegenen allemaal kan zijn:

Zegenen is
iemand alle goeds toewensen,
geen geroddel, maar elkaar juist
goede dingen wensen
woorden van God doorgeven
aan elkaar,
ruimte geven om te leven.

Niet alleen zeggen,
maar ook doen.
Op z’n tijd een lief gebaar,
zoals na een ruzie
het weer goed maken met elkaar.

God zegent ons en wenst ons
alle dagen van ons leven
geluk en een leven voor goed
en hoopt dat wij dat ook
aan elkaar zullen geven.

Terug in de kerk

De ouders leggen hun hand op het hoofd van hun kind terwijl de voorganger de zegen uitspreekt: ‘De Heer omgeeft ons van achteren en van voren. Hij legt zijn hand op ons’ (psalm 139. 5)

Meer informatie op www.kinderdienst.nl.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken