Menu

None

Lezen of preken?

Spreek ik op de kansel de hoorders toe en voel ik me daar ook door hun aanwezigheid toe gedrongen? Of doe ik eigenlijk alleen maar alsof?

‘U hebt de gave van het lezen’, moet de bekende kanselredenaar prof. G. Wisse eens ironisch hebben opgemerkt, toen hij als homileet een preekoefening van een student beoordeelde. Voor hem stond vast: lezen is geen preken. Geregeld hoor ik van betrokken gemeenteleden dat voorgelezen preken in de regel minder aanspreken. Je mist de directe aanspraak. Het verhaal moet dan wel bijzonder goed in elkaar zitten, qua inhoud en compositie, om geboeid te blijven luisteren. Een prediker die leest, laat het vooral aan de hoorder om contact te maken. En loopt het risico dat doorsnee-hoorders gemakkelijk afhaken.

Tijdens cursussen van Areopagus blijkt geregeld dat predikanten moeite hebben om los te komen van hun papier. Vaak wordt dat ingegeven door een oprechte vrees te gaan freewheelen. Sommigen zijn ook bang afgeleid te worden als zij de blik op hun papier verwisselen voor oogcontact met hun hoorders. Een hard oordeel over zulke predikers, zoals Wisse gaf, lijkt me niet op zijn plaats. Wel is er alle reden ons hier niet zonder meer bij neer te leggen, maar ons te oefenen in een vrijere manier van preken. Onze verkondiging kan daardoor winnen aan kracht. Concrete oefeningen tijdens cursussen bewijzen trouwens ook steeds weer dat menigeen wat dat betreft méér in zijn mars heeft dan door betrokken zelf vaak wordt gedacht. De preek roept blijkbaar een eigen psychologisch effect op. Want op andere momenten, bijvoorbeeld tijdens een catechese, zijn dezelfde predikanten doorgaans wel in staat om ‘los van het papier’ te spreken. De vaardigheid is dus aanwezig en moet alleen in een andere situatie toegepast worden.

In dit verband trof me een paragraaf uit een homiletische publicatie uit 1976, Homiletische hulplijnen, van de hand van J. Thomas (destijds universitair hoofdmedewerker bij de vakgroep Praktische Theologie aan de VU). Hij bespreekt daar een brochure van E. Altmann, Die Predigt als Kontaktgeschehen (1963) en reikt daarmee een aantal gedachten aan, waarmee wij in dot verband onze winst kunnen doen. Ik citeer het integraal.

Storend of stimulerend?
‘De auteur heeft zich verdiept in de vraag ‘wat er tussen prediker en hoorders gebeurt’ . Het gaat in de prediking om een gebeuren, dat gekenmerkt wordt door het begrip ‘contact’.Of dit contact tijdens de preek tot stand gebracht en in stand gehouden wordt hangt onder andere af van de vraag hoe de predikant de aanwezigheid van de hoorders beleeft: ervaart hij hun aanwezigheid als stimulerend?

Helpt het zien van al die mensen hem om zich te concentreren op wat hij hun wil zeggen en ook om het zó te zeggen dat het hun toespreekt? Of is hun aanwezigheid voor hem een storende factor? Wordt hij, met andere woorden, door de aanblik van die schare daar vóór hem afgeleid van wat hij op schrift voor zich heeft?

Altmann snijdt hiermee een praktijkvraag aan die voor velen een steeds terugkerend probleem kan betekenen. Hoe verdeel ik mijn aandacht zo goed mogelijk tussen preekboekje en gemeente? Of is het in feite geen kwestie van verdelen, maar meer een zaak van: spreek ik of lees ik? Spreek ik inderdaad de mensen toe en voel ik me ook door hun aanwezigheid daartoe gedrongen? Of doe ik eigenlijk alleen maar alsof ik ze toespreek, terwijl ik in werkelijkheid – zo vaak mogelijk opkijkend – mijn preek aan hen voorlees?

Schrijven
In dit verband worden tal van interessante punten aan de orde gesteld. Zo o.a. de functie van het schrijven in de preekvoorbereiding. In het algemeen is – aldus Altmann – spreken primair ten opzichte van schrijven. Iemand zégt iets en om te voorkomen dat het vergeten wordt, kan het achteraf schriftelijk vastgelegd worden. Bij de preek is de volgorde andersom: de spreker begint met te schrijven. Het is dan ook onvermijdelijk dat met dit bij voorbaat schriftelijk vastleggen een zekere abstrahering van het te spreken woord gepaard gaat. De woorden en zinnen, die straks temporeel kort na elkaar gesproken zullen worden, komen bij het schrijven in een vertraagd tempo ruimtelijk náást elkaar te staan. Al schrijvend kunnen er verbredingen ontstaan of overgangen worden gemaakt, waarvan het zeer de vraag is of daarvan in de werkelijke ontmoeting met de hoorders sprake zou zijn geweest. Het is immers een vraag apart hoe in een chronologisch geheel verwerkt moet worden wat tevoren in het manuscript ruimtelijk naast elkaar is gezet.

De dynamiek van het spreken is een andere dan die van het schrijven. Wat men schrijft, kan zo vaak herlezen en gewijzigd worden als men maar wil. Dat is een voordeel. Maar men mist daarbij het actuele contact met de hoorders.

De dynamiek ván het schrijven blijft beperkt tot een zich indenken hoe het zal zijn wanneer men straks tot de gemeente spreekt. Het gesproken woord laat zich niet dan bij hoge uitzondering herhalen of corrigeren. Dat is een nadeel. Maar daar staat tegenover dat men tot de gemeente sprekend, zich bevindt in de creatieve spanning van de werkelijke ontmoeting met mensen.

Grote lijnen
Om dit laatste zo goed mogelijk tot zijn recht te doen komen, bepleit Altmann dan ook een schrijven van de preek, waarbij de inhoud alleen in grote lijnen voorlopig wordt vastgelegd. Alles moet open blijven naar de werkelijke ontmoeting met de gemeente toe’ De creatieve invloed, die van deze ontmoeting kan uitgaan, moet optimaal worden benut en mag daarom niet belemmerd worden door de gedachte dat men al sprekend niet meer zou weten waar men in het geschrevene precies is. Een voorlopige notatie maakt het mogelijk om – de grote lijnen volgend- in een levend contact met de hoorders te ontdekken in welke woorden en zinnen de gedachten het best tot uitdrukking kunnen worden gebracht. Zelf zegt de schrijver het zo: ‘Die freie Rede in der Predigt ist die Form christlicher Verkündigung, bei der ein inhaltlich vorbereitetes und hörgerechtes Stück oder Thema der Heiligen Schrift unter voller Ausnützung der Kräfte des sozialen Feldes den Bedingungen des Raumes, der Zeit und der Gemeinde in freier Gestaltung angepasst wird (p. 73).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken