Loop je tegen de muur op…
Bij Johannes 20,(19)24–31 / Johannes 20:24-31
Voorganger en oudere kinderen
-
Voorganger:Hoe vaak lopen we niet met onze kop tegen de muur?
-
Kind(eren):– maar dan is er licht en leven – (een kaars wordt aangestoken)
-
Voorganger:Hoe vaak lopen we vast?
-
Kind(eren):– maar dan is er licht en leven – (nog een kaars)
-
Voorganger:Hoe vaak komen we er niet meer uit?
-
Kind(eren):– maar dan is er licht en leven – (kaars)
-
Voorganger:Soms hebben we het gevoel dat alles doodloopt,
-
Kind(eren):– maar dan is er licht en leven – (kaars)
-
Voorganger:Soms lijkt alles zinloos,
-
Kind(eren):– maar dan is er licht en leven – (kaars)
Verhaal
Op een dag stond er een donkere muur in het bos. ‘Die hoort daar niet,’ zei de mier tegen de eekhoorn. Ze probeerden het muurtje weg te duwen, maar het ging niet.
‘Ik wil erdoor,’ zei de mier, ‘zo lopen we dood.’
De mier nam een aanloop. Hij probeerde boven op de muur te komen. ‘Au,’ zei hij, terwijl hij van de muur gleed. ‘Geef mij eens een zetje?’ vroeg de mier aan de eekhoorn. Maar de muur was te hoog en het lukte niet om er overheen te komen.
‘Ik probeer het met een lange tak,’ zei de mier. De mier zette de tak tegen de muur, klom ertegenop, maar hoe hij ook probeerde, steeds gleed hij er vanaf of viel de tak om.
‘En toch moet er een manier zijn,’ zei de mier koppig.
‘Stop er nu maar mee,’ zei de eekhoorn, ‘het lukt niet. Het komt nooit meer goed. We gaan terug. Het heeft geen zin. Dit is het einde.’
De eekhoorn ging moedeloos tegen een boom zitten. Het werd donker. Uitgeput vielen ze in slaap. Toen de zon opkwam, zag de eekhoorn het het eerst: de muur was weg!
‘Mier,’ riep hij opgewonden, ‘we kunnen verder!’
‘Heb ik het niet gezegd?’ zei de mier.
Vrij naar Toon Tellegen.