Menu

Basis

Medelijden

Persoon die vanuit de Bijbel aantekeningen maakt

De vreugde rond het geboortefeest van Kerst lijkt te wringen met het lijden in de wereld. Maar Jezus zal tijdens zijn leven zelf lijden aan het onrecht en oproepen tot medelijden.

‘Op een slagveld klonk een stem, was van ver te horen. Zong dat er in Bethlehem een kindje was geboren. In die nacht zo stil en groot, zwegen de kanonnen. Die zijn bij het morgenrood toch opnieuw begonnen. Kerstmis lijkt ons keer op keer vrede te beloven. Maar kanonnen dreunen weer, als de lichtjes doven.’

Bovenstaande tekst komt uit het lied ‘Als de lichtjes doven’, dat in 1986 door Kinderen voor Kinderen werd gezongen. Ik groeide op met deze liedjes, waarvan de teksten zo vaak de spijker op de kop slaan. Het lied hierboven bezingt het dubbele van kerst: het lijden in de wereld dat zo contrasteert met de boodschap van vrede. Het zingt over kinderen die gescheiden zijn van hun ouders, over hen die honger hebben en over mensen en bevolkingsgroepen die gediscrimineerd worden, of onzeker zijn over hun toekomst… Het lied zet de vreugde, de hoop, de rijkdom en gezelligheid, die we vieren bij dit feest van licht, tegenover het duister van de wereld, tegenover het lijden van mensen dichtbij en ver weg.

Het lied uit de jaren tachtig is nog steeds actueel. Er lijden zoveel mensen, dichtbij en ver weg. Enerzijds is er het lijden dat groepen treft: de mensen die leven in gebieden waar oorlog heerst, de ontheemden die zwerven over de aarde, de groepen mensen die leven onder de armoedegrens… Anderzijds is er het lijden op individueel niveau: mensen die een dierbare verliezen, zij die leven met depressie, angst, of zorgen, of het lijden van mensen die (soms al heel lang) ziek zijn.

Kerst en lijden. Het lijkt te wringen. Kerst is immers het feest van vrede en licht. Het is het feest van God die mens wordt, die zich (opnieuw) aan mensen verbindt. We vieren dat een kind, Jezus, wordt geboren. Een kind dat op zal groeien en door zijn woorden en daden mensen zal bevrijden. Hij zal tijdens zijn leven zelf lijden aan het onrecht dat hem en anderen wordt aangedaan. Deze Jezus liet en laat ons zien dat we elkaar in het lijden nabij moeten zijn. Hij roept ons op om het uit te houden met elkaar, óók als het donker is. Hij ging ons voor op de weg van medelijden. Sámen lijden. Dat betekent dat je de ander niet loslaat als het moeilijk is, maar je aan die ander verbindt, zodat die ander weet: in dit duister, in dit lijden, ben ik niet alleen. Ik word gezien, gehoord, gekend… De woorden ‘kerst’ en ‘lijden’ worden zo met elkaar verbonden door het woord ‘medelijden’.

Barmhartige Samaritaan

Hoe belangrijk dat mede-lijden is, zien we prachtig verwoord in het verhaal van de Barmhartige Samaritaan. Daarin krijgen we antwoord op de vraag die een wetgeleerde aan Jezus stelt: ‘wie is mijn naaste?’. In Lucas 10 vertelt Jezus in een gelijkenis hoe een man door rovers wordt overvallen. Halfdood blijft hij achter aan de kant van de weg. Hier ligt een mens, van wie de hoorder niets weet, niet waar hij vandaan komt, of hij rijk is of arm, gelovig of ongelovig. De man is beroofd van zijn bezittingen en zijn kleding en kan niet spreken. Het is dus voor een voorbijganger niet zichtbaar wie deze man is en hij kan zichzelf ook niet bekend maken als Jood of niet-Jood. Is hij een naaste volgens de regels? Een priester loopt hem voorbij. Een Leviet laat hem links liggen. Beiden weten immers niet wie er daar ligt en hebben volgens de wet alleen de plicht om een broeder te helpen. Zolang ze afstand houden, volgen ze de wet. Dan komt een derde voorbijganger ten tonele. Het is een Samaritaan, van wie je weinig goeds kunt verwachten. Een man uit een volk waar de Joden op neerkeken. Zo zegt een tekst uit het boek Jezus Sirach: ‘Twee volken verfoei ik en het derde is geen volk, dat zijn de Samaritanen.’ En juist de Samaritaan stopt wanneer hij de man aan de kant van de weg ziet liggen. Hij krijgt medelijden. Hij, van wie niemand het verwacht had, helpt de onbekende man.

De wetgeleerde vroeg aan Jezus: ‘Wie is míjn naaste?’. Hij vroeg naar het voorwerp van zijn liefde: Welke mensen moet ik helpen? Hij wilde een definitie van die ander. Bij wie moet het wel en bij wie niet? Wanneer is het genoeg? Jezus kijkt vanuit een ander perspectief en draait de vraag in de parabel om. Het gaat niet om die ander, niet om ‘hij wel en hij niet’, niet om de vraag: ‘wie is mijn naaste?’. Het gaat om jezelf, wie ben jij? Daarom vraagt Jezus: ‘wie is tot naaste geworden?’. Jezus nodigt de wetgeleerde uit zich te identificeren met het slachtoffer dat van naastenliefde afhankelijk is. Het zou zomaar die wetgeleerde zelf kunnen zijn die daar lag. Zou hij zich, in zijn nood, druk maken over wie hem wel of niet kan helpen, of is alle hulp fijn, ongeacht van wie die hulp komt?

Het is duidelijk dat het zijn van iemands naaste niets te maken heeft met een vooraf gemaakte selectie. Je kiest je naaste niet uit, en je wordt niet iemands naaste omdat je zelf vooraf rationeel die beslissing hebt genomen. Je wórdt pas tot naaste als een ander dat zo heeft ervaren, het zo heeft gevoeld.

Medelijden

En dat heeft alles te maken met het woord waarmee Jezus de Samaritaan beschrijft. De Samaritaan had medelijden met de man. De term, ‘eleos’, die wij vertalen met medelijden of barmhartigheid, is een van de kernen van ons geloof. Medelijden: daar zit gezamenlijkheid in, je verbindt je aan de ander. Niemand van ons leeft voor zichzelf alleen… Barmhartigheid, daarin zit dat je geraakt wordt in je hart. Als je je aan de ander verbindt, je laat raken en aanraakt, dan word je tot naaste. Medelijden en barmhartigheid kenmerken een naaste. Het is het tegenovergestelde van ‘onverschilligheid’.

In de bijbel worden we keer op keer uitgenodigd om ons te laten raken, om mee te lijden. We worden geroepen ons te verbinden aan de ander, óók als het leven moeilijk is en duister. We worden aangespoord om oog te hebben voor de ander, ons te laten raken in ons hart. We worden uitgedaagd om over grenzen heen te kijken en ons niet te laten begrenzen door huidskleur, afkomst, achternaam of wat dan ook. God vraagt ons om naaste, medemens te zijn.

Regenboog Groep

Mede-mens zijn, iemand niet loslaten als het moeilijk is, maar elkaar juist dan nabij blijven. Dat is precies wat De Regenboog Groep beoogt. Zij wil tot naaste worden, zij toont mede lijden. De Regenboog Groep zet zich in Amsterdam in voor mensen in (sociale) armoede en bouwt zo aan een stad waarin plek is voor iedereen. Dakloos, psychiatrisch, verslaafd, of met schulden. Zo’n duizend vrijwilligers ondersteunen mede-mensen en komen wekelijks of tweewekelijks langs om mensen verder te helpen.

De acht inloophuizen van De Regenboog Groep bieden dagelijks zeshonderd dak-en thuislozen (bezoekers) rust in hun vaak jachtige bestaan. Men kan er langsgaan voor een gezonde maaltijd, een douche en schone kleding. Bezoekers helpen mee de boel draaiende te houden: ze maken schoon, koken of onderhouden de tuin. Er zijn maatschappelijk werkers aanwezig en teamleiders organiseren workshops om bezoekers te motiveren weer deel te nemen aan de maatschappij.

Je kiest je naaste niet uit, je wordt tot iemands na aste als die ander dat voelt en ervaart

Op de volgende pagina’s leest u over een van de projecten: de tandzorg van Sharif Tairie voor dak-en thuislozen, een unicum in Nederland. Samen met Tairie en zijn team zorgt De Regenboog Groep dat men weer normale tandzorg krijgt (en niet dat bij kiespijn meteen een kies of tand getrokken wordt). De tandarts en zijn team werken gratis en via donaties betaalt De Regenboog Groep de materiaalkosten.

Sharif Tairie (25) is tandarts en oprichter van Dentist for Humanity. In een gesprek vertelt hij wat zijn motivatie is voor zijn stichting en wat hem raakt in zijn werk.

‘Onlangs vertelde iemand dat zijn gebitsproblemen ervoor zorgen dat hij contact met zijn kinderen vermijdt. Deze meneer had, nadat hij afgekickt was van de drugs, zijn kinderen na lange tijd weer ontmoet. Zij stelden hem vragen over zijn slechte gebit: ‘waarom heb je zulke kleine, zwarte tanden?’. Zijn gebit herinnerde hem aan zijn fouten in het verleden, waardoor hij destijds geen goede vader kon zijn. Hij schaamde zich voor zijn gebit én zijn verleden dat hierdoor zo zichtbaar werd en begon het pas hernieuwde contact met zijn kinderen te vermijden. Nu wij hem hebben geholpen en zijn tanden zijn hersteld, kan hij een moeilijke periode afsluiten. Hij wordt niet meer elke keer aan zijn verleden en fouten herinnerd als hij in de spiegel kijkt of de schrikreactie van andere mensen ziet. Hij kan weer volop lachen, ook met zijn kinderen.

… niet meer elke dag aan verleden en fouten herinnerd …

Dit soort verhalen motiveren me in mijn werk. Op zondag sta ik, elke week weer, met het team klaar voor mensen met gebitsproblemen. Ik werk dan als tandarts voor mensen die onverzekerd zijn en zelf de tandartsrekening niet kunnen betalen. Zij komen vaak al jaren niet meer voor controle bij de tandarts en er ontstaat verval, niet alleen in de mond, maar ook in sociaal opzicht. Want naast ernstige gebitsproblemen, zorgt een slecht gebit ook voor sociale problemen. Mensen met een slecht gebit schamen zich, durven niet meer te lachen, soms niet meer te praten. Ze hebben veel pijn, waardoor ze slecht slapen. En ervaren dat ze bij een sollicitatie afgewezen worden, want een gebit waar tanden in ontbreken, is geen goed visitekaartje…

Als je niet verzekerd bent en gebitsproblemen hebt, is er in de reguliere zorg maar één mogelijkheid: alle tanden en kiezen laten trekken. Je krijgt dan een kunstgebit. In de samenleving horen we vaak: ‘Een bedelaar heeft niks te kiezen’. Ik zie dat anders. Ik geloof dat iedereen (eigen)waarde heeft en vraag altijd wat de mensen zélf willen. Een kunstgebit aangemeten krijgen, is niet prettig als je een twintiger bent. Zorg op maat bieden stelt me vaak wel voor uitdagingen. Ik kan mensen met grote problemen niet doorsturen naar een specialist, zoals een tandarts doet. Dat vraagt om creativiteit, om binnen de mogelijkheden die ik heb mensen zo goed mogelijk te helpen.

De groep mensen die hulp nodig heeft is erg groot. Alleen al in Amsterdam zijn er tienduizend mensen die vanwege financiële problemen niet bij de tandarts komen. Natuurlijk zijn er altijd goede collega’s die mensen helpen die geen geld hebben voor een behandeling, maar dat is – hoe goed het ook is wat ze doen – een druppel op de gloeiende plaat.

In mijn werk leer ik veel wijsheden. Mensen vertellen vaak hun levensverhaal. Zo vertelde een man me: ‘ik heb veel gefeest, mooie auto’s gereden, drugs gebruikt. Maar ben alles en iedereen kwijtgeraakt. Behalve mijn ouders, zij hielden me vast. Koester je ouders!’. Dat is een boodschap die ik meeneem.

Hoe graag zouden we zélf hulp ontvangen als we dat nodig hebben?

Het werk voor Dentist for Humanity doe ik ook vanuit mijn geloof. Ik ben moslim en geloof dat we onze medemens moeten helpen, ongeacht wie ze zijn. We zijn geen individuen, maar leven samen in Gods Koninkrijk. Die verbinding met mensen vind ik belangrijk. Soms denk je als mens dat je elkaar niet nodig hebt. Vooral mensen die het goed hebben denken snel ‘ik kan het wel alleen af’. Maar wat als je wél een keer hulp nodig hebt, dan wil je toch dat er iemand voor je is?! Dat is iets wat we als samenleving moeten beseffen: we hebben elkaar ontzettend nodig. Dat betekent dat we niet moeten denken dat mensen die problemen hebben alles maar zelf op moeten lossen, maar we moeten het eens omkeren en bedenken hoe we zélf graag hulp willen ontvangen als we dat nodig zouden hebben.

Ik heb het nu goed, ik kán anderen helpen met mijn kennis en tijd en probeer dat te doen met Dentist for Humanity. Dat doe ik niet om er wat voor terug te krijgen. Ik werk niet volgens het principe ‘voor wat hoort wat’. Ik geloof in barmhartigheid, in mede lijden, je verbinden aan mensen. En ik geloof: als je barmhartig bent voor de schepselen van de Heer, dan zal de Heer ook barmhartig zijn voor jou.’

Mw. drs. E. Hoebe-de Waard is als gemeentepredikant verbonden aan de Protestantse Gemeente te Wageningen. Zij is lid van de redactie van Ouderlingenblad.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken