Menu

Premium

‘Met veel vrezen en beven’

Alternatief bij 5de zondag na Epifanie ( 1 Korintiërs 2,1-5 en Matteüs 5,13-16)

De Korintiërslezing van deze zondag is een kleine alinea uit een lange brief, een klein stukje van een groot betoog. Door erop in te zoomen, staan we stil bij zinnen die niet als een zelfstandig geheel zijn bedoeld. We onderbreken Paulus terwijl hij zijn punt nog lang niet heeft gemaakt. Zodra een betoog op schrift staat, zijn we vrij om er op deze manier mee om te gaan. Maar het is goed om te bedenken dat we dan wel onze eigen accenten creëren: een tussenzin uit een betoog wordt ingelijst als een zelfstandige waarheid.

Twee ordes

Het grote openingsbetoog van de brief dat in 1,18 begint, zet twee waardensystemen tegenover elkaar: dat van ‘deze wereld’ of ‘deze eeuw’ tegenover dat van God. Wat wijsheid is op de ene waardenschaal is dwaasheid op de andere. Wat telt op de ene schaal is op de andere zonder waarde. De grote zorg van Paulus als het om de kerk in Korinte gaat, is dat de mensen vallen voor wat op de ‘wereldse’ schaal wijs en sterk en goed is. Dan laten ze zich meenemen door goed gebekte predikers, met machtsvertoon en spektakel. Dan komt het gemeenteleven in de greep van competitie, succes, effectbejag.

Onze lezing is de derde alinea van het betoog. De eerste zegt: kijk naar Jezus de Gekruisigde, het tegendeel van wat de wereld eervol en succesvol acht. De tweede zegt: kijk naar jezelf, wat stellen jullie in wereldse termen nu helemaal voor? En onze derde alinea zegt: kijk naar mij, hoe ik bij jullie heb gewerkt. Zonder sterallures, maar met een ander soort werking, in een ander soort geest.

De thematiek is bijzonder actueel: op wat voor schaal moet de kerk scoren om relevant te zijn – en relevant voor wie of wat dan? En pas op, het is niet automatisch zo dat de huidige seculiere waarden de waarden van ‘deze wereld/deze eeuw’ zijn terwijl de huidige traditioneel-kerkelijke waarden samenvallen met die van God. Paulus constateert juist dat de waarden van ‘deze eeuw’ óók heersen in de kerkgemeenschap en dat het kerkelijk leven daaraan kapotgaat. Het heeft dus weinig zin om je af te sluiten voor ‘de wereld’ en je op te sluiten in de kerk. Wat zin heeft, is ómdenken, ómwaardering, bekering. Niet om anderen te bekeren, maar jezelf.

Christus de Gekruisigde

Op de schaal van wat waarde heeft, wat telt en respect verdient, staat bij Paulus Christus bovenaan, maar dan nadrukkelijk als de Gekruisigde. Niet de wonderdoener of de succesvolle prediker, niet de kampioen of het supertalent, maar degene die zodanig de belichaming van God is dat Hij in de wereld het totale gezichtsverlies lijdt en een vervloekte te midden van de vervloekten wordt. Zo komt God dichtbij: niet dicht bij de top, maar helemaal aan de grond, in het putje waar de waardenschaal van ‘deze wereld’ niets om geeft.

Een vertegenwoordiger van die radicale nabijheid moet dat ook zelf belichamen, zo betoogt Paulus. Die moet geen ‘topper’ willen zijn die hoog scoort op welsprekendheid, redeneertalent, gelijkhebberij of succesvolle performance. Dat is wel een lastig punt, want Paulus suggereert dat zijn eigen performance verre van glansrijk is, maar zijn brieven en betogen zijn met retorisch raffinement in elkaar gestoken. Het komt – ook nu nog – wel degelijk aan op een goede en goed gebrachte preek. Waar het op aankomt, is dat de preek en de prediker Christus belichamen, en dan niet Christus de Overwinnaar (met tromgeroffel en trompetgeschal) maar Christus de Gekruisigde.

De prediker zal dat dan ook met huid en haar moeten belichamen. De boodschap, de boodschapper en de Gekruisigde zullen maximaal met elkaar moeten samenvallen. Het gaat niet om allure en effect, maar om pneuma en dunamis, ‘geest en werking’. De boodschapper moet zich niet groot maken en boven de materie staan, maar een medium worden voor de nabijheid van God.

Licht en zout

Paulus zegt in een van zijn mooie drieslagen dat hij bij de Korintiërs aanwezig was ‘in zwakheid en in vrees en in grote bibbers’ (2,3). Daarin lees ik dat hij het niet allemaal onder controle had, hij was niet de regisseur van een beproefd concept. Hij was onder de mensen als bescheiden belichaming van de Gekruisigde: open armen, open hart, maximaal kwetsbaar, drager van liefde en mededogen in een soms meedogenloze omgeving. Hij kwam niet met een agenda, maar met zichzelf en zó met Christus.

Het is mooi dat het leesrooster dit idee van belichamende presentie combineert met de woorden uit de Bergrede over licht en zout (Mat. 5,13-16). Je bént het licht, je bént het zout. Dat ben je door – in meditatietermen gesproken – in het moment te zijn als iemand in wie Christus present is. Dat is geen pretentie, het is juist een manier om elke pretentie los te laten (‘Niet ik leef, maar Christus leeft in mij’ – Gal. 2,20). Wat er dan werkzaam wordt, dat is de geest en dynamiek van God. De kunst is vervolgens om die niet te claimen, maar er gewoon te laten zijn.

Ook Paulus zelf moet er voortdurend mee geworsteld hebben dat het ambitieuze ik, het ik dat erkenning zoekt en punten wil scoren, telkens weer in de weg zit. Die worsteling is ook in zijn brieven geregeld voelbaar. Die hemelse waardenschaal waarop Christus de Gekruisigde het summum is, de zelf-ontledigde Mens die drager van Gods liefde is – die schaal moet ook hij zichzelf telkens weer voorhouden. Wie tussen Christus en de gemeenschap in gaat staan, moet maximaal transparant worden, anders is hij of zij een sta-in-de-weg. Misschien moet je daar geen preek over houden, maar je er gewoon in oefenen.

Deze exegese is opgesteld door Piet van Veldhuizen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken