Menu

Basis

‘Mijn juk is zacht en mijn last licht’

3e zondag van de Zomer (Zacharia 9:9-12, Psalmen 145:1-12, Romeinen 6:16-23 en Matteüs 11:25-30)

‘Juich, Sion – de koning van God is in aantocht,’ roept Zacharia. Zittend op een bescheiden rijdier draagt Hij gerechtigheid en zege, strijdwagens en paarden verjaagt Hij. Wereldwijd brengt Hij vrede. De psalm roept op tot lof aan God om zijn grote en goede daden – ook aan kleine en gebukte mensen (145:14-16). De apostel schrijft aan de Romeinen hoe mensen die zich toevertrouwen aan de Heer vrij zijn tot gerechtigheid, geen slaaf meer van de zonde. Leven, niet meer de dood is hun deel.

In Matteüs 11:25 staat de tijd even stil; een schijnwerper valt op dit ene moment, net als in Matteüs 12:1. Jezus zegt: ‘Mijn juk is zacht en mijn last is licht’ (11:30); dan komt Hij op voor de leerlingen. Als ze op de sabbat aren plukken, menen de farizeeën dat ze oogsten. De regel zegt: Mag niet op sabbat! Hongerigen voeden mag wel. Jezus’ leerlingen hadden honger. Jezus ziet allereerst mensen en hun nood.

Geopenbaard aan onmondigen

Matteüs 11:25-30 is Jezus’ reactie op onbegrip bij Johannes de Doper (‘Bent U het die komen zou?’ – 11:2-15), bij ‘deze generatie’ (‘Jullie hebben niet gedanst toen wij op de fluit speelden’ – 11,16-19) en op het ongeloof van Galilese steden, getuigen van bijna al zijn wonderen (11:20-24). ‘Eenvoudige mensen’ herkenden dat Jezus het werk van de hemel deed; wijzen en verstandigen niet. Die ‘eenvoudige mensen’ zijn kinderen, armen, onmondigen, sociaal-maatschappelijk van geen betekenis, in de hellenistische wereld veracht, net als bij schriftgeleerden en farizeeën. Als Jezus het woord neemt, dankt Hij zijn Vader, Heer van hemel en aarde, dat het Hem behaagd heeft aan onmondigen te openbaren dat Jezus en de Vader ‘elkaar kennen’ (vrij naar 11:27). Zijn woorden staan in de traditie van de wet, de profeten, de psalmen en de wijsheidsleraren, maar met een eigen invulling. Men sprak de Eeuwige gewoonlijk aan met ‘Heer van hemel en aarde’, maar Jezus zegt: ‘Vader’. De traditie zegt: ‘De Eeuwige bouwt niet op wijzen en verstandigen, maar op de stemmen van kinderen en zuigelingen’ (Psalmen 8:3). Doven, blinden, verdrukten en zwakken herkennen de nieuwe wonderen, zullen opnieuw de Heer loven (naar Jesaja 29:14); zo niet de wijzen en verstandigen. In de Bijbel lezen we talloze keren dat de Eeuwige kwetsbare mensen beschermt, verheft en hun trouw blijft (bijvoorbeeld Psalmen 146:7-9; 145:14; 113:5-8; 1 Samuël 2:1-10; Lucas 1:46-55; 6:20-22). Ook de vroege kerk wist: de eigen wijsheid zit mensen in de weg om het evangelie te ontvangen (1 Korintiërs 1:19-21.26-29; Handelingen 17).

Vader en Zoon ‘kennen’ elkaar

Eerst dankt Jezus, want: ‘Alles is Mij toevertrouwd door de Vader’ (11:27; ook 28:18). Hij heeft dus volmacht van de hemel om te spreken en te handelen. Johannes de Doper zegt: ‘De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle macht aan Hem overgedragen’ (Johannes 3:31-36). Jezus dankt ook omdat niemand dan de Vader ‘weet’ wie de Zoon is, en wie de Vader is ‘weet’ alleen de Zoon. Dit ‘weten’ is breed en diep als het Hebreeuwse jada‘ (Gr.: epigignooskoo). Het Aramees moet het in de twee zinnen van de vertaling zeggen. Wij kunnen zeggen: ‘De Vader en de Zoon kennen elkaar’, met de grootst mogelijke nabijheid, verbondenheid, eensgezindheid, warmte en liefde. Mensen kunnen dit alleen weten als de Vader of de Zoon het wil openbaren (Matteüs 11:27; 16:16-17). Bij Johannes vinden we de nauwe relatie tussen de Vader en de Zoon vaker dan bij Matteüs (Johannes 7:29; 10:14-15; 13:3; 17:2.25).

‘Ik zal jullie rust geven’

‘Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven’ (Matteüs 11:28), ‘en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart (…) mijn juk is zacht en mijn last is licht’ (11:29b-30). Deze woorden raken het verlangen van mensen van alle tijden en plaatsen. De rust voor je leven vind je niet op afstand van de wereld, zoals de onbewogenheid van de stoïcijnen of de ‘innerlijke vrede’ van veel christenen beloven. Je blijft in de wereld leven, als betrokken mens; de rust krijg je door een nieuwe verhouding tot God en de medemens, door Jezus. Veel wijsheidsleraren zoeken rust bij ‘Vrouwe Wijsheid’; zij nodigt de rustzoekers bij zich uit (vergelijk Sirach 6:19-28; 51:23.26). Die weg is lang en moeilijk; bereiken ze die rust echt? Mozes vindt pas ‘rust’ als de Heer zelf met het volk meetrekt (Exodus 33:14). Apostelen en ‘vaders’ in de vroege kerk gebruikten ‘rust’ en een ‘zacht juk’ voor de bevrijding uit de slavernij van de zonde (Romeinen 6:17-18). Petrus bepleit op het apostelconvent: Leg niet de hele last van de wet van Mozes op aan niet-joodse gelovigen. Onze voorouders konden dat juk niet dragen, evenmin als wijzelf. En God heeft hun al de heilige Geest geschonken (Handelingen 15:5.8-10). Zelfs farizeeën die de wet blijmoedig op zich namen, ervoeren die als een zware last en een hard juk. Jezus belooft een aangenaam juk dat ‘lekker zit’ (Gr.: chrèstos). Met zijn ‘lichte last’ mag je rechtop, vrolijk en lichtvoetig je weg gaan, levend binnen de liefdevolle omarming van de Vader en de Zoon, met één gebod: ‘Wie God liefheeft, moet ook de ander liefhebben’ (1 Johannes 4:21; 5:1-4). Jezus leert het ons. Hij is ‘zachtmoedig en nederig van hart’ (Matteüs 11:29; vergelijk Zefanja 3:12 en Spreuken 16:18-19).

In het Joodse taaleigen bepaalt het hart de richting die mensen gaan. Wat in het hart leeft, blijft niet vanbinnen, het komt altijd naar buiten. Iedereen die Jezus ontmoet kan zijn zachtmoedigheid en nederigheid zien. Getuigen zijn volgelingen van Hem in diezelfde bescheiden en zachtmoedige vrijheid? Durven wij ons zo te bevrijden als onze geloofsgemeenschap of de wereld ons nieuwe, zware lasten oplegt?

Deze exegese is opgesteld door Hans Fortuin.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken