Menu

Premium

Mijn ogen geloven

Bij Johannes 3,1-16

Victor weet het heel zeker. Wat hij niet kan zien, kan hij ook niet geloven. Toen hij klein was, vertelde zijn moeder van Hans en Grietje en de boze heks. Maar zijn moeder was nog maar halverwege het verhaal, toen zei Victor: ‘Heksen bestaan niet, en het Knibbelknabbelknuisjehuisje heb ik ook nog nooit gezien. Hans en Grietje zullen dus ook wel niet bestaan.’ Zijn moeder was maar gestopt met het verhaal en heeft nooit meer sprookjes aan Victor verteld.
De kinderen op school vertellen hem ook liever niks meer. Want als iemand een paar zinnen heeft gezegd, roept Victor: ‘Dat geloof je toch zelf niet? Eerst zien en dan geloven.’ En dan is het niet leuk meer om het verhaal af te maken.
Victor is nu op kamp met de klas. ’s Nachts gaan ze een boswandeling maken. Dat is best wel griezelig. Er is geen maan te zien en het is ook nog bewolkt. De boswachter weet gelukkig de weg. Maar de kinderen zien niets. ‘Geef elkaar maar een hand, dan zal ik jullie leiden! Vertrouw op mij en op elkaar,’ zegt hij.
De wind waait door de takken. De bomen kraken en de bladeren ritselen. Opeens vliegt rakelings iets groots over de hoofden van de kinderen. Ze voelen het klapwieken van grote vleugels. Victor schrikt en duikt als eerste in elkaar en bedekt met zijn armen zijn gezicht. ‘Waarom laat je me los?’ vraagt de jongen achter hem. ‘Er was iets groots,’ bibbert de stem van Victor. ‘Ik denk een bosuil,’ zegt de boswachter. ‘Maar je kunt op het moment niks zien.’ De jongen achter hem zegt tegen Victor: ‘Je hebt toch niks gezien? Waarom schrok je dan? Waar ben je bang voor, als je toch niks ziet?’
Victor weet niet wat hij moet zeggen. Hij zwijgt. Maar hij is maar wat blij als hij de tastende hand van de jongen voor hem en de jongen achter hem voelt. Hij pakt die stevig vast en volgt in de lange rij kinderen in het donker het pad waar de boswachter hen overheen leidt. En veel later zien ze in de verte weer de lichtjes van de vensters van de veilige kampeerboerderij.

Vraag

Geloven is hetzelfde als vertrouwen. Bedenk er zelf een voorbeeld van: eerst vertrouwen en dan zien.

Zingen

Liedboek voor de kerken 2013, 696, ‘Waai nu, Geest’.

Bij Johannes 3:1-16

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Premium

De zekerheid van het geloof

Hebreeën 11 begint en eindigt met de mededeling dat er van oudsher mensen zijn geweest die om hun geloof geprezen worden (11,2.39). Daartussen wordt eerst een reeks mensen genoemd met een voorbeeld van hun geloof: Abel, Henoch, Noach, Abraham en Sara, Isaak, Jakob en Esau, Mozes, Rachab, Gideon en Barak, Simson en Jefta, David en Samuel. Daarna volgt nog een aantal groepen: profeten die leeuwen de muil toeklemden of vijandelijke legers op de vlucht deden slaan, vrouwen die hun doden terugkregen, martelaren en andere rondzwervende, mishandelde en vernederde geloofsgetuigen.

Premium

Bestaanszekerheid

‘Niet voor schuren die niet duren gaaft Gij vruchtbaarheid, maar opdat op aarde, in uw goede gaarde, niemand honger lijdt’ (LB 718). We zongen het vrijwel ieder jaar in de oogstdienst. Hoewel enigszins stukgezongen is het nog steeds een adequate weergave van Lucas 12,13-21. Jezus waarschuwt voor hebzucht en het oppotten van bezit. Goederen verzamelen zal je niet helpen als je leven in het geding is. Maar erger nog: je ziel loopt gevaar als je alleen voor jezelf leeft en niet deelt met anderen.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Premium

Ruimhartig delen

Onze relatie met God is een van de thema’s die de vier lezingen voor deze zondag gemeenschappelijk hebben. In de evangelielezing onderwijst Jezus zijn leerlingen over gebed als vriendschap. In de Genesislezing zien we hoe het gebed van een van Gods intiemste vrienden in de praktijk gestalte krijgt. In Kolossenzen roept Paulus de gemeente op tot wandelen met God in een relatie die gebouwd is op en geworteld is in Christus. De psalm bezingt biddend die hechte relatie en de verlossing die deze brengt.

Nieuwe boeken