Menu

None

Oefenruimte: oefening baart kerk

Discipelschap is het centrale thema van het boek van VU docent Sake Stoppels, Oefenruimte, Gemeente en parochie als gemeenschap van leerlingen. Hieronder een aantal fragmenten uit het boek.

In Amsterdam startte al weer even geleden een nieuwe christelijke geloofsgemeenschap, Via Nova. Deze gemeenschap richt zich met name op de seculiere jonge Amsterdammer met een hogere opleiding. De theoloog Stefan Paas is er bij betrokken en schrijft over de beleving van de gemeenschap door betrokkenen. Jongeren blijken de kerk in eerste instantie vaak te bekijken als was het een restaurant. Als de gerechten goed smaken en de bediening en de sfeer prettig zijn, is er alle reden om er naar toe te gaan. Maar als je vandaag gaat, betekent het bepaald niet dat je volgende week weer gaat. Er zijn immers nog tal van andere goede restaurants. Bovendien, doorgaans eet je gewoon thuis, het restaurant is iets extra’s. Ober of kok worden in je geliefde restaurant komt niet in je op en lid worden van een restaurant is al helemaal een bizarre gedachte.
De theoloog Bram van de Beek geeft een impressie van een heel andere sfeer. “Een paar jaar geleden was ik in een kerk in Seoul, midden in het business centre. Elke zondag melden zich ruim honderd mensen na de dienst aan omdat ze lid van de kerk willen worden, moe van de leegte van de welvaart. Mensen worden hartelijk ontvangen, maar je kunt niet zomaar lid worden. Het begint er mee dat je een jaar lang elke avond je agenda vrij moet maken voor onderwijs. Als je dat er niet voor over hebt, hoef je niet te komen. De drukke zaken moeten maar even wachten: wie zaken belangrijker vindt dan het geloof, past niet bij Christus. Ook van mensen die al lid zijn, wordt veel gevraagd. De hele zondag is men bezig met onderwijs: sommigen ontvangen het, anderen geven het, zowel aan jongeren als aan volwassenen.”
Veranderende tijden
Beide praktijkberichten brengen ons midden in de thematiek die in dit boek centraal staat: kerkelijke gemeenschapsvorming in een tijd van sterk veranderende vormen van communicatie en binding. Het verhaal is bekend: mensen binden zich niet voor langere tijd, participatie wordt incidenteel, ‘lichte gemeenschappen’ zijn in trek. In kerkopbouwkundige literatuur is dan ook een brede zoektocht bespeurbaar naar een kerk die daar rekening mee houdt en er een bedding voor wil scheppen. Door velen wordt daarbij gedacht in de richting van een netwerkachtige structuur van geloofsgemeenschappen, waarin het institutioneel-permanente terugwijkt ten gunste van flexibiliteit, tijdelijkheid en improvisatie. Anderen zoeken juist een weg die ingaat tegen belangrijke tendensen in onze samenleving. Zij benadrukken de noodzaak van hechte en min of meer verplichtende vormen van christelijke gemeenschap. Er is een grote verscheidenheid in zoekrichtingen, modellen en strategieën. Aan die zoektocht wil ik in dit boek mijn bijdrage leveren.
Einde oefening, einde kerk
Ik leg mijn kaarten direct maar op tafel. Persoonlijk geloof ik niet dat er toekomst is voor diffuse christelijke groepen die niet helder hebben en helder maken wat ze willen en wat ze met het oog daarop van betrokkenen verlangen. Daarbij realiseer ik me wel dat de maatschappelijke condities waarbinnen gemeenschapsvorming plaatsvindt – dus niet alleen christelijke gemeenschapsvorming! – echt andere zijn dan pakweg veertig jaar geleden. We kunnen niet op de oude voet verder, maar tegelijk is ook het meebuigen met de huidige maatschappelijke wind in mijn ogen weinig beloftevol. De vruchtbare weg ligt ook hier ergens in het midden. Ik heb dat uit willen drukken in de titel van het boek: Oefenruimte. De kerk is een open ruimte waarin wordt geoefend in de navolging van Christus. De ruimte die de kerk is en biedt, is dus geen loze ruimte, maar primair oefenruimte. Het is een gastvrije ruimte, maar in alles is te merken dat het een plek is waar geoefend kan worden en ook daadwerkelijk geoefend wordt. Oefening baart kerk, zo zouden we het scherp kunnen samenvatten. En einde oefening is einde kerk, om het nog anders te zeggen.
Een stap terug
De weg die ik in dit kader verken, is die van discipelschap en discipelschapsontwikkeling. Ik doe dat onder het motto ‘Jezus roept leerlingen, geen kerkmensen’. Een dergelijke oneliner is uiteraard ongenuanceerd, maar hopelijk roept ze wel de spanning op die ik graag in de kerken zie ontstaan. Door in te zetten op discipelschap, vallen we niet in de valkuil van een directe concentratie op de vormgeving van hedendaagse geloofsgemeenschappen of op de deelname van mensen aan kerkelijke activiteiten. We doen juist een stap terug om beter te kunnen zien waar het op aankomt. Het nadenken over de vormgeving van de christelijke gemeenschap en over participatie is een afgeleide van het nadenken over wat het betekent leerling van Jezus Christus te zijn. Daarom is het zaak daar in te zetten en van daaruit na te denken over de vraag hoe discipelschap zich vertaalt in gemeenschapsvorming en in concrete activiteiten.
Missionaire boemerang
De groeiende aandacht binnen de kerken voor de weg van het leren en voor discipelschap kunnen we mede plaatsen in de hernieuwde aandacht voor het missionaire handelen van gemeente en parochie. Breed is er momenteel een zoektocht naar missionaire presentie in wat wel wordt genoemd een post-christendom samenleving. Deze zoektocht bepaalt de christelijke gemeente bij fundamentele vragen rond haar identiteit: wie zijn wij en wat is onze roeping? Missionaire presentie blijkt daarmee als een boemerang te werken. Ze keert met indringende vragen terug naar de werper. Uit de groeiende aandacht voor discipelschap blijkt dat kerken open staan voor deze fundamentele vragen.
Waar niets hoeft, gebeurt ook niets
Kerken zullen iets van mensen durven en moeten vragen. Dat is niet zozeer vanuit eigen kerkelijke belangen, maar primair vanuit het belang van de (aspirant-)gelovige zelf. De vraag daarbij is uiteraard wel wat het dan is dat de kerk van mensen mag vragen. Die vraag zou ik als volgt willen beantwoorden: de kerk is geroepen haar leden en ook anderen uit te nodigen over de volle breedte en lengte van hun leven leerling te worden van Jezus Christus. Dat klinkt bepaald niet spectaculair, maar dat is het ergens wel. Het is het meest fundamentele dat de kerk van mensen kan en mag vragen. Hoe zich dat vervolgens concreet organisatorisch uitwerkt, dus in welke zin dit permanente en integrale leerproces vorm en inhoud krijgt, is in zekere zin vers twee. Wat voorop staat is een gezindheid, niet een activiteit. Het gaat primair over het verlangen en de bereidheid van mensen om van Jezus Christus te leren.
Minder kerk, meer Koninkrijk
De kern van de gemeente is Jezus Christus. Om hem heen verzamelen zich de mensen die er voor kiezen zijn leerling te zijn. Dat werpt ook nieuw licht op wat we ‘kernleden’ noemen. Doorgaans denken we dan aan de regelmatige kerkgangers die zich ook door de week actief inzetten. Echter als de kern van de kerk Jezus Christus is, dan is een kernlid primair iemand die zich volledig toewijdt aan Hem en aan het Rijk Gods. Dat kan er toe leiden dat deze persoon zich ook in organisatorische zin toewijdt aan de kerk, maar dat hoeft dus niet. Hier ligt een vrije ruimte die we ook niet moeten willen weghalen. Kerken zullen moeten leren vooral te werken aan de ontwikkeling van ‘kernleden’ in de ‘persoonsgebonden’ zin van het woord. Dat vraagt om een andere kerkelijke cultuur. Als onvermoede bonus bij die omslag is er soms ook zomaar een toenemende binding aan en inzet voor de geloofsgemeenschap…

Sake Stoppels is universitair docent kerkopbouw en diaconiek aan de Vrije Universiteit. Van zijn hand verscheen eerder bij Uitgeverij Boekencentrum de uitgave Voor de verandering. Werken aan vernieuwing in gemeente en parochie. Ook was hij medeauteur van het boek Als een kerk (opnieuw) begint.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken