Menu

None

Onbegonnen werk

Op 7 november vond in de Geertekerk te Utrecht het minisymposium over het kerklied plaats. Aanleiding om dit symposium te organiseren was de jubileumviering van Nico de Waal, directeur van Boekencentrum en toonaangevend uitgever op het gebied van het kerklied. Hij vierde dat hij dit jaar 25 jaar in dienst is bij Boekencentrum. Tijdens dit jubileum hielden André F. Troost, Pieter Endedijk, Roel A. Bosch en Sytze de Vries een lezing. U kunt deze lezingen op Theoblogie nalezen. Hieronder de lezing van Pieter Endedijk, ‘Onbegonnen werk’.

***

Onbegonnen werk
over ambities, visie en verwachtingen van de samenstellers van een nieuw liedboek
Toen in 2007 de kerken besloten tot samenstelling van een nieuw liedboek, met daarbij de wens om deze opdracht in vijf jaar te klaren, wist niemand of  deze opdracht wel mogelijk was. Wie de procedures van samenstelling van liedboeken in het buitenland enigszins kent, zal zeggen: onbegonnen werk. Onbegonnen werk zei men in het buitenland, als ik over ons plan en de daarbij beschikbare tijd vertelde.
‘Onbegonnen werk, daarom zijn we eraan begonnen’ – zo zei de secretaris van de ISK, Klaas Holwerda, tijdens de presentatie van de naam van het nieuwe liedboek, op 31 oktober 2009 in Utrecht. Ik vergeleek het eerder met een ontdekkingsreis: je gaat op weg, maar je hebt bij vertrek geen enkel idee waar je terecht komt. We gingen op de bonnefooi, letterlijk wat het woord zegt: ‘à la bonne foi’, in goed vertrouwen. Dat is beter dan ‘op goed geluk’.
Binnen de redactie en redactionele werkgroepen was vertrouwen, vertrouwen in elkaar, vertrouwen in de opdracht, maar ook moed, misschien wel enige bluf voor nodig om te kunnen zeggen: het lukt, en het lukt in de gestelde tijd. De ambities van de samenstellers – ik spreek hier nu verder vanuit het perspectief van de redactie – kan worden teruggevonden in de nota die de ISK schreef ter voorbereiding op de besluitvorming van de kerken in 2007. En de kerken namen in hun besluitvorming die ambities over.
Ik citeer twee uitspraken van de synode van de Protestantse Kerk in Nederland in hun besluit van april 2007 over het nieuwe liedboek:
Een nieuw liedboek behoort uitdrukking te zijn van de identiteit van de Protestantse Kerk en daarbij rekening te houden met de diverse taalvelden en muziekculturen binnen die kerk.
En:
Een nieuw liedboek is van belang voor de eenheid van de kerk.
De eerste uitspraak is gewaagd: er ís dus blijkbaar een identiteit van de PKN, maar welke is dat? En spoort die met de andere kerken die meedoen, van vrijzinnig tot meer confessioneel? Er moet recht gedaan worden aan de diverse taalvelden en muziekculturen binnen die kerken, maar ook aan diverse geloofstradities. En tegelijkertijd is een nieuw liedboek van belang voor de eenheid van de kerk. Dat zoveel verschillende kerken in dit project participeren is daarvan al een getuigenis: kunnen we, in al onze verschillen, met één liedboek toe. Of is dat onbegonnen werk? Diversiteit en eenheid. Staan deze op gespannen voet met elkaar of kunnen zij samengaan? Hoe ligt het landschap van het kerklied er in 2007 bij?
In de afgelopen veertig jaar is dat landschap behoorlijk op de schop gegaan. Er ontstond ruilverkaveling, landje pik, diepe en brede sloten tussen landerijen, bruggen werden gebouwd, er kwamen verbindingen tot stand. Ik omschrijf het nu in enkele woorden, maar illustreer dat graag aan de hand van enkele liedbundels uit de laatste veertig jaar. Een stukje liturgiegeschiedenis in een notendop,
Ik kies enkele voorbeelden uit de lijst van ca. 200 Nederlandse liedbundels die uit deze periode door de redactie zijn bestudeerd. Het zijn ook bundels die in het veel gebruikt worden en algemeen bekend zijn.
1. Liedboek voor de kerken (1973)
1973 is het jaar van het Liedboek voor de kerken. 1973: het hoogtepunt van de liturgische beweging met zijn herontdekking van de klassieke liturgie van de wereldkerk. In de selectie van liederen enerzijds een herwaardering voor het lied uit de traditie van de kerk en anderzijds een stroom aan toen nieuwe liederen.
2. Zingend Geloven 3 (1988)
De ‘Entdeckerfreude’ en het elan van de jaren zeventig heeft aan het einde van de jaren tachtig plaats gemaakt voor consolidatie.  Liturgische verworvenheden probeert men vast te houden. Tussen 1981 en 2004 verschijnen in de serie Zingend Geloven acht deeltjes, samengesteld door de ISK. De liederen in deze uitgave kunnen gekarakteriseerd worden als een voortzetting van de stijl van het Liedboek voor de kerken.
3. Eva’s Lied (1: 1984; 2: 1988)
Er is spoedig kritiek op het Liedboek. O.a.: veel teksten zijn vrouw-onvriendelijk en het ontbreekt aan liederen voor kinderen. Door die kritiek ontstaat er een tegenbeweging: er komen liedbundels als reactie. Zo verschijnen twee deeltjes met de titel Eva’s lied. Samen bijna 100 liederen, geschreven door vrouwen.
4. Geroepen om te zingen (1990)
Een bundeltje dat samengesteld is met het oog op kinderen en jongeren is Geroepen om te zingen, maar tegelijkertijd is het ook een eerste voorbeeld is van een liedbundel waarbij alleen leidraad is wat mensen graag zingen. Opvallend: naast liederen voor kinderen, vooral veel liederen die ouderen nog van vroeger kennen en graag willen zingen.
5. Evangelische liedbundel (1999)
In 1999 verschijnt de Evangelische Liedbundel. De samenstellers proberen met deze uitgave ‘het goede van het evangelisch liedgoed samen te brengen’. Daarbij heeft het Evangelisch Werkverband samengewerkt met het Confessioneel Gereformeerd Beraad. Die samenwerking heeft zijn weerslag gevonden in de selectie. Naast liederen van zuiver evangelicale snit komen we liederen tegen die vooral in confessionele kringen geliefd zijn. We zien hier de eerste tekenen dat evangelischen en confessionelen nauw samenwerken.
6. Tussentijds (2005)
In 2005 verschijnt Tussentijds. Het wordt veel gebruikt in gemeenten die zich thuis voelen in de oecumenisch-protestantse stroming. De uitgave is ontstaan omdat veel gemeenten naast het Liedboek voor de kerken ook recenter materiaal in de liturgie willen gebruiken. Voor het eerst verschijnt een ruime combinatie van liederen uit de deeltjes Zingend Geloven en liederen van Huub Oosterhuis. Ook hierin een combinatie van twee stromingen.
De laatste veertig jaren kennen zo de volgende fasen:

  1. consolidering en uitbreiding van het liedrepertoire dat typerend is voor het Liedboek voor de kerken;
  2. een reactie hierop met diverse uitgaven van andere stromingen;
  3. uitgaven die meer eclectisch zijn en verschillende stromingen met elkaar proberen te verbinden.

Bij de aanvang van het proces constateerden we een kloof tussen de vertegenwoordigers van de verschillende kerkelijke stromingen en het daarbij behorende liedgoed. Eigenlijk was in 2007 die fase b nog lang niet voorbij. In de opzet van de redactionele arbeid voor het liedboek is bewust niet uitgegaan van die verschillende kerkelijke stromingen door elke stroming de ruimte te geven een bepaald aantal liederen in te brengen.
Door uit te gaan van de deskundigheid van mensen, is op voorhand gehoopt dat in het redactioneel proces het werkelijke debat over elk lied afzonderlijk gevoerd kan worden, door de taal, de muziek en de theologie van het lied aan de orde te stellen. In de discussies ontstond ruimte waarin mensen het lied van de ander leerden waarderen en zo een plaats gunden in het liedboek. Er was erkenning dat ook een andere spiritualiteit dan de eigen alle recht van spreken heeft.
De veel gehanteerde indeling in vier stromingen: oecumenisch-protestant, klassiek-gereformeerd, evangelische beweging en basisbeweging, bleek weinig vruchtbaar voor het gesprek over liederen. Het is niet eenvoudig om te zeggen dat een lied uitsluitend tot één bepaalde stroming behoort, en als dat wel zou lukken, wat zeg je daarmee dan?
Een ander woord bleek in de onderlinge gesprekken veelvuldig vruchtbaar: verbinden. Kan een lied mensen verbinden die behoren tot verschillende kerkgenootschappen, die zich in verschillende stromingen binnen die kerken thuis voelen? Gaandeweg het proces ontstond een nieuw beeld hoe de vier genoemde stromingen zich tot elkaar verhouden en tevens hoe we die ‘gemeenschappelijkheid’ kunnen zien in elkaar overlappende cirkels.
De redactie heeft veel opdrachten gegeven. Niet om meer van hetzelfde te hebben, maar juist om lacunes op te vullen; geen liederen expliciet voor een enkele stroming, maar liederen die mensen met verschillende achtergronden kunnen aanspreken. Stromingen overstijgend.
Als voorbeeld lied 1007 uit het liedboek. Een lied over de werken van barmhartigheid was er nog niet. We gaven aan de jonge dichter Maarten Das een opdracht. Hij kwam met een verrassende, soepele en speelse tekst. Niet een tekst in de gebiedende wijs, maar in een vorm waar de één de ander aanspreekt ‘als jij… dan zal ik…’. Wim Ruessink schreef er een even soepele melodie bij. Als geheel een aanwinst. De apostolische geloofsbelijdenis zegt: ‘Ik geloof de heilige katholieke kerk’. Katholiciteit met betrekking tot het lied wil zeggen: geen van de kerken en geen van de geloofstradities heeft de katholiciteit alleen in pacht. Het gaat uit van een houding waarbij vanuit dat ‘gemeenschappelijk midden’ wordt gedacht als een steen die in een vijver wordt gegooid en steeds ruimere kringen maakt. Het vroeg van de redactie om voorbij de zelfgenoegzaamheid van de eigen traditie en persoonlijke voorkeur een liedboek samen te stellen. Het vroeg van ieder redactielid en het vraagt nu van ieder zanger een houding om open te staan voor wat een ander aanreikt.
Het bleek in de redactie een vruchtbaar proces; er is een rijk liedboek ontstaan, waarin stromingen wellicht wel herkenbaar zijn, maar de grenzen daartussen niet.
Er is materiaal aangeboden om tot een gemeenschappelijk liedgoed te komen, zonder te verwachten dat iedereen of elke gemeente alles gaat zingen. Het was onbegonnen werk. Daarom zijn we eraan begonnen. Het was een onmogelijke opdracht. Maar het boek is klaar. Natuurlijk is er ook kritiek. Dat hadden we verwacht. Maar als ik goed om mij heen kijk, dan zie ik veel gemeenten die enthousiast met het nieuwe liedboek zijn begonnen of spoedig gaan beginnen.
Is het gelukt? Zijn de ambities van 2007 waargemaakt? Die vraag laat ik graag aan de zangers over die het boek gaan gebruiken. De redactie heeft de uitspraak ‘Een nieuw liedboek is van belang voor de eenheid van de kerk’ heel serieus genomen en is ervan overtuigd dat het lied expressie is van die ene heilige, katholieke kerk.
Pieter Endedijk is predikant en kerkmusicus. Hij was van 2007 tot 2013 projectcoördinator, redactiesecretaris en eindredacteur van ‘Liedboek – zingen en bidden in huis en kerk’.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken

Lid worden