Menu

Basis

(On)voltooid?

Ouderen op zoek naar zin

Mijn promotieonderzoek richtte zich op de zoektocht naar zingeving door ouderen. Het fenomeen van ouderen met een ‘voltooid leven’, dat de laatste jaren veel publieke aandacht heeft gekregen in Nederland, laat zien dat het vinden van zin op hogere leeftijd niet vanzelfsprekend is. Want hoe vinden we zin in een leven dat steeds meer getekend wordt door afhankelijkheid, kwetsbaarheid, verlies en gebreken? Waar houden we ons aan vast wanneer de dood steeds dichterbij komt? En hoe vinden we überhaupt betekenis nu de religieuze ‘grote verhalen’, die sinds mensenheugenis de vragen rond leven en dood beantwoordden, veel van hun zeggingskracht verloren hebben?

Nienke Fortuin
The search for meaning in later life: An empirical exploration of religion and death Death Studies. Nijmegen Studies in Thanatology, Bd. 6. LIT Verlag Zürich 2020

Datum: 24 augustus 2020

Universiteit: Radboud Universiteit

Promotores:
Prof.dr. J.B.A.M. Schilderman, hoogleraar Empirische en praktische religiewetenschap, leeropdracht Religie en Zorg, Radboud Universiteit Nijmegen
Prof.dr. H.J.M. Venbrux, hoogleraar Vergelijkende Godsdienstwetenschap, Radboud Universiteit Nijmegen

Manuscriptcommissie:
Prof.dr. C.A.M. Hermans, hoogleraar Empirische en praktische religiewetenschap, Radboud Universiteit, Nijmegen
Prof.dr. Y.M.P. Engels, hoogleraar Zingeving in de Gezondheidszorg aan het Radboudumc, Nijmegen
Dr. M. Scherer-Rath, universitair hoofddocent Empirische en praktische religiewetenschap, Radboud Universiteit, Nijmegen
Prof.dr. J. Dezutter, hoogleraar School Psychology & Development in Context, KU Leuven
Dr. E.J. van Wijngaarden, universitair hoofddocent Zorgethiek, Universiteit voor Humanistiek, Utrecht

Zingevingskaders

Ik heb me gebogen over zes onderzoeksvragen. Ten eerste onderzocht ik uit welke zingevingskaders mensen putten tijdens de laatste levensfase. Op basis van sociaal-historisch onderzoek en theoretische criteria onderscheidde ik drie ‘culturele niches’ die betekenis bieden wanneer de dood nadert. Culturele niches zijn sets van samenhangende cultureel ingebedde betekenissen.

  • De canonieke niche is geworteld in religieuze autoriteit en traditie en biedt handelingsmogelijkheden zoals acceptatie en bewustzijn van de dood, hiernamaalsgeloof en gebed.
  • De utilitaristische niche is geworteld in rationele en utilitaristische afwegingen en biedt handelingsmogelijkheden zoals medische zorg, een rationele houding, vechten tegen de dood, verbergen van de dood en verbergen van gevoelens.
  • De expressieve niche is geworteld in authentieke zelfexpressie en biedt handelingsmogelijkheden zoals acceptatie en bewustzijn van de dood (twee betekenissen die gedeeld worden met de traditionele niche), biografische zelfreflectie, voorbereiding van een persoonlijke nalatenschap, persoonlijke groei en autonomie. Vervolgens analyseerde ik 86 artikelen van de artikelenreeks ‘Het laatste woord’ uit NRC Handelsblad, waarin mensen vertellen over hun naderende levenseinde. Hieruit volgt dat mensen tijdens de laatste levensfase betekenis putten uit meerdere culturele niches. Omdat de drie culturele niches gebaseerd zijn op verschillende betekenismechanismen kan dit leiden tot individuele interpretaties van de dood die onderling tegenstrijdig zijn.

Religie en houvast

Om na te gaan in hoeverre religie houvast biedt wanneer de dood nadert, onderzocht ik ten tweede in hoeverre religie samenhangt met doodsangst. Hiervoor interviewde ik 26 Nederlandse ouderen. Bij de analyse van deze diepte-interviews onderscheidde ik, in volgorde van toenemende breedte van religieus commitment, zeven types geleefde religie: ontbrekende, verloren, liminale, losse, geleerde, bestendige en liquide religie.

Alleen twee deelnemers met een ‘los geloof’ en één met een ‘verloren geloof’ uitten doodangst.

Dit suggereert dat doodsangst niet samenhangt met confessionele grenzen, maar met de stabiliteit en consistentie van iemands levensbeschouwing. Dit sluit aan bij kwantitatief onderzoek dat een kromlijnige relatie laat zien tussen religieus commitment en doodsangst, waarbij sterk gelovige en ongelovige mensen minder doodsangst ervaren dan de meer twijfelende tussengroep (Jong 2020).

Er waren echter ook andere geïnterviewden die twijfelden aan hun geloof of een ‘los’ of ‘verloren’ geloof hadden en geen doodsangst uitten. Hieruit blijkt dat ook andere bronnen dan religie helpen de dood te accepteren. Andere acceptatiebronnen die geïnterviewden noemden zijn de natuurlijkheid en onafwendbaarheid van de dood, hun hoge leeftijd, de (goede) dood die ze hebben meegemaakt van anderen, het mooie leven dat ze ontvangen hebben en hun hoop of verwachting om door te leven in anderen.

Euthanasie en geloof

Ten derde onderzocht ik hoe Nederlandse ouderen tegenover euthanasie staan en of dit samenhangt met hun geloof. Bij een kwalitatieve analyse van 26 diepte-interviews vond ik drie groepen ouderen met een verschillende visie op euthanasie.

De eerste groep wenst het moment van hun dood niet te laten bepalen door euthanasie en heeft een hoog religieus commitment.

De tweede groep wenst medische professionals en/of medische criteria een doorslaggevende rol te geven bij euthanasiebeslissingen. Deze groep is het meest geseculariseerd, wat suggereert dat professionalisering, medicalisering en secularisering samen opgaan.

De derde groep verdedigt het recht van ouderen op zelfbeschikking over het levenseinde door middel van euthanasie. Deze groep is qua kerklidmaatschap en kerkgang vergelijkbaar met de eerste groep, maar heeft een lager religieus commitment (bepaald op basis van religieuze opvattingen, praktijken en ervaringen) en minder hiernamaalsgeloof. De frequente uiting van niet-traditionele religieuze opvattingen in deze groep suggereert dat zowel zelfbeschikking omtrent het levenseinde als geïndividualiseerde opvattingen van religie, uitdrukkingen zijn van het autoriteitsverlies van de religieuze ‘grote verhalen’.

Interpretatie en moment

Ten vierde onderzocht ik de relatie tussen de interpretatie en timing van de dood. Hiervoor ontwikkelde ik twee nieuwe schalen: de ‘interpretation of death’ (IOD) en de ‘attitudes toward medical interventions in the timing of death’ (AMITOD). Via een vragenlijstonderzoek onder 356 Nederlandse ouderen evalueerde ik de betrouwbaarheid en validiteit van deze schalen.

Regressieanalysen toonden dat een religieuze interpretatie van de dood samenhangt met een lagere euthanasiewens en een sterkere wens voor een natuurlijke dood, dat een rationele interpretatie van de dood samenhangt met een sterkere euthanasiewens en dat een persoonlijke interpretatie van de dood samenhangt met een sterkere wens voor een natuurlijke dood.

Ook vond ik een verband tussen hogere kerkgang en een lagere euthanasiewens en tussen hogere kerkgang en kerklidmaatschap en een sterkere wens voor levensverlengende medische handelingen. Daarnaast bleken mannen een sterkere wens te hebben voor levensverlengende handelingen dan vrouwen. Bovendien vond ik dat heroverweging van de eigen levensbeschouwing samenhangt met een sterkere wens voor levensverlengende medische handelingen en dat gezondere ouderen een sterkere wens hebben voor een natuurlijke dood.

Levenszin en verhalen

De vraag naar het juiste moment van sterven hangt samen met de zin van het leven die ouderen ervaren. Omdat we verhalen vertellende schepselen zijn, is deze levenszin verbonden met de verhalen over het ouder worden die we elkaar vertellen. Onze levensverhalen kunnen bovendien nauw verbonden zijn met religieuze verhalen. Daarom onderzocht ik ten vijfde welke verhalen over het ouder worden Nederlandse ouderen vertellen en hoe deze verbonden zijn met religieuze verhalen.

Een analyse van 26 diepte-interviews met Nederlandse ouderen toonde drie hoofdnarratieven van het ouder worden, elk met vier subnarratieven.

  • Het hoofd-narratief van actief ouder worden, dat het belang benadrukt dingen te blijven doen wanneer je ouder wordt, heeft als subnarratieven: positief ouder worden, onafhankelijkheid, generativiteit (het blijven bijdragen aan de maatschappij) en plezier.
  • Het hoofd-narratief van ouder worden als aftakeling, dat benadrukt dat ouderdom gepaard gaat met achteruitgang, heeft als subnarratieven: isolatie, afhankelijkheid, een treurige oude dag en (g)een last zijn voor anderen.
  • Het hoofd-narratief van ouder worden als innerlijke groei, dat benadrukt dat ouder worden gepaard gaat met persoonlijke ontwikkeling: heeft als subnarratieven wederzijdse afhankelijkheid, dankbaarheid, acceptatie en rust.

Daarnaast vond ik drie soorten religieuze narratieven: ervarings-narratieven (die uitdrukken uit hoe mensen God of het bovennatuurlijke in hun leven ervaren), ontologische narratieven (die de aard van God en/of de oorsprong van leven en dood beschrijven) en kritische narratieven (die de confrontatie tussen kritisch denken en religieuze opvattingen of praktijken verwoorden).

Uit een correlatieanalyse tussen de uitingsfrequentie van religieuze narratieven en narratieven van het ouder worden blijkt dat, enkele uitzonderingen daargelaten, het uiten van bevestigende religieuze narratieven over het algemeen positief gecorreleerd is met het uiten van bekrachtigende narratieven van het ouder worden, en vice versa. Dit toont het belang van geestelijke verzorging aan ouderen. Geestelijk verzorgers kunnen ouderen helpen meer bekrachtigende verhalen van het ouder worden te omarmen, die op hun beurt versterkt kunnen worden door bevestigende religieuze narratieven.

‘Foreclosure’ en levensbeschouwing

Als onze maatschappij geen verhalen aanreikt die helpen tot op hoge leeftijd een zinvol levensverhaal te blijven vertellen, kan dit leiden tot ‘narratieve foreclosure’ – de voortijdige overtuiging dat het eigen levensverhaal in feite voltooid is (Freeman 2004). Gezien de verbondenheid tussen onze levensverhalen en de ‘grote verhalen’ die levensbeschouwingen aanreiken, onderzocht ik ten zesde de relatie tussen de mate van narratieve foreclosure die ouderen ervaren en het commitment aan hun levensbeschouwing.

Uit regressieanalysen blijkt dat een hoger commitment van ouderen aan hun levensbeschouwing, en een kleinere heroverweging van hun levensbeschouwing, samenhangen met minder narratieve foreclosure. Dit suggereert dat de ‘grote verhalen’ die geboden worden door levensbeschouwingen, inderdaad helpen een zinvol levensverhaal te kunnen (blijven) vertellen.

Daarnaast vond ik dat een lager vertrouwen in het eigen probleemoplossend vermogen en een lager welzijn van ouderen samenhangen met een hogere mate van narratieve foreclosure.

Ten slotte vond ik een zeer significante relatie tussen leeftijd en narratieve foreclosure ten opzichte van de toekomst, wat laat zien dat ‘oudere ouderen’ (80+) minder mogelijkheden ervaren om hun levensverhaal ten goede te veranderen in de toekomst dan ‘jongere ouderen’ (75-79). Dit toont een behoefte aan culturele narratieven die ouderen helpen gedurende hun hele levensloop een zinvol levensverhaal te blijven vertellen.

Nienke (dr. N.P.M.) Fortuin is docent en onderzoeker aan de Afdeling Empirische en praktische religiewetenschap van de Radboud Universiteit en geestelijk verzorger bij De Waalboog.

Literatuur

Freeman, M. (2004). When the story’s over: Narrative foreclosure and the possibility of self-renewal. In: M. Andrews, S.D. Sclater, C. Squire, & A. Treacher (Eds.), The uses of narrative: Explorations in sociology, psychology, and cultural studies (pp. 81-91). New Brunswick, NJ: Transaction.

Jong, J. (2020). Death anxiety and religious belief: A critical review. In: K.E. Vail & C. Routledge (Eds.), The science of religion, spirituality, and existentialism. London: Academic Press.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken