Oosterkerk
Als dominee en pionier werk ik nu twee jaar in een van de vier grote zeventiende-eeuwse stadskerken van Amsterdam, de Oosterkerk. Een gebouw in de stijl van het Hollands classicisme. De glorie van God en van de VOC, uitgedrukt in steen. Vincent van Gogh en Abraham Kuyper kerkten er ooit. Recent werkten er ambtenaren van de stad. Nu wacht het gebouw op een nieuwe bestemming. En ondertussen blijft het zichzelf: ruim, hoog en licht.
Ik ben een dominee-zonder-gemeente en deel de Oosterkerk met buurtbewoners, medehuurders, muzikanten en toevallig passerende bezoekers. Mijn kinderen vragen ’s morgens of ik weer naar mijn kerkkantoor ga (mama werkt op een gewoon kantoor, zeggen ze). Vijftien jaar lang begon mijn denken over kerk bij de gemeente, in de tijd dat ik gemeentepredikant was op wisselende plekken. Nu begint het bij dit gebouw. Op allerlei plekken in de binnenstad kun je ‘mijn’ kerk zien. In ieder geval het torentje.
Het gebouw is heilig, vind ik. Als je tenminste heilig in de grondbetekenis van ‘apart’ of ‘toegewijd’ neemt. Iedereen die er voor het eerst binnenloopt zegt: wat een bijzondere plek, wat een aparte sfeer. Het enkelglas van de hoge ramen dempt slechts het stadsrumoer. Als er een sirene langskomt, dienen spreker of muzikant even te pauzeren. Het heeft wel wat.
De Britse godsdienstsocioloog Grace Davie heeft veel onderzoek gedaan naar de toenemende populariteit van kerkgebouwen van het kathedrale type. Kathedraal definieert zij vanuit de bezoekers: een plek die zowel pelgrims als toeristen aantrekt, en soms – zegt ze – is het verschil moeilijk te zien. Ze voorspelt een grote toekomst voor dit soort gebouwen. Hoe sneller de ontwikkelingen in de wereld gaan, des te groter de behoefte aan de tijdloosheid van kathedralen.
De Oosterkerk heeft zo’n kathedrale functie. Veel mensen voelen zich er thuis. Wie wil, kan iets voelen van het verleden, van wat de bouwers destijds wilden zeggen en van een religieuze praktijk van driehonderd jaar. Maar deze kerk daagt ook uit om te ‘leven in het nu’. Hoog en licht zijn veelgebruikte metaforen voor God. Je wandelt er in het licht en onder een bijna hemelse koepel. Ik zie hoe het mensen, bewust of onbewust, goeddoet.
Zulke ervaringen maken mensen ‘heiliger’. Niet per se religieuzer of spiritueler. Ook hier weer denk ik aan de grondbetekenis: apart, bijzonder, toegewijd. Ieder mens is uniek, zeggen we. Maar wanneer dringt dat tot je door? Een kerk zoals deze helpt daarbij.
En soms spreekt het gebouw. In ieder geval tot mij. Prudentes et innocentes, staat er aan de binnenkant boven de ingang. Het is Mattheüs 10:16 in het Latijn. Jezus moedigt mensen aan om hem te volgen, ‘met de scherpzinnigheid van een slang en de onschuld van een duif’. Altijd als ik het lees, denk ik: laat ik dat inderdaad maar proberen. Soms bid ik dat het ik ontvangen mag.
Auteur: Tim Vreugdenhil
Boekentip: Vrijspraak voor Losers
In ‘Vrijspraak voor losers’ houdt Nadia Bolz-Weber een vlammend pleidooi voor religieuze vrijheid. In een eerlijke, verhalende stijl vertelt zij over haar werk als pastor. Zij ontdekt dat God zich laat vinden in alle mensen. Keer op keer ontmoet ze God in mensen die het minst geschikt lijken: een agnost, een travestiet of een criminele bisschop. Door deze onheilige heiligen te ontmoeten, leert ze wat genade is. Dit boek laat zien wat er gebeurt als gewone mensen brood en wijn delen, de Bijbel lezen en elkaar hun levensverhalen vertellen.