Over de vervoering in de prediking
Woorden bij de presentatie van “Een goed woord; uit de preken van Gerrit de Kruijf”, op 25 september 2015, uitgesproken door ds. C.M.A. van Ekris. Vandaag werd bekend dat ds. wordt benoemd tot studieleider van Areopagus, onderdeel van de IZB. Hij volgt dr. W. Dekker op, die in juli met emeritaat ging.
Gooi naar de Ziel
Voor ons ligt een bijzonder boek: Fragmenten uit een levenlang preken door een begaafd theoloog, een mens die we missen, een levenlang je verhouden tot de fundamentele thema’s van het christelijke geloof: de zonde, het oordeel, de verzoening, de toekomst. Opvallend hoezeer deze essentiele thema’s dominant in deze preken aanwezig zijn. Er zitten prachtige stukken in over de doop, over Goede Vrijdag, over Job, ik vind het nawoord uitstekend beschreven, het geeft je allemaal zin om te preken.
Op deze bijzondere middag, zou ik graag een moment willen nadenken over de vervoering in de prediking, in het bijzonder geillustreerd aan een bepaalde preek van Gerrit. De vervoering dus. Ik denk: een thema dat past bij Gerrit de Kruijf. De Kruijf sprak ooit over de typische Nederlandse verbinding tussen mystiek en preek, over de verwachting die in de ziel van de Nederlandse kerkganger is ingesleten, dat in de prediking iets te gebeuren staat. ‘De preek’, zei hij toen, ‘is het meest kenmerkende en het meest kwetsbare kernmerk van de protestantse traditie. De preek is zo kwetsbaar omdat hij heel dicht in de buurt komt bij wat hij niet wil zijn: betoog, uitleg, zelfs niet verhaal’. De preek is meer dan betoog, uitleg en verhaal, en een kerkganger is terecht teleurgesteld als het bij betoog, verhaal of uitleg blijft. De preek is, en dan komt die prachtige typering, een ‘gooi naar de ziel’.
Protestantse theologie, dat leer ik opnieuw door dit boek, is niet zomaar Theologie van het Woord, dat is te statisch, te stationair, ze is met name Theologie van het Spreken, van het woord dat in de versnelling komt. En ze is niet slechts Theologie van het Spreken, maar evenzeer Theologie van het Horen, van de bevinding dat dat spreken aan mij gericht is. Prediking is in onze protestantse traditie geen secundaire kwestie, ze is een bestaansvraag. En de vervoering, speelt daarin een grote rol. Dat zou ik graag wat verkennen: Wat gebeurt er eigenlijk in die vervoering?
de Oefenmeester
Voordat ik naar een preek ga: In mijn herinnering is het bijzondere van Gerrit de Kruijf, dat iets van die vervoering ook kon gebeuren in de collegezaal. Zelfs in de troosteloze atmosfeer van de Uithof, zelfs op vrijdagmorgen om 9.00 uur. Dat is mijn eerste herinnering: Begin jaren ’90, Professor de Kruijf gaf een semester lang gastcollege in Utrecht: Ethiek op vrijdagmorgen. Donderdagavond is dispuutsavond en stapavond, colleges op vrijdagmorgen waren niet populair. Ik herinner me dat ik toch ging: midden in de nacht, voor mijn gevoel, al was het tegen 9.00 uur. Wat ik daar zag, dat had ik nog nooit meegemaakt: dat je zo college kon geven en dat je zo theologie kon beoefenen. Met zoveel temperament, zo dialogisch, zo contemporain, dat je je studenten zo serieus nam dat je toewijding en humor, ernst en waarachtigheid, op vrijdagmorgen vrijelijk aan ze schonk. Om een voetbalterm te gebruiken: Gerrit is voor mij vanaf het begin een soort ‘oefenmeester’ geweest. Hij beheerste het spel. Hij kon een theologische complexiteit in twee zinnen neerzetten, waardoor je als student een idee kreeg dat het eigenlijke eenvoudig is. Maar: ‘Je begrijpt dat pas, als je het snapt’. Mooie titel voor een theologieprofessor: de Oefenmeester, en deze preken als oefeningen. Gerrit de Kruijf kon je als geen ander mee-trekken in dat fascinerende gebeuren van het Woord, het spreken, en een theologische faculteiten heeft altijd ook mensen nodig als Gerrit.
Twee Visioenen: Jacobikerk 19 december 2010
Een voorbeeld van een preek, en ik let met name op hoe nu de vervoering min of meer werkt, in ieder geval bij mij. Het is een preek gehouden op zondag 19 december 2010, in de Jacobikerk, Gerrit gaat voor, ’s morgens om 10 uur. Tijdens het luisteren besef ik opeens: Het is een week nadat de Amsterdamse zedenzaak op tafel is gekomen, rond Robert M.. De zondagavond daarvoor was dat publiek gemaakt, door burgemeester Van der Laan; ik herinner het me nog, die persconferentie, die macabere atmosfeer: 30 tot 50 zeer jonge kinderen ernstig seksueel misbruikt. In de liturgie, de zondag erop, kun je het horen: in de gebeden bijvoorbeeld, over ‘God die licht is en de dingen aan het licht brengt en wij die ons schamen over wat wij dan zien’, in de gebodslezing hoor ik het, in de liederen: Psalm 42, LdK 118. Daarom kom ik naar de kerk, omdat de liturgie een ademruimte is, me helpt om dat tot God te uiten wat ons verstomt. Het is onderdeel van de vervoering: taal en liederen die voertuig worden van wat in mij is. Ik merk dat het gebeurt, ook als ik het weer luister, ik merk dat wat mij bezig houdt begint te bewegen, te stromen, door de woorden en de liederen die klinken.
Dan komt de preek, het is een preek over Jesaja 11, het visioen van het vrederijk, en Openbaring 1, het
visioen waarin Christus gezien wordt en waarin Hij spreekt. Gelijk zet de prediker, Gerrit, de kernvraag neer, in de eerste zin: (citaat) ‘Gemeente, wij hebben twee visioenen meegezien, ja het zijn stukjes tekst geworden, hele bekende stukjes tekst, maar visioenen meezien, gaat dat zomaar, zomaar ineens meegenomen worden door een visioen?’ (einde citaat) Dat is de kernvraag van de prediking en ook van de vervoering: de Godservaring die ‘een stukje tekst’ is geworden, en die tekst lezen wij opnieuw, en wij hopen en bidden dat het ooit geziene weer ‘los komt van die tekst’ en opnieuw gezien en beleefd wordt. Maar ja: gebeurt dat ook, kan dat ook?
In de preek wordt kort uitgelegd wat de inhoud en de context is van beide visioenen. Prachtige, ambachtelijkheid: Moeilijke teksten in een paar compacte zinnen neer kunnen zetten. Geen omslachtigheid, geen historische excursen, to the point, waar het om gaat, de hoorder niet vermoeiend. Wat me opvalt is de originele taal. (citaat) ‘Jesaja begint te dromen van een rechtvaardige koning, dat is iemand met kennis, eerbied en een wijs oordeel, iemand die niet afgaat op geruchten, die van wachten weet en van onderzoek, en Jesaja ziet hoe onder zo’n bewind het geweld als het ware gaat weg-ebben’. (einde citaat) In nieuwe frisse taal wordt de portee van het visioen neergezet: door dit soort unieke personen kan ‘geweld weg-ebben’. Clichees slaan heel vaak de vervoering dood. Originele taal is in staat om nieuwe dimensies in mij te ontsluiten.
Tegelijkertijd wordt in de preek erkend dat wij er vandaag helemaal geen raad mee weten, met visioenen als deze. Er wordt letterlijk gezegd: (citaat) ‘Dat visioen (over de adder en de baby, het wolf en het lam) dat ziet Jesaja, midden in een situatie van enorme dreiging. Het slaat eigenlijk nergens op. Als je even reëel bent, dan snap je: ja, goed, toch ziet hij dat.’ (einde citaat). In de preek wordt zowel het visioen vastgehouden als dat wij daar geen raad mee weten. Allebei.
De volgende paragraaf gaat over cynisme. Dat wordt geloofwaardig beschreven en als legitiem gezien: (citaat) ‘In de ellende kan het twee kanten op. Aan de ene kant het cynisme, en dat is volkomen begrijpelijk, niemand zal er een kwaad woord van zeggen, hoe zou je niet cynisch worden van bepaalde dingen’ (einde citaat). En dan een kleine tussenzin, ‘cynisme is voor de hand liggend’. Prachtig, bijna pesterig zinnetje: Het is legitiem ons cynisme, geen kwaad woord, maar: ook heel ‘voor de hand liggend’. Er zit, met andere woorden, weinig gedurfds in ons cynisme. Als het nu gaat om de vervoering, valt mij op dat ik allereerst in mijn cynisme erkend wordt. De cynicus in ons wordt niet weggezet, als een hindernis voor het visioen, als een vervelende gast die de kerk uit moet wil het visioen weer gebeuren, maar wordt volledig erkend. Ik ontspan dan ook onder deze prediking: ik kom erin voor en vertrouw deze prediker in zijn typeringen van mij, en tegelijkertijd, bijna ongemerkt, wordt ik wat losgeweekt van dat cynisme.
Het nuchtere zet zich door in de preek. ‘Wij hebben vaker nachtmerries dan visioenen’, zegt de prediker, en ‘de tijd is er vaak niet naar’, naar visioenen, en ‘wijzelf ook niet’. Geen geidealiseer dus, ook geen dwang. Maar, klinkt dan, ‘soms heb je wat aan het visioen van een ander’. Kijk maar naar de droom van Martin Luther King die zoveel mensen heeft bemoedigd. En, nog een stap erbij: (citaat) ‘de Bijbel is eigenlijk één groot visioen, één grote droom tegen de realiteit in die cynisme wekt, de openbaring van de onzichtbare God die zijn mensen niet in de steek laat’. Op de geluidsopname is de stem van Gerrit te horen met lange uithalen en met een soort klem: dit is de tegenstem, en de hele Bijbel zo’n tegenstem. En dan gaat de prediker expliciet spreken over de vervoering: ‘Dat doet God nog steeds: mensen met het Evangelie in vervoering brengen’, en: Ik hoop dat je dat kent, dat het geloof niet alleen een standpunt is, of een overtuiging, ook niet alleen een kerkgang, of een goede gewoonte, maar dat er in wat wij zeggen iets schuilgaat, dat er iets in dat gewone schuilgaat, iets van opwinding, vervoering, dat er ergens iets is dat je gaande maakt’.
Ik ben in mijn cynisme gekend, en nu wordt er gesproken over het visioen maar op zo’n manier dat ik ga heroverwegen of er iets daarvan niet ook in mij huist, ‘iets van opwinding’. De prediker nodigt me uit iets te zien, iets dat er al is, en ik merk dat ik dat ga overwegen..
De preek gaat dan over de zondag, de dag waarop Johannes zijn visioen zag, Gerrit noemt de zondag ‘een dag waarop je de kans loopt in vervoering te raken’, ‘geef dus de zondag een kans’, zegt hij in die typerende manier van overtuigen, die hij had. En dan gebeurt een prachtig incident in de preek, en daar wil ik mee eindigen.
Het wordt stil, de predíker zet duidelijk in voor zijn laatste gedeelte, maar je hoort ook iets van verzuchting in de prediker, ik geef het letterlijk weer:
‘En nu, neem ik u mee, ja ik, en: werkt het wel, wie anders dan de Geest kan ons meenemen, maar ik probeer u mee te nemen naar het hoogste punt in het visioen van Johannes.’
‘En nu neem ik u mee’, dat is dus ook preken: mensen meenemen. Ophalen waar ze zijn, erkennen in wie ze zijn, en ook: losweken van wie ze dachten te zijn, verleiden tot een gewaagder houding dan het cynische, tastend naar het visioen. ‘En nu neem ik je mee’. Vervoering is hier de transformatie van het cynische en geslotene, naar het receptieve en naar de verwachting, dat wordt in mij omgevormd merk ik, en ik laat me een beetje meenemen.
Retorisch gezien is het een knappe preek. De kernvraag van de preek was: kunnen wij een visioen meezien? Een visioen is gedefinieerd als het meenemen van mensen naar een hoge berg met een weids uitzicht. Dat deed Martin Luther King, zijn hoorders meenemen naar een weids uitzicht. En nu zegt de prediker, min of meer: Nu kom ik jou ophalen en je meenemen naar een hoog punt en een weids uitzicht. De delen van de preek vallen nu samen in een climax, en die climax gaat over de stralende Morgenster. Dat is een term voor Jezus die gebruikt wordt in Openbaring 1. En die Morgenster is de bode van de nieuwe dag: als alle andere sterren verbleken, tegen de ochtend, blijft deze ster als enige helder stralen. In de woestijn waar het het donkerst is, zie je die het beste, maar je moet er wel vroeg voor opstaan om hem te zien. (citaat) ‘En toen dacht ik, dat is eigenlijk, geloof ik, wat wij doen in de kerk. Ik kan u niet meenemen naar dat visioen, naar dat hoge punt, maar wat we doen als we naar de kerk gaan dat is eigenlijk: vroeg opstaan, gewoon je best doen om die planeet Venus te zien. We staan vroeg op, en we gaan hier met z’n allen naar de hemel kijken, ja, Ik zie ‘em. (einde citaat).
De bundel die nu zometeen aan Jany wordt aangeboden, maar die tegelijkertijd aangeboden wordt aan de kerk en aan predikanten, deze mooie bundel staat vol van dit soort vondsten, dit soort speelse, ernstige, belijdende miniaturen, die een flarde zijn van een dynamisch preekgebeuren, flarden waarin een theoloog al zijn kunde aangewend heeft om levenslang een goed woord te zeggen over Jezus Christus. En daar zijn we dankbaar voor.
Amsterdam 25 september 2015
Kees van Ekris