Menu

Premium

Pasen als Pinksterfeest

Alternatief bij 2e zondag van Pasen (Exodus 15,1-11, 1 Petrus 1,3-9 en Johannes 20,19-31)

Bijbelwetenschappen

Als we het tijdpad van Johannes de Evangelist volgen, is het vandaag Tomas-zondag. De eerste helft van de evangelielezing speelt op de avond van de Paaszondag, de tweede helft een week later. Toch is het belangrijk om het als één geheel te lezen. En misschien ook om te bedenken dat elke volgende zondag een herkansing is voor elke volgende Tomas. Maar wat gebeurde er eigenlijk?

Beide verschijningen van de Opgestane vormen samen één verhaal. Daarin zegt Jezus driemaal: ‘Vrede voor jullie’ (20,19.21.26). De vredegroet in elke kerkdienst is als het ware een voortzetting van deze Christusverschijning waarin de hemel (de ultieme werkelijkheid van God) de aarde met vrede tegemoet treedt. Maar opvallend is ook dat de littekens, de stigmata van de Heer, een belangrijk structuurelement in het hele verhaal vormen. Het is niet Tomas die erover begint: het is Jezus, de Opgestane, die ze nadrukkelijk toont als Hij zijn eerste vredewens heeft uitgesproken. Vervolgens noemt Tomas ze als voorwaarde om te kunnen geloven, en ten slotte nodigt Jezus een week later Tomas uit om ze eigenhandig te verifiëren.

Caravaggio verbeeldt dat laatste heel plastisch: Tomas pulkt met een vinger achter de huid van een openstaande snijwond onder Jezus’ borst. Volgens mij suggereert de evangelietekst eerder dat Tomas afziet van zo’n controle omdat de uitnodiging op zich de ban van het ongeloof al gebroken heeft.

De Gekruisigde komt met ‘Vrede’

De combinatie van vredegroet en het tonen van wonden kan op twee manieren worden geduid die elkaar niet uitsluiten, maar wel elk apart aandacht verdienen. Ten eerste: de wonden of stigmata maken deel uit van het opstandingslichaam, dus van de verheerlijkte of verlichte staat van Jezus Christus aan gene zijde van de doodsgrens. Ze zijn niet uitgewist, ze zijn geen schade die verholpen is, ze horen blijkbaar tot het wezen van de Opgestane. Er is sprake van een getekende (gestigmatiseerde) heerlijkheid en dat doet er niet aan af, maar voegt er iets aan toe. De Opgestane wil weten en laten weten dat Hij de gekruisigde is, maar Hij komt geen verhaal halen ‒ Hij komt met vrede.

Dat is het tweede: de Opgestane verschijnt niet om zijn leerlingen verwijten te maken, Hij wrijft ze niet in dat ze Hem in de steek gelaten of verloochend hebben. Hij zet ze niet klem in wat er gebeurd is, maar schept een ruimte van vergeving waarin ze kunnen ademen. Die vergeving zet Hij ook direct om in een beweging: de gave van de Geest, de Pinkstergave die hier op de avond van de opstandingsdag gerealiseerd wordt, is bestemd voor het doorgeven van de vergeving (20,22).

Feest van de opluchting

Dan is het wel belangrijk dat we de woorden van Jezus in vers 23 opvatten als een opdracht met een waarschuwing: ‘Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.’ Dat betekent dus niet dat de leerlingen voortaan zelf mogen weten wie ze absolutie verlenen en wie niet. Jezus treedt hun, hoezeer ze ook door de mand zijn gevallen in de afgelopen drie dagen, met vergeving en vrede tegemoet. Die beweging moet doorgaan, zich verspreiden als een olievlek. De woorden ‘vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven’ betekenen dus: als jullie de beweging van vrijspraak en vrede laten stoppen, laten jullie willens en wetens andere mensen met de last van hun schuld rondlopen, terwijl je ze had kunnen vrijspreken.

Op die manier is Pasen het nieuwe Pesach: bevrijdingsfeest. Het is het feest van de grote opluchting – zie de Exoduslezing. Alleen de vijand die je achtervolgt is niet het Egyptische leger, maar de doem van schuld en zelfverwijt waarin je opgesloten kunt zitten. Maar de vrijspraak van de Opgestane is dus niet een feit, maar een beweging: wie het ontvangt steekt het niet in zijn of haar zak, maar geeft het door. Pasen activeert mensen tot het laten stromen van de Christusbeweging. ‘Geloven’ is aangesloten zijn, inbegrepen zijn in die beweging van verbondenheid die ons vanuit de hemel wil omvangen.

Het geschenk van Christus’ bevrijdingsbeweging

Tomas is de leerling die daar aanvankelijk buiten staat. Zoals de leerlingen eerst allemaal opgesloten zaten achter de deuren van hun angst en beklemming, zo blijft Tomas nog een week langer geïsoleerd van de grote verbondenheid. De beweging slaat nog niet op hem over – daar is een volgende verschijning van Christus voor nodig, maar dan stroomt het ook direct helemaal. De verbondenheid die Tomas ervaart, reikt tot in de hemel: ‘Mijn Kyrios, mijn God.’

Jezus spreekt degenen zalig die niet gezien hebben en toch geloven. Datzelfde wordt ook in de lezing uit 1 Petrus (1,8) verwoord. Maar het heeft geen zin om tegen mensen te zeggen: Je moet gewoon geloven ook al zie je het niet. Want je gelooft, je ervaart die bevrijdende verbondenheid, of niet. Dat is niet een keuze of een wilsbesluit. Je kunt misschien kiezen om je er al of niet voor af te sluiten, maar geloven, die mysterieuze ‘handshake met de hemel’ waardoor je aangesloten bent in de grote beweging van Christus, is een geschenk.

Volgens 1 Petrus maakt dat geschenk dat je gedragen wordt door een hemelse realiteit, ook als alles om je heen die realiteit lijkt te weerspreken. Van 1 Petrus wordt vaak gezegd dat het waarschijnlijk een dooppreek is: er is weer iemand aangesloten geraakt in de bevrijdingsbeweging, de vredesbeweging van Christus. Er is weer een Tomas bij wie het op de zoveelste zondag opeens ‘klik’ zei.

Deze exegese is opgesteld door Piet van Veldhuizen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken