Menu

Premium

Preekschets 1 Petrus 2:4-5

1 Petrus 2:4-5

Quasimodo geniti

Voeg u bij hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd maar door God werd uitgekozen om zijn kostbaarheid, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel. Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God, dankzij Jezus Christus, welgevallig zijn.

Schriftlezing: 1 Petrus 2:1-10

Het eigene van de zondag

De naam van deze zondag, Quasimodo geniti (als pasgeboren kinderen), is ontleend aan 1 Petrus 2:2. Traditiegetrouw legden de dopelingen van de paasnacht vandaag, een week na Pasen, hun witte doopkleding af. Zij voegden zich vanaf dat moment als gewone gemeenteleden bij de gemeente. De paasvreugde wordt op deze tweede zondag van Pasen onverminderd gevierd en zal ook de komende zondagen de toon zetten. De dopelingen en overigens ook de gemeenteleden die langer geleden gedoopt zijn, worden uitgedaagd zich als levende stenen te laten inzetten voor Christus en zijn gemeente.

Uitleg

Petrus neemt onder de leerlingen van Jezus een prominente plaats in. In talloze evangelieverhalen heeft hij een centrale rol. Te denken valt aan zijn belijdenis dat Jezus de messias is, de Zoon van de levende God (Matt. 16:16), zijn rol bij de overlevering van Jezus (Joh. 18:25 en verder, zie ook wat ik daar eerder over schreef in Postille 56) en zijn rehabilitatie in Johannes 21. Het is daarom opvallend dat de persoon van de apostel Petrus in de brieven die aan hem worden toegeschreven er bekaaid van af komt. Uit de eerste Petrusbrief wordt niet duidelijk dat Petrus met Jezus rondgetrokken heeft. Het auteurschap van Petrus wordt algemeen betwijfeld (Michaels, xxxi). In deze bijdrage zal voor de leesbaarheid en het gemak Petrus als auteur worden aangemerkt.

De Petrusbrieven staan qua waardering in de schaduw van de brieven die aan de apostel Paulus worden toegeschreven. De reformator Maarten Luther waardeerde de eerste Petrusbrief zeer vanwege de centrale plaats van de woorden van Christus boven diens werken. Het hart van het evangelie klopt in de leer van Christus.

De brief wordt gekwalificeerd als een eerste herderlijk rondschrijven vanuit Rome ten behoeve van de gemeenten in de diaspora (De Vries, 12). De eerste brief van Petrus was bekend bij kerkvaders als Irenaeus en Origines, op grond waarvan af te leiden valt dat deze een verspreiding kende in het oosten. Het is maar de vraag of de eerste Petrusbrief een echte brief is geweest. Alternatieven zijn dat het bijbelboek een doopliturgie is, een preek ter gelegenheid van de doop of een commentaar bij oudtestamentische teksten.

Petrus gebruikt in vers 1 van de perikoop het woord ‘ontdoen van’ (NBV) of ‘afleggen’ (Luthervertaling); dat verwijst naar het beeld van kleding afleggen. De opsomming van de lijst van kwaliteiten die afgelegd moeten worden, is retorisch van aard. We zouden verwachten dat er dan een alternatieve reeks vanuit christelijke hoek zou komen; niets in minder waar. De link is auditief van aard: adolos is puur, dolos is bedrog. Het contrast met vers 2 en het beeld van melk dat een pasgeboren kind drinkt, is aanzienlijk. Pure melk drinken is de Heer zelf proeven. De psalmist schrijft in Psalm 34 ook over het proeven van de Heer zelf. Met dit vrouwelijke, moederlijke beeld wordt een zekere intimiteit en relatie opgeroepen. Resultaat van deze relatie is groei die tot redding leidt. Petrus gebruikt melk als zelfstandig symbool, vergelijkbaar met water in het evangelie naar Johannes.

Het begrip groei uit 1 Petrus 2:1-3 werkt Petrus in vers 4vv. uit met de metafoor van het bouwen. Is groei vooral persoonlijk op te vatten, bouwen geldt voor het collectief van gelovigen. Petrus accentueert de kerk als gemeenschap van gelovigen. Het bekende nieuwtestamentische beeld van de kerk als lichaam van Christus zullen we tevergeefs bij Petrus zoeken.

Petrus geeft een heel eigen invulling aan het begrip ‘steen’. Hij doelt hier niet op rots, daarmee impliciet naar hemzelf verwijzend en naar Matteüs 16:18 waarin Jezus van Petrus zegt dat Hij op deze rots de kerk zal bouwen. Petrus heeft het over de steen die geselecteerd is voor de bouw, zoals deze steen in Jesaja 28:16 en Psalm 118:22 ook genoemd wordt. De levende steen is afwisselend gebruikt voor het Woord van God en Jezus Christus. Beide begrippen lijken uitwisselbaar en soms zelfs samen te vallen. Ook hier wordt, net als in vers 1-2, een klankbegrip ingevoerd: christos (Christus) klinkt bijna hetzelfde als chrèstos (hoeksteen). De steen staat als dood ding tegenover de levende God. In dit verband spreken over levende stenen is een mooi voorbeeld van een paradox. De hoorders respectievelijk de lezers van de brief worden aangewezen als levende stenen, door Christus gekozen en kostbaar voor God. Zij zijn dus geen bouwers! De levende stenen worden tot oikos pneumatikos, in de Luthervertaling ‘geestelijk huis’, in de nbv ‘geestelijke tempel’. Dit geestelijke huis staat voor de gemeenschap waarin de Geest van God woont. Petrus identificeert dit huis als een christenhuis, een gemeenschap die uniek toebehoort aan God en Jezus Christus.

In dit geestelijk huis worden offers gebracht. De offers kunnen ethisch geïnterpreteerd worden, gelet op het geheel van de brief. De houding van christenen ten opzichte van de naaste is voortdurend in het geding en van belang. Offer staat onder meer voor gebed en dankzegging. In de context van de eerste Petrusbrief is offer zowel alles wat kan dienen in de eredienst aan God, alsook het patroon van sociaal gedrag. Als het begrip ‘offer’ dermate breed geïnterpreteerd wordt, is de vertaling van oikos pneumatikos met geestelijke tempel, zoals de nbv dit doet, beperkend van aard.

Aanwijzingen voor de prediking

Wie over deze tekst preekt in de paastijd, zal zich samen met de hoorders van nu kunnen scharen in de groep leerlingen die verdergaat als navolgers van Christus na de opstanding. Door welke vreugde wordt het leven dan gekenmerkt? Is er sprake van paasvreugde? Wat is dat dan precies? Op welke wijze kunnen we als mensen van de opstanding ons leven vorm geven? Krijgt het paasleven vaste vorm of blijft het een permanent onderweg zijn en kan het daarmee ook vaag blijven? De vervreemding van Tomas of de vreugde van de Emmaüsgangers zou een bestendige plaats kunnen krijgen; dat zou juist de kunst zijn.

Petrus schetst hoe een dergelijk leven van mensen van de opstanding eruit zou moeten zien. Bepaalde categorieën zonden, zoals kwaad doen en elkaar bedriegen, behoren niet meer voor te komen. Deze komen het leven van de gemeente van Christus en de onderlinge verhoudingen in de gemeente niet ten goede. Groei in geloof kan alleen op basis van goede voeding, door Petrus gelijkgesteld aan het Woord van God. Voor de hedendaagse spirituele zoeker kan zo’n aanduiding te kort door de bocht zijn, maar de prediker kan uiteraard wel verwijzen naar de bron waaruit de gelovige kan putten.

De tekst daagt de hoorders uit om zich te laten inzetten als levende stenen om het geestelijke huis te bouwen. Daarmee creëer je als prediker een mogelijkheid om in de preek van het individuele niveau naar het collectieve niveau te komen. Het gaat er niet om een losse levende steen te zijn, maar om een geheel in Christus gefundeerd huis te vormen, waarin lofprijzing, het doen van barmhartigheid en onderlinge liefde een plaats hebben. Petrus benoemt de bouwer niet expliciet, maar we mogen veronderstellen dat God de bouwer is. Daarmee schenkt Petrus ons enige relativering als het gaat om de menselijke maat bij de opbouw van de gemeente.

Deze perikoop biedt nauwelijks ruimte aan de solo-religieus die ook solist wil blijven. Petrus dringt aan op opbouw van de gemeente van Christus in de gezamenlijkheid: met één steen bouw je geen huis. Petrus wijst expliciet op de vertrouwelijkheid van het gevoed worden. Zonder voeding, zonder bron en oorsprong is het lastig levende steen te zijn. De kracht van deze perikoop kan in de combinatie van opbouw en zelf gevoed worden liggen. Het is een kunst om deze bipolariteit te vertalen naar de context waarin de gemeente zich bevindt.

Liturgische aanwijzingen

Wie aansluit bij de traditie van het kerkelijk jaar kan kiezen voor Johannes 20:19-31 of Lucas 24:14-35 als evangelielezing. De verschijningen aan de leerlingen en in het bijzonder aan Tomas zetten de paasvreugde voort, maar laten tegelijkertijd de vervreemding zien. De verschijning vraagt geloof van degenen die zien. Het verhaal van de Emmaüsgangers gaat over de aanwezige gastheer die iedereen blijdschap schenkt waarmee de volgelingen op weg gaan. Passende liederen zijn: Psalm 118, Gezang 320 (LvdK), ZG IV/22 en Tt 41. Paasliederen van partnerkerken overzee zijn te vinden in HAV 43 en 51.

Geraadpleegde literatuur

J. Ramsey Michaels, 1 Peter(wbc), Waco 1988; N. Brox, Der eerste Petrusbrief(EKK), Zürich 1989(3); E. de Vries, 1 en 2 Petrus, Judas, (T&T), 9-118, Kampen 1998; P.H.R. van Houwelingen, 1 Petrus. Rondzendbrief uit Babylon(cnt), Kampen 2005(3).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken