Menu

Premium

Preekschets 2 Samuël 6:20-21 – Tweede Advent

2 Samuël 6:20-21

Tweede adventszondag

Michal kwam hem tegemoet en zei: ‘De koning van Israël heeft zich vandaag wel bijzonder waardig gedragen! Als de eerste de beste dwaas heeft hij zich voor de ogen van zijn slavinnen en onderdanen ontbloot!’ David antwoordde: ‘Dat deed ik voor de Heer, die mij heeft aangesteld als vorst over het volk van de Heer, over Israël…’

Schriftlezing: 2 Samuël 6:12-23

Het eigene van de zondag

We kunnen bij hoog en bij laag beweren dat deze zondag de tweede adventszondag is, maar wanneer we de kinderen in de kerk zouden vragen wat er bijzonder is aan deze dag, zullen ze eenstemmig antwoorden: het is Sinterklaas! (tenzij ze volstrekt niet van deze wereld zijn, natuurlijk). Daar kunnen we maar beter rekening mee houden. Vandaag gaat het dan ook over de feestelijke kant van de nieuwe mens. In mijn gemeente zullen veel vaste kerkgangers absent zijn wegens familiebezoek; maar er zullen ook wel wat bezoekende familieleden mee naar de kerk zijn. Een eenmalige gemeente ontmoet de oude David in afwachting van de nieuwe.

Uitleg

Er komen veel personages voor in dit verhaal, maar het is duidelijk dat er drie hoofdpersonen zijn: God, Michal en David. Omdat we vooral in David geïnteresseerd zijn deze zondag bespreek ik hen ook in deze volgorde.

God vervult in de Davidverhalen in de boeken Samuël een merkwaardige rol. Over het algemeen toont Hij zich als een nogal partijdige krijgsgod die de veldtochten van David regisseert, maar hier toont Hij zich anders. David komt op het idee de ark op te halen – we weten niet waarom – en pakt de zaak voortvarend aan. Zodra echter een man de ark voor kantelen wil behoeden, wat onzes inziens een nobele daad is, slaat God de man neer. We tasten in het duister wanneer we naar de reden vragen (ondanks alle commentaren die uit hun duim zuigen dat God verbolgen is over de cultisch onreine handeling), maar voor David is het genoeg om van de onderneming af te zien. Kennelijk wil hij zijn handen er niet aan branden en hij laat de vervaarlijke ark in het huis van Obed Edom. Of die blij is om met dit gevaarlijke object te zitten weten we niet, maar de Heer zegent wel zijn huis. De grimmige God blijkt gul. En dan begint het gelezen gedeelte als David hoort van die zegen en nu toch de ark weer naar zijn woonplaats wil halen. We moeten gewaarschuwd zijn: David liet de ark achter uit vrees voor vloek, maar komt weer in actie wanneer hij hoort van Gods zegen. We mogen Davids interesse enigermate wantrouwen!

Van enige activiteit van God is in het verhaal verder geen sprake meer. We stellen vast: God heeft hier (!) twee gezichten en David gaat voor de zegenende God.

Het tweede personage in het verhaal is Michal. Zij is het die de dansende koning opwacht om hem te beschimpen, nadat ze hem door het venster heeft zien dansen. Het beeld uit de kinderbijbel is dat van een vorstin die in de erker van haar paleis naar het straatgewoel beneden kijkt, maar helaas kennen we de architectuur van Davids paleis daar niet goed genoeg voor. Het is wel goed om ons de relatie tussen David en Michal even te binnen te brengen. Nadat de oudste dochter van Saul aan David voorbij gegaan is, is het Michal die in liefde voor David ontbrandt, terwijl haar vader Saul denkt van die liefde listig gebruik te kunnen maken om David om te leggen. Dat plan mislukt echter en David koopt Michal voor tweehonderd Filistijnse voorhuiden – wat een merkwaardige machoprijs is voor een bruid (1 Sam. 18). Dat Michals liefde echt is, moge blijken uit het gegeven dat zij David redt uit handen van haar vader (1 Sam. 19), zoals ook haar broer Jonatan zal doen. In de strijd tussen Saul en David verwijderen ze zich kennelijk van elkaar en wordt Michal aan een andere man gegeven (1 Sam. 25:44) die, als David zijn eerlijk gekochte bruid later van de zoon van Saul terug wil hebben, van de scheiding van Michal danig verdriet blijkt te hebben (2 Sam. 3:14vv.). Blijkens het lijstje neemt ze bij haar hereniging met David een plek in in een harem waar al zes andere vrouwen, respectievelijk moeders van Davids kinderen, een plaats hebben. Die harem groeit nog. Staan Abigail en Batsebah voor Davids rede en zede, Michal staat voor zijn troebele relatie met zijn voorganger Saul. ‘Wie is de echte gezalfde des Heren?’ is theologisch in deze relatie aan de orde, maar psychologisch lijkt evenzeer van belang dat Michal er het toonbeeld van is dat David zijn rechten opeist. Tot slot moge nog bedacht worden dat Michal kinderloos blijft (kennelijk ook al in haar eerste verbintenis met David en in haar tussenhuwelijk met Palti), waarbij het vermoeden oprijst dat zoiets zowel het gevolg kan zijn van een straf van God voor haar uitdagende woorden, alsook van een ernstige verkoeling in de betrekking tussen haar en David als gevolg van het vandaag overdachte optreden. Maar daar geeft de tekst geen uitsluitsel over – het kan ook een ‘zinloos feit’ zijn, zoals wijlen Gerard Reve zo’n werkelijkheidsreferent eens aanduidde. Hoe dan ook: Michal is niet zomaar een deftige koningin in een erker, die zich druk maakt over de hofetiquette (seks bedrijven in het bijzijn van slaven of slavinnen werd niet overal raar gevonden, dus zich ontbloten al helemaal niet!), maar sluit hier een deel van Davids geschiedenis met Saul af.

David is de derde handelende persoon. Uiteindelijk danst hij voor de ark, zoals eerder ook Saul naakt en in profetenvervoering gedanst heeft (‘Is ook Saul onder de profeten?’ 1 Sam. 19:24). Zoals eerder gezegd: over Davids motieven om de ark naar zijn stad te halen mogen we onze twijfels hebben. Duidelijk wordt uit deze afdeling van de verhalen dat David zich aan het inrichten is: zijn huis wordt gebouwd, zijn harem gevuld, de stad versterkt en naast het consolideren van zijn positie als krijgsheer lijkt hij met de ark ook het symbool van Gods aanwezigheid in zijn huis te halen. Behalve het dansen voor de ark zijn ook de andere handelingen van David eerder priesterlijk in het offeren en zegenen dan dat hij de logistiek voor zijn rekening neemt.

In zijn reactie op Michals verwijten wordt nog eens te meer het contrast met Saul helder, doordat David nadrukkelijk wijst op het gegeven dat God hem verkozen heeft boven Saul als leider van Israël. En aangezien Saul dood is, lijkt het erop dat hij daarmee nodeloos zout in de wonden wrijft, tenzij wij als latere lezers goed moeten weten dat ook dit verhaal thuishoort in de reeks waarin het contrast tussen de ene en de andere koning centraal staat.

Ten slotte mag nog gewezen worden op het gegeven dat David niet alleen uit enthousiasme voor de ark uit heeft gedanst, maar dat hij heel goed blijkt te weten van het effect van wat hij doet en deed. Graag zal hij zich nog verder klein maken, al blijken de kleinsten (slavinnen) hier meer inzicht te hebben dan de groten (de koningin uit het huis van Saul).

Aanwijzingen voor de prediking

Voor de tweede keer gaat het over de vraag: ‘Wie zeggen de mensen dat ik ben, wie zeggen jullie dat ik ben?’ en weer gaat het om de gestalte van de Messias, de gezalfde, als de verwachte nieuwe mens. Maar – zoals in de inleiding gezegd – voor menigeen zal het ook de eerste keer zijn en dat vraagt erom beknopt en helder te zijn. Beknopt om trouwe kerkgangers niet te vervelen met alles wat ze vorige week ook al hoorden, helder om nieuwelingen niet het idee te geven dat zij worden buitengesloten omdat ze er vorige week niet waren.

Je kunt inzetten bij het gegeven dat mensen in het openbaar een functie vervullen. Niet zelden stelt men zich in kringen voor met naam, relatie en beroep (‘Ik heet Karel, ben getrouwd met Annie, heb twee kinderen en ik ben bakker’). Dat openbaar functioneren is uiterst relevant: Sinterklaas (het is 5 december!) is als heilige irrelevant, maar in zijn functie van goedheiligman uiterst relevant. Een mens is niet zijn baan, is niet wat hij doet, maar je kunt het beslist niet over het hoofd zien. De vraag zal vervolgens zijn: hoe vind je de juiste balans tussen wie je bent en wat je doet? Daar komt de uitleg van het verhaal van David om de hoek kijken, die vandaag een balans laat zien tussen de koning, de partner en vooral de heilige dwaas.

Misschien mogen we in de prediking ook van het ene evangelie naar het andere oversteken en in antwoord op de vraag: wie zeggen de mensen dat ik ben?, behalve naar de profetische gestalten ook wijzen naar Jezus op de bruiloft van Kana waar Hij een zinloze overmaat aan wijn produceert: de spanning tussen de heiland en de slijter. Maar juist tussen zulke krachtige tegenpolen ontstaat de spanning die een snaar tot wonderschone klanken kan brengen.

De ellendige tegenspraak van openbaar en privé toont zich als een weldadige spanning tussen daad en dans en blijkt zo een bron van vrijheid.

Liturgische aanwijzingen

Met de kinderen praten we deze sinterklaasmorgen over de vraag wat een feest tot een feest maakt. Dat weten ze heel precies! Naast de gebruikelijke adventsliederen laat ik Gezang 430 (Lvdk) zingen (‘Ik heb U lief, o mijn beminde’): een te extatisch lied dat Davids vreugde daardoor prachtig uitdrukt.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken