Menu

Premium

Preekschets Ester 8:17 – 4e zondag van advent

In alle provincies en in alle steden heerste onder de Joden vreugde en blijdschap zodra het bevel en de wet van de koning er bekend werden; er werden maaltijden aangericht en er werd feest gevierd. En uit alle volken van het land sloten zich velen bij de Joden aan, want angst voor de Joden had zich van hen meester gemaakt.

Ester 8:17

Schriftlezingen: Ester 8 en Jesaja 2:1-5

Zie ook

Het eigene van de zondag

Op de vierde en laatste adventszondag culmineert het verlangen naar de Messias en zijn rijk in de bede: ‘Scheurde u maar de hemel open om af te dalen!’ (Jes.63:20). Die bede wordt alleen maar krachtiger wanneer we in Ester 8 geconfronteerd worden met een onveranderde wereld waarin vrede met geweld tot stand wordt gebracht.

Uitleg

Loader stelt in zijn commentaar op Ester: “De meest onwerkelijke trek in het boek is echter de voorstelling van een Perzische koning die vergunning geeft tot een burgeroorlog in zijn rijk (8:8; 9:1vv). Het gaat daarbij niet enkel om de uitmoording van een bepaalde groep, maar over de vrijheid tot toepassing van oorlogsgeweld tussen twee partijen – een moeilijkheid die Aalders tracht te overwinnen door de poging de geloofwaardigheid van het ‘edict tegen de Joden’ te vindiceren met een verwijzing naar de gruwelen van onder andere nazi-Duitsland’.

Loader heeft gelijk dat de holocaust in het Duitse rijk van de twintigste eeuw nog niet bewijst dat er al in het Perzische rijk van de vijfde eeuw voor Christus een bevel tot vernietiging van het Joodse volk is uitgevaardigd. Maar daarmee is Aalders’ verwijzing naar de holocaust niet van tafel. Want het feit dat die heeft plaatsgevonden, betekent nog niet dat die dus in de rede lag. De typering ‘onwerkelijk’ blijft staan als het ondenkbare werkelijkheid geworden is. Na Auschwitz lijken stellige beweringen over de redelijkheid van de machtigen, ook die van 2500 jaar geleden, me misplaatst.

Nu sloeg Aalders’ verwijzing naar de holocaust op het bevelschrift van Ester 3 vers 13 en niet op het bevelschrift van Ester 8 vers 11, ‘waarin stond dat de koning de Joden in alle steden het recht gaf om zich aaneen te sluiten en hun leven te verdedigen; iedere groep gewapenden van welk volk of uit welke provincie ook die hen en hun vrouwen en kinderen zou willen aanvallen, mochten ze tot de laatste man doden, en hun bezittingen mochten ze buitmaken’. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

Eigenlijk is die wet van Mordechai niet meer dan een poging de beeldvorming te beïnvloeden. Hij laat de vraag rondzingen in het rijk of mensen die de Joden graag ombrengen zich wel realiseren dat ze het risico lopen dat ze zelf om het leven komen. Mordechais nieuwe wet wekt de indruk dat dat risico heel reëel is als de Joden immers de mogelijkheid krijgen een leger te vormen. Maar zouden de Joden echt een vuist kunnen maken tegen de mensen uit al die andere volken in het Perzische rijk die de Joden haatten? Misschien als dat Joodse leger van wapens voorzien werd. Maar dat staat niet in die nieuwe wet. Toch wekt die wet wel de indruk dat de Joden zich kúnnen verdedigen, als ze zich mógen verdedigen.

Mordechai bedrijft hier een vorm van politiek die nog niet uitgestorven is. Toen Rusland Afghanistan binnenviel zorgden de Amerikanen er achter de schermen voor dat de Afghanen zich tegen de Russen konden verdedigen. Maar met die wapens werden de Amerikanen zelf weer bestookt, toen zij op hun beurt probeerden in dat land orde op zaken te stellen. De wereld is dan ook nogal huiverig voor het bewapenen van rebellen, of het nu het vrije Syrische leger is dat vecht tegen Assad of het vrije Koerdische leger is dat vecht tegen IS. Want voor je het weet volgt de ene onafhankelijkheidsoorlog de andere op. Mordechai speelt dus met vuur door in het hele rijk rond te laten bazuinen dat het oorlog wordt wanneer de slachting onder de Joden begint.

Aanwijzingen voor de preek

  • Het messiaanse vrederijk waarin geen volk nog het zwaard zal trekken tegen een ander volk en geen mens meer weet wat oorlog is, verdwijnt hier achter de horizon. Zwaarden die worden omgesmeed tot ploegijzers en speren tot snoeimessen (Jesaja 2,4)? Mordechai wil iedereen juist laten geloven dat de Joden hun zwaarden al gewet en hun messen al geslepen hebben. Maar misschien doe ik Mordechai meer recht als ik zeg dat zolang de eerste dingen nog niet voorbijgegaan en de laatste dingen nog niet gekomen zijn, de zwaarden en de messen nog steeds een noodzakelijk kwaad zijn. Maar hoe noodzakelijk het ook is dat die nieuwe JSF er komt en dat ook de Nederlandse bijdrage aan de NAVO fors omhooggaat, het blijft een noodzakelijk kwáád. Als dat besef ontbreekt, wordt het leger een broedplaats van het kwaad. De excessen die zich voorgedaan hebben op kazernes in Schaarsbergen en Assen laten dat op beschamende wijze zien. Mensen die getraind worden in het uitoefenen van geweld blijken er behagen in te scheppen hun medemensen te vernederen en te kleineren. Verkrachters vind je niet alleen bij IS en Boko Haram, maar ook bij onze eigen luchtmobiele brigade. Niet alleen de oorlog, ook de voorbereiding daarop haalt blijkbaar het slechtste in mensen naar boven.

    Ik kan me dan ook best voorstellen dat bijvoorbeeld de doopsgezinden en de quakers vinden dat een christen niet in het leger mag dienen, al ben ik het daar niet mee eens. Ik geloof juist dat het leger soldaten nodig heeft die verlangen naar het koninkrijk van Jezus Christus, waarin geen mens meer weet wat oorlog is. Maar met dat ik dit zeg, besef ik dat ik zelden bid voor onze jongens en meiden. Dan heb ik in elk geval iets om me van te bekeren. Maar misschien gaat het de prediker die met deze schets zijn preek voorbereidt net zo.

  • Mordechais tactiek slaagt. Want wat lezen we in het laatste vers van Ester 8? “In alle provincies en in alle steden heerste er onder de Joden vreugde en blijdschap zodra het bevel en de wet van de koning er bekend werden; er werden maaltijden aangericht en er werd feestgevierd. En uit alle volken van het land sloten zich velen bij de Joden aan, want angst voor de Joden had zich van hen meester gemaakt”. Toch lees ik die woorden met gemengde gevoelens. Ik zou niet graag willen dat er later in de geschiedenisboeken geschreven werd: “Veel mensen sloten zich bij de kerk aan, want angst voor de christenen had zich van hen meester gemaakt”. Die kans lijkt me voor het Nederland van de eenentwintigste eeuw ook klein. Het zal eerder zo zijn dat de christelijke minderheid met een militante opstelling afstoot in plaats van aantrekt.

  • Paulus schrijft in zijn brief aan de Filippenzen: “Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen. De Heer is nabij”. Zou het verband tussen die eerste en die tweede zin misschien kunnen zijn dat jij Gods koninkrijk op aarde mag brengen in het geloof dat de Heer zelf dat elk moment kan komen doen?

  • Met onze gedrevenheid om mensen te overtuigen van de vrijheid die een leven naar Gods geboden je geeft, kunnen we mensen afstoten in plaats van ze aan te trekken. Voor we het weten doen we mee aan dezelfde machtsspelletjes die overal in deze wereld al gespeeld worden. Maar als Petrus zijn meester met het zwaar wil verdedigen, zegt Jezus tegen hem: “Steek je zwaard terug op zijn plaats. Want wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen. Weet je niet dat ik mijn Vader maar te hulp hoef te roepen en dat hij mij dan onmiddellijk meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking zou stellen? Maar hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, waar staat dat het zo moet gebeuren?” (Mt.26,52-54) God vestigt zijn rijk niet met de menselijke middelen van krachtdadig en gewelddadig optreden, maar door zijn dienaar: Jezus, die hulpeloos in een kribbe lag en weerloos aan een kruis hing.

Aanwijzingen voor de liturgie

LB 437 of ‘O Heiland open wijd de poort’ (Gereformeerd Kerkboek 2017 188); LvK 45; Ps.99:1-4; ELB 218; LB 461 of 461 (evt. op de melodie van LvK 435: ‘O verbreker aller banden’)

Geraadpleegde literatuur

  • G.Ch. Aalders, Oud-Testamentische Kanoniek, Kampen 1952

  • G. Gerlemann, Esther (BKAT), Neukirchen-Vluyn 1973

  • J.A. Loader, Esther (POT), Nijkerk 1991

  • N. Poulsen, Esther (BOT), Roermond 1971

  • E. de Bruijn, Eerst de waarheid, dan de vrede. Jacob Revius, Zoetermeer 2012

  • G. W. Lathrop, Holy Things. A Liturgical Theology, Minneapolis 1998

  • R. Bos, Identificatie-mogelijkheden in preken uit het Oude Testament, Kampen 1992

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken